Hoofdstuk 2 Bewustzijnsfilosofie Flashcards

1
Q

renaissance

A

De herontdekking van ideeën uit de klassieke oudheid leidde in het Europa van na de middeleeuwen tot een opleving van oude filosofische debatten over de herkomst en aard van de geestelijke vermogens van de mens. Oude geschriften werden opnieuw bestudeerd, wat ertoe leidde dat posities als
empirisme, rationalisme en nativisme in nieuwe gedaanten de kop op staken. Periode van Descartes, John Locke en Gottfried Wilhelm Leibniz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

René Descartes (1586 - 1650)

A
  • werd een invloedrijk voorstander van een mechanistische verklaring voor de traditionele functies van de Aristotelische psyche of ziel.
  • beschreef de menselijke geest en lichaam als twee op elkaar inwerkende maar onderscheiden entiteiten, die elk hun eigen analyse en verklaring vereisen. Zijn speculaties wakkerden het debat over de waarde van empirisme, nativisme en rationalisme opnieuw aan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Galileo Galilei (1564-1642)

A
  • ontdekking onbekende manen rond Jupiter
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Twee belangrijke inzichten die Descartes kreeg voor de basis van analytische meetkunde:

A
  1. Elk punt in de ruimte kan worden gedefinieerd door 3 numerieke afstanden tot willekeurig gekozen lijnen of vlakken
  2. De baan die een bewegend punt volgt kan worden gedefinieerd als een reeks van deze getallen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke methode paste Descartes toe op een hele reeks aan intellectuele vragen:

A

Hij meende dat de ontdekking van een verzameling van duidelijke en onbetwistbare entiteiten
als vertrekpunt kon dienen voor een ‘meetkundige’ manier van deductief redeneren op allerlei
niet-wiskundige kennisgebieden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

enkelvoudige naturen / simple natures

Descartes

A

de meest elementaire en fundamentele eigenschappen van fysieke fenomenen.
Hiervan kon het bestaan niet geanalyseerd of betwijfeld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 2 fysische eigenschappen zijn enkelvoudige naturen:

A

ruimte en beweging. Alle fysieke verschijnselen waren te verklaren in termen van deze 2 eigenschappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

primaire kwaliteiten & secundaire kwaliteiten

Galileo

A

primaire kwaliteiten van vorm: hoeveelheid en beweging, waarmee ook onze zintuigen
beschreven kunnen worden.

secundaire kwaliteiten die voortkomen uit de interactie van de primaire kwaliteiten van objecten en de primaire kwaliteiten van onze zintuigen.

Deze theorieën van Descartes en Galileo vormen een combinatie van de oude atoomtheorie van
deeltjes in beweging en het platonische onderscheid tussen verschijningsvorm en ideale vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Descartes’ fysica

A

het hele universum volledig gevuld met drie soorten deeltjes, overeenkomend met de klassieke elementen vuur, lucht en aarde. Zijn ideeën over licht en zicht sloten hierbij aan. Descartes meende dat zich
tussen twee willekeurige punten een volmaakt rechte baan van luchtdeeltjes bevindt, die de basis vormen voor lichtstralen. Als iemand naar een object kijkt, bevindt deze baan van luchtdeeltjes zich tussen het object en het oog. Vibraties van de deeltjes in het object worden langs deze baan naar het oog overgebracht, dat daarop mechanisch reageert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Mechanistische fysiologie

A

Descartes: de werking van het lichaam vindt volledig mechanisch plaats (niets meer dan beweging van een klok of andere automatische dingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Animale geesten

Descartes

A

Holten in de hersenen gevuld met een heldere vloeistof.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe dacht Descartes dat het lichaam werkte:

A

Hij dacht,
onterecht, dat de lange zenuwbanen hol waren en voorzien van uiterst dunne vezels. Descartes zag het lichaam als een mechanische constructie waarin zintuiglijke prikkels in de vorm van
vibraties inwerken op de zintuigen, die via vezels worden doorgegeven naar de hersenen, van
waaruit de animale geesten door de zenuwbanen naar spieren en klieren vloeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

een persoonlijke ervaring beschreven die Descartes inspireerde om met een mechanistische opvatting van het menselijk gedrag te komen. Welk ervaring bedoelen we hier?

