hoofdstuk 3 begrippen Flashcards
engram
gelokaliseerd geheugenspoor
fysiologische hypothese van geheugen
wat waargenomen wordt, laat een fysiologisch spoor na dat zich eerst consolideert maar vervalt door metabolische processen in onze hersenen
theoretisch principe van Mass Action
cortex werkt als een geheel
theoretisch principe van Equipotentiality
bij hersenschede in bepaalde gebieden nemen andere gebieden hun functie over
homunculus
afbeelding van gevoeligheden op verschillende plaatsen van het lichaam op verschillende stukjes van de somatosensorische cortex
hebbian learning
als twee neuronen herhaaldelijk tegelijkertijd actief zijn, wordt de synaptische verbinding tussen hun sterken, wat leidt tot effectievere communicatie tussen deze neuronen
= “cells that fire together, wire together”
cell assembly
groep neuronen die vaak samen actief zijn
reverberating cell-assemblies
Netwerken van neuronen die al samen actief geweest zijn.Het
vuren van neuronen in een “cell-assembly” kan blijven doorgaan na het verdwijnen van de ontlokkende gebeurtenis.
schema
een samenvattende geheugenrepresentatie van alles wat bij een bepaalde scene of gebeurtenis hoort
iconisch geheugen
voor visuele modaliteit
echoisch geheugen
voor auditieve modaliteit
Het modaal model van geheugen
gepostuleerd door Atkinson en Shiffrin in 1968
- geheugen kan worden verdeeld in 3 stadia; sensoriele register, kortetermijngeheugen (KTG), langetermijngeheugen (LTG)
Sensorieel register
Capaciteit = alles in het perceptueel veld
Duur = Heel kort
Aard = veridicaal
Veridicaal
het is een getrouwe weergave van de zintuiglijke prikkels die op dat moment worden waargenomen
maintenance rehearsal
Informatie blijven herhalen - informatie actief houden
elaborate rehearsal
informatie blijven herhalen totdat het naar het LTG wordt overgezet
coding
nieuwe informatie in verband brengen met reeds gekende zaken
primair geheugen
inhoud van het bewustzijn, informatie inactieve, bruikbare toestand (te vergelijken met KTG).
secundair geheugen
informatie in niet-actieve toestand, sluimerend aanwezig maa rtijdelijk niet geactiveerd voor cognitief gebruik (te vergelijken met LTG).
verval vs. interferentie
verval:
* in LTG
* traag
* niet herhaald, gebruikt
* vergeten materiaal is niet weg
interferentie:
* in KTG
* snel
* tussenkomst ander materiaal
* vergeten materiaal is weg
capaciteit van geheugen
het maximale aantal items of hoeveelheid informatie dat een bepaald geheugensysteem kan vasthouden of opslaan
Seriële-positie effect
Items die vooraan of achteraan in een lijst staan worden beter onthouden dan de items in het midden van ene lijst.
Primacy-effect
de eerste items uit een lijst worden goed onthouden
= KTG is nog niet overbelast en kan de juiste controleprocessen invoeren om de items naar het LTG over te brengen.
Recency-effect
de laatste items uit een lijst worden goed onthouden
= de items zij nog aanwezig in het KTG op het moment dat ze opgeroepen moeten worden
Retrograde amnesie
alles weg van voor het ongeval
anterograde amnesie
niks meer kunnen onthouden na het ongeval
Vorm 1: KTG verstoord
Vorm 2: verstoring van informatieoverdracth van KTG naar LTG
retentie-interval
=interval tussen het encoderen en oproepen
werkgeheugen
bevat meerdere componenten:
1. Central executive
2. Phonological loop
3. Visuo-spatial sketchpad
4. Episodic buffer
WG vs. KTG
KTG: Opslagstation voor informatie op weg naar het LTG.
WG: Actief houden van informatie die nodig is bij de uitvoering van allerlei cognitieve taken
Central executive
- Verantwoordelijk voor de werking van de “slave systems”. Het bepaalt aan welke informatie aandacht moet worden besteed.