A

Een belangrijk moment voor Descartes was zijn bezoek aan de buurt Saint-Germain in Parijs, waar hij kennismaakte met een ingenieus poppenspel dat werd bediend door een hydraulisch mechaniek dat in werking gesteld werd wanneer de bezoeker op drukplaten in de vloer stapte. De mechanische manier waarop de poppen in beweging kwamen inspireerde Descartes om op een vergelijkbare manier over menselijk gedrag na te denken, en een mechanische verklaring voor menselijk gedrag te formuleren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke voorlopers van Descartes mechanistische theorie worden genoemd in het boek? Op welke manier breidde Descartes hun werk uit, en hoe is daarin zijn ervaring met het automatische poppenspel te herkennen?

A

Galileo Galilei beschreef al het skelet met al zijn botten en gewrichten als een automatisch systeem van hefbomen, en William Harvey beschreef de bloedsomloop met het hart als een mechanische pomp. Descartes voerde dit idee van het lichaam als een machine veel verder door. Hij stelde mechanistische beschrijvingen op van de spijsvertering, de bloedsomloop, de ademhaling, de groei en beweging van het lichaam, het slaap- en waakritme, maar ook van psychologische functies als waarneming, verbeelding, geheugen en emoties. In wezen beschreef hij vrijwel de hele mens als een mechanisch systeem, als een automaton.

Naar analogie van het poppenspel dat hij in Saint-Germain, Parijs, had gezien, was een groot deel van zijn theorie hydraulisch van aard. Bij bestudering van kadavers had hij het hersenvocht ontdekt, en hij veronderstelde dat trillingen in de zintuigen stromingen veroorzaakten in dit vocht, die door het hele zenuwstelsel golfden en op hun beurt weer spier- en orgaanweefsel in beweging zetten om gedrag te veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Descartes’ opvattingen komen overeen met het

neurofysiologische principe van de ▌reflex:

A

waarbij een externe ▌stimulus automatisch een
▌respons geeft. Een reflex waarbij de respons onwillekeurig optreedt wordt tegenwoordig een
ongeconditioneerde reflex genoemd. Descartes beschreef daarnaast een ander soort reflex,
waarbij de stimulus een aangeleerde respons oproept. Lang na hem legde Pavlov met zijn onderzoek naar geconditioneerde reflexen de basis voor een belangrijk hoofdstuk in de geschiedenis van de psychologie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe worden lichamelijke reacties bepaald volgens Descartes:

A

dat gedrag ook kan worden beïnvloed door emotionele factoren, die hij zag als het resultaat van lokale beroeringen in de poel van animale geesten een combinatie van externe prikkels en interne emotionele reacties van de animale geesten. Descartes volgde een vergelijkbare redenering bij het
verklaren van het verschil tussen waken en slapen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

op welke punten de theorie van Descartes een mechanistisch alternatief biedt voor de theorie van Aristoteles, en op welke punten Descartes de theorie van Aristoteles betrekkelijk ongemoeid laat.

A

Descartes gaf met zijn theorie en mechanistische verklaring voor al het simpele gedrag dat te maken het met lijfsbehoud en beweging, maar ook met waarneming, geheugen en verbeelding. Daarmee bood hij dus een mechanistisch alternatief voor zowel de vegetatieve ziel als de sensitieve ziel uit de filosofie van Aristoteles.

De hoogste, rationele, ziel uit diens filosofie sloot hij echter uit van mechanistische verklaring. Psychische functies als rationaliteit, bewustzijn en vrije wil moesten fundamenteel anders begrepen worden, volgens Descartes. Deze rationele ziel was substantieel en kwalitatief anders dan de lichamelijke machine, en kon niet mechanistisch verklaard worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Discourse on Method

werk van Descartes

A

beschreef
hij hoe zijn systematische twijfel alles onzeker maakte. Maar uiteindelijk besefte hij dat het, met zijn gedachte dat niets is zoals het is, in elk geval waar was dat hij die zo dacht iets was. Hij kon de subjectieve werkelijkheid van zijn eigen twijfelende geest niet betwijfelen. Het twijfelen zelf leverde Descartes het bewijs voor de zekerheid waarnaar hij verlangde. Hij vatte dit samen in zijn beroemde uitspraak Cogito ergo sum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

aangeboren ideeën
innate ideas
Descartes

A

Descartes concludeerde dat deze denkende, rationele ziel of geest geen ruimte of materie nodig heeft. Hij bedacht verder dat de ziel zich nooit direct of met volledige bewustheid vertoont. Deze gedachten brachten hem op het bestaan van andere ideeën, die geen afspiegeling
zijn van een zintuiglijke ervaring, zoals volmaaktheid, eenheid en oneindigheid. Descartes
stelde dat deze ideeën moeten voortkomen uit de denkende ziel zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

interactief dualisme

visie descartes

A

onderscheid lichaam en geest = dualist

verschijnselen die voortkomen uit interactie tussen lichaam en geest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q
Functie pijnappelklier (epifyse) 
Descartes
A

hier worden de zintuiglijke gewaarwordingen samengebracht en vertoond aan de ziel. Deze is niet symmetrisch verdeeld. De ziel
kan daarop haar vrije wil uitoefenen en de epifyse met behulp van de animale geesten laten
zorgen voor aansturing van het gedrag. De strategische locatie van de epifyse was tevens ideaal om beroeringen in de animale geesten te bespeuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

De passies

Descartes

A

de bewuste bewuste ervaring van de commoties van animale geesten, de bewustheid van gevoelens als liefde of angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Nalatenschap van Descartes

A
  • na 1640 vooral conflicten met religieuze autoriteiten
  • liet veel werk achter als ongepubliceerde manuscripten
  • bijdragen aan wiskunde, filosofie en de
    natuurwetenschappen, leverde hij inspiratie voor de psychologie. Zijn mechanistische ideeën
    over het lichaam zijn achterhaald, maar in veel opzichten bleek zijn benadering juist
  • Zijn filosofie van de geest, met allerlei aspecten van nativisme, rationalisme en interactief dualisme,
    inspireerde zijn opvolgers om op allerlei creatieve manieren te reageren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

John Locke (1632-1704)

A
  • An Essay Concerning Human Understanding, boek, trok aandacht van Leibniz, maar wilde niet reageren. Schreef zijn kritiek in New Essays on Human Understanding.
  • Locke nam veel van Descartes’ ideeën over fysica en fysiologie over en gebruikte ze als basis
    voor zijn empirische kennistheorie. Descartes’ concept van een actieve en bewuste geest met
    aangeboren ideeën nam hij niet over. Leibniz deed juist wel. Hij stond voor een filosofie die de nativistische en rationele opvattingen van Descartes onderstreepte
  • Oxford University, kwam hier in contact met Isaac Newton
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Robert Boyle (1627-1691)

A
  • Scheikundige, John Lock volgde hem,
  • Wet van Boyle: volume van lucht veranderd met druk
  • Royal Society of London opgericht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Sir Anthony Ashley Cooper (1621-1683)

A
  • hard op weg om invloedrijkste politicus in het koninkrijk te worden
  • Locke was zijn lijfarts
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Visie van Locke op de geest:

A
  • zag de observatie- en experimentele methoden van natuurwetenschappers als Boyle en
    Newton als modellen voor de manier waarop de menselijke geest het beste functioneert
  • Aristoteles’ beeld van een tabula rasa (onbeschreven blad) als uitgangspunt, stelde Locke dat dit onbeschreven blad gevuld word door ervaring
  • de geest in essentie als een vruchtbare bodem voor
    informatie van buitenaf. Hij verwierp Descartes’ notie van aangeboren ideeën, met het argument dat zaken als oneindigheid en volmaaktheid niet opkomen in een onervaren geest, maar abstracties zijn die worden aangeleerd door geesten die al veel ervaring hebben
28
Q

Volgens Locke waren er twee soorten ervaringen:

A
  • sensaties van objecten van buitenaf
  • reflecties op de werking van de eigen geest.
    Deze ervaringen brengen ideeën voort die terug
    te halen zijn in de vorm van herinneringen
29
Q

simpele ideeën
complexe ideeën
John Locke

A

simpele ideeën: de eerste gewaarwordingen en reflectie van een onervaren kind
complexe ideeën: herhaalde ervaring combineren van
simpele ideeën

30
Q

William Molyneux (1656-1696)

A
  • vriend van John Locke
  • illustratie van man blind geboren die had geleerd om een bal en kubus te onderscheiden door aanraking. molyneux vroeg zich af als hij kon zien dat hij dit kon onderscheiden zonder het aan te raken. Lock en hij zeiden nee want nieuwe visuele ervaringen kunnen niet onderdeel zijn van complexe ideeën van een kubus en een bol totdat je verbonden bent met andere ideeën van aanraking.
31
Q

3 verschillende soorten kennis

John Locke

A

intuïtieve kennis. Deze dringt zich als het ware direct aan ons op en is onweerlegbaar. Dit is kennis waarover we het onmiddellijk eens zijn met elkaar, zoals het verschil tussen wit en zwart. Er zijn maar weinig ideeën waar dit voor geldt.

demonstratieve kennis. Deze is minder direct gegeven, maar door demonstratie wel even overtuigend. Het gaat dan bijvoorbeeld om een logisch redenering die niet meteen helder is, maar waarvan je na uitleg kunt snappen dat hij klopt.