- Verdeelt en wijst taken toe aan de andere subsystemen.
phonological loop
Kan verder worden verdeeld in “Articulatory control system” (=inner voice) en “phonological store” (=inner ear).
Episodic buffer
- Een soort “back-up store” dat verschillende soorten informatie bijhoudt en combineert.
- Geconnecteerd aan Central executive.
levels of processing theory
- Basisassumptie 1: Geheugen is een nevenproduct van informatiewerking (waarnemen en begrijpen)
- Basisassumptie 2: Iets onthouden hangt af van de diepte van encodering. (deep and shallow processing)
deep processing
semantische verwerking
shallow processing
niet-semantische verwerking
spacing effect
Spreiding van leerbeurten in tijd
massed practice
reeks van woorden een keer grondig vanbuiten leren zodat je die allemaal kan reproduceren
distributed practice
reeks van woorden vanbuiten leren met inspanningen verspreidt over meerdere dagen
elaboratie
Mate van uitwerking, relateren van nieuwe items aan reeds opgeslagen kennis in
geheugen
distinctiviteit
Mate waarin gecodeerde informatie te onthouden item specifieert
Methode van loci
In leerfase aan te leren items associëren met bepaalde plaatsen in bekende omgeving, bij oproepen die plaatsen mentaal doorlopen
episodisch geheugen
Opslag van informatie over specifieke gebeurtenissen, spatiaal en temporeel
semantisch geheugen
algemene kennis, niet onthouden waar en wanneer opgedaan
Netwerkmodellen
Kennis semantisch geheugen gestockeerd in vorm van concepten en relaties tussen die concepten
Kenmerkmodellen
Kennis semantisch geheugen in vorm van concepten die opgelijst zijn, zonder enige vorm van verdere structuur
Teachable Language Comprehender (TLC)
= netwerkmodel
* Kennis opgeslagen in hiërarchisch netwerk met meest algemene kennis bovenaan en specifieke kennis beneden
* Eigenschappen van concepten op hoogst mogelijke niveau in de hiërarchie gestockeerd; cognitieve zuinigheid
Categoriegrootte-effect
grotere categorieën vergen langere zoektijden
Spreading Activation Model (SAM)
= netwerkmodel
* Netwerk van concepten maar geen hiërarchie
* Verschillende semantische afstanden a.d.h.v. associaties van verschillende lengtes
Feature-set theory
= kenmerkmodel
* Kennis gerepresenteerd als verzameling kenmerken
* definierende kenmerken en karakteristieke kenmerken
Definiërende kenmerken
hieraan moet essentieel voldaan zijn om in een bepaalde categorie te horen
Karakteristieke kenmerken
Komen meestal voor in bepaalde categorie maar niet essentieel
Propositioneel netwerkmodel
In dit model wordt informatie opgeslagen in de vorm van proposities, wat eenvoudige eenheden van kennis zijn die bestaan uit een onderwerp, predicaat en object.
False memories
We menen ons iets te herinneren dat niet heeft plaatsgevonden
Weapon focus
vernauwing van aandacht door stress
Flashbulb memories
- Heel gedetailleerde herinneringen van emotioneel geladen momenten
- Filtsherinneringen
- Het ganse gebeuren wordt onder een ‘spotlight’ gebracht
- Geheugenspoor veel dieper doordrongen
Imagination inflation
inflatie van foutieve herinneringen door inbeelding
congruïteitseffect
je kan ja-zinnen beter onthouden dan nee-zinnen (je kan meer elementen relateren aan kennis reeds in geheugen)
distinctiviteitshypothese
Stelt dat het onthouden van informatie wordt bevorderd wanneer deze informatie uniek, verschillend of onderscheidend is in vergelijking met andere informatie in het geheugen
generatie-effect
Verwijst naar het fenomeen waarbij mensen informatie beter onthouden wanneer ze zelf actief betrokken zijn bij het genereren van die informatie in plaats van deze passief te ontvangen