Verreweg de meeste kennis is echter te classificeren als zintuiglijke kennis. Deze kennis is gebaseerd op onze ervaring en allerminst onweerlegbaar. Over de waarheid van deze kennis kan altijd gediscussieerd worden omdat ze betwijfelbaar is. Het gaat namelijk altijd om relatief willekeurige associaties van ervaringen van een individu.

Soms zijn deze associaties van ideeën natuurlijk van aard, omdat het om associaties gaat die ook in de natuur altijd terugkeren, maar veel vaker gaat het om toevallige associaties die afhankelijk zijn van de toevallige manier waarop het individu zaken is tegengekomen in de context van zijn of haar leven.

We zouden dus de natuurlijke en de toevallige associaties van elkaar moeten kunnen scheiden, om als individu tot goede kennis te komen, maar dat is nagenoeg onmogelijk omdat beide soorten associaties voor het individu even overtuigend zijn, terwijl alleen de natuurlijke associaties valide kennis over de wereld bevatten

32
Q

associatie van ideeën

John Locke

A

de koppeling of combinatie van ideeën aan te duiden, die van natuurlijke maar ook van toevallige aard kan zijn. Hij maakte niet duidelijk hoe associatie tot stand komt, maar zijn voorbeelden suggereren het belang van
de factoren >nabijheid en >gelijkenis

33
Q

wet van associatie door nabijheid

wet van associatie door gelijkenis.

A

geïntroduceerd door opvolgers van John Locke

34
Q

Net als Galileo en Descartes onderscheidde Locke primaire en secundaire kwaliteiten:

A

primaire: vastheid, ruimte, vorm en beweging
secundair: bewuste indrukken die ontstaan als onze zintuigen objecten waarnemen.
Ware zintuiglijke kennis vereiste volgens Locke de verklaring van secundaire kwaliteiten in termen van de meer basale primaire kwaliteiten

35
Q

De kernboodschap van de essay van John Locke:

A

Ware zintuiglijke kennis vereiste volgens Locke de verklaring van secundaire kwaliteiten in termen van de meer basale primaire kwaliteiten

36
Q

Welk vraagstuk bracht uiteindelijk de focus die Locke zou aansporen tot het opstellen van zijn fundamentele werk over het begripsvermogen van de mens?

A

In het tolerante klimaat waarin Locke opgroeide werd overal over gediscussieerd, maar was het vaak moeilijk om te bepalen welk intellectueel systeem nu het meest correct was. Zeker in discussies over religieuze, morele of politieke overtuigingen was het vaak onduidelijk wie er nu eigenlijk gelijk had.

Hoe, vroeg Locke zich af, is het dan mogelijk om rationeel te kiezen tussen twee verschillende geloofssystemen als die elkaar uitsluiten? Als zij elkaar uitsluiten, kan maar één van de twee het bij het rechte eind hebben, maar hoe moeten we vaststellen welke van de twee dat is? Om die vraag te beantwoorden was het volgens Locke noodzakelijk om een goed begrip te hebben van hoe de mens tot zulke overtuigingen kwam, en dus van hoe de mens zich bewust werd van de wereld.

37
Q

Wat was het fundamentele uitgangspunt van Locke en met welke antieke filosofie vertoont dit idee overeenkomsten? Bedenk ook welke opvatting van Descartes hij hiermee verwierp, en op welke observatie hij zich daarbij baseerde

A

dat mensen ter wereld komen als een onbeschreven blad. We weten dus in beginsel niets, en pas gedurende ons leven vergaren we kennis door dat ervaringen op te doen. Dit idee vertoont grote overeenkomsten met de opvatting van Aristoteles, die stelde dat we ter wereld komen als een lege kleitablet (tabula rasa) waar de wereld via de zintuigen indrukken op achterlaat.

Locke verwierp hiermee het idee van Descartes dat de ziel aangeboren ideeën bevat. Zijn argument hierbij was dat we abstracte concepten nooit aantreffen in de geest van onervaren kinderen of idioten. Zulke abstracties zijn dus niet aangeboren, we bereiken ze pas nadat we langdurig ervaring hebben opgedaan, met een gezond stel hersenen.

38
Q

Theorie van John Locke over hoe mensen ideeën van de wereld verwerven

A

Volgens Locke kunnen we twee soorten ervaringen hebben: sensaties en reflecties. Sensaties zijn indrukken van objecten uit de buitenwereld. Reflecties zijn het resultaat van de werking van onze geest, en zijn dus bewerkingen van reeds opgedane sensaties. Gezamenlijk leiden deze sensaties en reflecties tot ideeën, dat wil zeggen: tot mentale representaties van objecten in de buitenwereld.

Deze ideeën bevinden zich in eerste instantie in ons bewustzijn, maar kunnen vervolgens als herinneringen in de geest blijven als zij uit het bewustzijn verdwijnen. In eerste instantie zijn dat vooral simpele, enkelvoudige ideeën, maar naarmate we meer ervaringen opdoen - en ideeën met elkaar geassocieerd raken - worden dat ook steeds meer complexe, samengestelde ideeën.

Deze samengestelde ideeën hoeven niet te corresponderen met de werkelijkheid, maar de samenstellende enkelvoudige ideeën, waaruit ze zijn opgebouwd, zijn wel altijd zo’n directe representatie van iets in de wereld buiten ons.

39
Q

Bedenk dat Locke ooit aan zijn analyse begon omdat hij zich afvroeg hoe we op rationele gronden kunnen kiezen tussen twee religieuze of morele of politieke overtuigingen. Wat was na zijn analyse van het menselijk begripsvermogen uiteindelijk de conclusie van Locke over dit vraagstuk?

A

De conclusie van Locke was betrekkelijk eenvoudig: de meeste kennis is van zintuiglijke aard en bestaat dus uit een mengeling van natuurlijke en toevallige associaties die voor het individu niet te scheiden zijn. Geen enkel individu is dus in staat om een volledig en foutloos begrip van de wereld te vormen; en dus kan geen enkel individu claimen de absolute waarheid in pacht te hebben. Een rationele keuze tussen tegenstrijdige overtuigingen was dus onmogelijk en de enige rationele reactie in een debat over zulke tegenstrijdigheden, is daarom tolerantie voor de denkwijzen van anderen.

40
Q

Thomas Hobbes (1588-1679)

A
  • Landgenoot John Locke
  • theorie om oorsprong en doel van burgerlijke overheid te verantwoorden
  • vond dat mensen van zichzelf agressief, egoïstisch en roofzuchtig zijn
41
Q

Over het staatsbestuur

John Locke

A

uitwerking met dat niemand de wijsheid in pacht had of de waarheid kende, was tolerantie in religieuze kwesties nodig, en brede participatie in overheidszaken

42
Q

sociaal contract

A

mensen verenigt in groepen en bevoegdheden toekent aan centrale autoriteiten

43
Q

John Locke mening over het sociaal contract

A

Hij veronderstelde een aangeboren vermogen om te leren van ervaring en te profiteren van de gecombineerde ervaringen van groepen mensen. Hij zag een sociaal contract meer als een rationele
keus, die mensen voordeel brengt. Onder normale omstandigheden schrijven de rede en een
gemeenschappelijk belang gehoorzaamheid aan de overheid voor. Als die overheid echter de
belangen van haar onderdanen schaadt, hebben die het recht om gehoord te worden of zelfs
in opstand te komen en een nieuwe overheid aan te stellen. In het systeem van representatieve democratie, met een uitvoerende, wetgevende en rechterlijke macht, liggen de door
Locke beschreven waarden verankerd

44
Q

Gottfried Wilhelm Leibniz (1646-1716)

A
  • Universiteit van Leipzig
  • werkte aan een nieuwe methode voor het onderwijs in de rechten, een catalogussysteem voor bibliotheken en een systeem voor het reviewen van wetenschappelijke werken
  • 1672 als diplomatiek gezant naar Parijs, kreeg toegang tot werk Descartes.
  • uitvinder mechanische rekenmachine, beschreef binaire rekenkunde, ontwikkelde de continue wiskunde,
  • ## Leibniz + Newton: integraalrekening, differentiaalrekening
45
Q

Welke ontdekkingen Leibniz van invloed op zijn filosofie:

A
  • zag continuïteit en verandering als essentiële kenmerken van de wereld in het algemeen
  • zag de oneindig kleine getallen terug in de fundamentele elementen die de concrete werkelijkheid weerspiegelen en voorspellen
  • ging uit van een universum dat voortdurend verandert in stappen die onmerkbaar in
    elkaar overgaan, zoals in een levend organisme. Hij verwierp de beweringen van Descartes en
    Locke over een fysieke werkelijkheid die bestaat uit bewegende deeltjes
46
Q

Welk aspect van Descartes filosofie werd door Leibniz verworpen, en hoe blijkt dat uit zijn opvattingen over het universum?

A

Leibniz was positief over Descartes’ opvatting dat de ziel een actieve entiteit was die aangeboren ideeën en strevingen bevatte, maar hij verwierp diens mechanistische fysica. Volgens Leibniz moest het universum niet begrepen worden als een verzameling duidelijk onderscheidbare, mechanische onderdelen die elkaar al botsend, willoos beïnvloedde. Het universum was volgens hem juist een dynamisch levend geheel dat continu in ontwikkeling was

47
Q

Net als Descartes en Locke, verbleef ook Leibniz enige tijd in Nederland. Hij deed daar twee ervaringen op die hem bevestigden in zijn opvattingen over het universum. Beschrijf beide ervaringen, en leg kort uit hoe die zijn wereldbeeld bevestigden.

A

Om te beginnen maakte Leibniz kennis met Spinoza en diens pantheïsme. Dat is de opvatting dat God niet een individu of een entiteit is, maar dat God samenvalt met alles, met het hele universum dus. Deze opvatting bevestigde Leibniz in zijn eigen opvatting van het universum als een levend, dynamisch geheel waarin op alle niveaus bewustzijn aanwezig was.

Ten tweede leerde hij van Leeuwenhoek kennen en diens recente uitvinding: de microscoop. Door die microscoop zag hij hoe een waterdruppel een hele wereld aan micro-organismen bevatte. Dit sterkte hem in de opvatting dat het universum samengesteld was uit vele, geneste werelden. Zoals een druppel water een wereld op zich was, waarvan zich er ontelbare in onze wereld bevonden, zo was onze eigen wereld weer een van ontelbare werelden die gezamenlijk een groter geheel vormden.

48
Q

Dit idee van een eindeloze hiërarchie van levende organismen, die gezamenlijk telkens weer grotere organismen vormden, werkte Leibniz verder uit tot een radicaal andere filosofie over het fundament van het universum. Wat was er zo radicaal anders aan de filosofie van Leibniz?

A

Alles was, volgens Leibniz, oneindig deelbaar in nog kleinere organismen. Er konden dus geen fundamentele bouwstenen aangewezen worden die de richtingloze, dode materie vormen waar het universum uit is opgebouwd, zoals bijvoorbeeld Descartes claimde. In ruil daarvoor bood Leibniz iets radicaal anders als fundament van alles, namelijk een fundamentele energetische kracht die continu wetmatige veranderingen teweegbrengt in het universum.

Omdat die veranderingen wetmatig waren, moesten ze volgens Leibniz beschouwd worden als gestuurd of doelgericht, en om die doelgerichtheid mogelijk te maken moest er een actor aan ten grondslag liggen die, hoe minimaal ook, zich bewust was van de effectiviteit van diens activiteiten. Het fundament van het universum was, volgens Leibniz, dus de bewuste, energetische doelgerichtheid van alles in het universum.

49
Q

▌Sophie van de Palts (1630-1714) en

haar dochter ▌Sophie Charlotte (1668-1705).

A

Hiermee kwam Leibniz in contact in Hannover. Zij vormden zijn gehoor als hij filosofeerde en
zijn correspondentie met hen legde de basis voor veel van zijn belangrijkste werk. Leibniz’
relaties met mannelijke superieuren en tijdgenoten waren minder goed, en succes en falen
wisselden elkaar af. Zijn ambitie en werklust bleven echter groot.

50
Q

De Monadologie

Leibniz

A

Beschrijving met wereldbeeld dat leibniz had ontwikkeld, deels in reactie op Descartes maar ook gestempeld door zijn wiskundige achtergrond en ervaringen met Spinoza en van Leeuwenhoek. Schreef dit met met en dochter Sophie.

51
Q

monaden

A

Noch Descartes’ enkelvoudige naturen, noch Lockes primaire kwaliteiten konden volgens Leibniz de meest fundamentele elementen van het heelal zijn. Volgens hem moesten dit dynamische entiteiten zijn, energieën en krachten die de door hem veronderstelde continue veranderingen veroorzaakten.
De oorzaken van deze veranderingen waren bovendien doelgericht. Leibniz noemde deze
energetische en doelgerichte entiteiten ▌monaden, en meende dat die konden verschillen in
hun mate van bewustheid

52
Q

vier klassen van monaden en beschrijf bij elk het niveau van bewustzijn

A
  1. basale monaden (bare monads). Op dit niveau hebben monaden een minimaal bewustzijn. Geclusterd vormen zij de basis voor alle fysieke, materiële objecten.
  2. voelende, of waarnemende monaden (sentient monads). Deze hebben een bewuste ervaring van objecten en een geheugen om deze ervaringen in op te slaan. Gekoppeld aan een cluster van basale monaden, kan de voelende monade gezien worden als de ziel van het organisme.
  3. rationele monaden (rational monads). Deze hebben naast waarneming, ook het vermogen tot apperceptie: het vermogen tot interpretatie en rationele analyse van dat wat waargenomen is. Gekoppeld aan een cluster van voelende monaden, kan de rationele monade gezien worden als de menselijke geest.
  4. opperste monade (supreme monad). Deze heeft goddelijke vermogens zoals bewustzijn en controle over alles. Deze monade kan volgens Leibniz nooit volledig begrepen worden door ondergeschikte monaden, maar moet gezien worden als de goddelijkheid van de natuur in zijn totaliteit.
53
Q

Met deze monadologie was Leibniz niet alleen kritisch over het mechanicisme van Descartes, maar ook over de opvattingen van Locke. Hij schreef zelfs een expliciete kritiek op diens Essay Concerning Human Understanding. Wat waren de twee belangrijkste punten van kritiek die Leibniz uitte op het werk van Locke?

A

ten eerste vond Leibniz dat Locke de werking van de menselijke geest enorm onderschatte. De geest was volgens hem geen onbeschreven blad, maar eerder een blok marmer waarvan de structuur deels bepalend is voor de vorm die er uiteindelijk van gemaakt kan worden. Die structuur van de geest bestaat uit allerlei aangeboren ideeën en strevingen die ons noodzakelijke waarheden bieden op basis waarvan wij de wereld interpreteren. De theorie van Locke beschreef volgens hem vooral de dierlijke staat van de voelende of waarnemende monaden. De mens beschikt echter ook over de rationele monade die deze noodzakelijke waarheden bevat.

De tweede fundamentele kritiek van Leibniz op Locke betrof diens passieve beeld van de geest. Volgens Leibniz was de energetisch dynamische kracht juist het fundamentele principe in alles, dus ook in de menselijke geest. De basale monaden, waaruit ook ons lichaam is samengesteld, bezitten voortdurend geestelijke activiteiten, die hij aanduidde als ‘minute perceptions’. Deze ‘minute perceptions’ dringen zelden door tot het bewustzijn omdat ze te klein en onveranderlijk zijn om zich daarin te onderscheiden; maar sturen wel voortdurend op onbewust niveau ons gedrag.

54
Q

noodzakelijke waarheden

Leibniz

A

ideeën en waarheden zijn aangeboren, als neigingen, aanleg en vermogen

55
Q

minimale percepties van basale

monaden

A

Deze minimale percepties dringen afzonderlijk nooit tot ons bewustzijn door. Wel
kunnen ze soms tot het niveau van volledige bewustheid stijgen, maar van de meeste blijven
we ons onbewust

56
Q

Nativistische kritiek op Locke,

New Essays

A

In zijn New Essays vergeleek Leibniz zijn geschil met Locke met het veel oudere tussen Aristoteles en Plato. Aristoteles en Locke kozen de metafoor van het onbeschreven blad, maar
Leibniz schaarde zich achter de nativistische leer van Plato. Volgens Leibniz zijn ideeën en
waarheden aangeboren, als neigingen, aanleg en vermogens

57
Q

Verschil tussen Locke en Leibniz:

A

een verschil in doelstelling.
Locke wilde de grenzen van kennis bepalen, en regels vaststellen voor het oplossen van politieke en alledaagse problemen. Hij was vooral een empirist, gericht op gebeurtenissen in de
externe werkelijkheid. De geest was voor hem van secundair belang. De meer nativistische
Leibniz had vooral oog voor de actieve geest zelf, met de indelingsprincipes en aangeboren
noodzakelijke waarheden daarvan.

58
Q

Waar is het Lockeaanse gezichtspunt vooral van invloed geweest

A

Engels sprekende landen. waar Locke aan de wieg stond van de psychologische traditie van het ▌Britse associationisme

59
Q

George Berkeley (1685-1753)

A

toepassen van associatieprincipes van Locke op de
analyse van de waarneming van visuele diepte, toen hij stelde dat het vermogen om driedimensionaal te zien niet aangeboren is, maar het gevolg van associaties tussen het zien van
objecten en het ervaren van spierbewegingen in ogen en lichaam.Een generatie later hielp
David Hume de associatiewetten van nabijheid en gelijkenis te formaliseren

60
Q

David Hartley (1705-1757)

A

een arts, stelde dat ideeën het subjectieve gevolg zijn van minimale vibraties op bepaalde plaatsen in de hersenen die met elkaar geassocieerd zijn in
zenuwnetwerken

61
Q

vader en zoon James Mill (1773-1836) en John Stuart

Mill (1806-1873)

A

de belangrijkste individuele verschillen in karakter, gedrag en intelligentie voortkomen uit verschillen in ervaringen en associaties. Vooral Francis Galton was het daar zeer mee oneens, wat aanleiding gaf tot het debat over nature en nurture.

62
Q

hoe ontstond het behaviorisme

A

Aan het begin van
de twintigste eeuw kwamen veel associationistische en Lockeaanse ideeën, ontdaan van de
‘mentalistische’ terminologie, samen in het behaviorisme

63
Q

Waar is de Leibniziaanse traditie meer dominant?

A

op het vasteland van Europa. Immanuel Kant en Wilhelm Wundt namen bijvoorbeeld ideeën van Leibniz over. Maar zijn ideeën klinken ook door in de psychoanalyse van Freud, in de fasentheorie van Piaget en in de moderne cognitieve psychologie

64
Q

Leg uit op welke manier het werk van Descartes nog steeds terug te vinden is in de hedendaagse psychologie.

A

Misschien wel de meest baanbrekende stelling van Descartes, die nog altijd centraal staat in de psychologie, is de opvatting dat het brein en de zenuwen centraal staan in de veroorzaking van gedrag. In wezen was dit het startpunt van de moderne neuropsychologie.

Op vergelijkbare manier is zijn schema van de reflex het startpunt van het moderne behaviorisme waarin reflexen, zonder tussenkomst van het centrale zenuwstelsel, ons gedrag veroorzaken. Bovendien was er in de beschrijving van Descartes ook ruimte voor aanpassing van deze reflexen op basis van ervaring, waarmee hij in wezen de basis legde voor het principe van klassieke conditionering.

Tot slot had hij in dat model ook aandacht voor interne prikkeling door emoties en de manier waarop die interacteerde met prikkels uit de externe wereld en de reflectie door onze rationele geest. Op dat punt zijn zelfs de kiemen van het intrapsychisch conflict uit de psychoanalyse te traceren in zijn werk.

De belangrijkste erfenis voor de psychologie is echter zijn mechanistische perspectief op gedrag. Hiermee plaveide hij de weg voor de hedendaagse psychologie die grotendeels gebaseerd is op het behaviorisme en de neuropsychologie.

65
Q

Van Locke weten we al dat hij het mechanistische karakter van Descartes filosofie onderschreef, maar er is nog een ander specifiek punt waarop ook hij duidelijk een fundament heeft gelegd voor de hedendaagse psychologie. Welk door Locke gelegd fundament bedoelen we hier?

A

Locke was net als Descartes een pleitbezorger van een mechanistische benadering van het menselijk gedrag, maar voor de geschiedenis van de psychologie was zijn verwerping van het nativisme van Descartes waarschijnlijk nog veel belangrijker. Daarmee maakte Locke namelijk ruimte voor het empirisme als een alternatief verklaringskader. Deze positie is, met haar opvatting over de vorming van associaties tussen ideeën op basis van ervaring, te zien als het begin van de grote nadruk die in de psychologie kwam te liggen op leertheorieën, zoals de principes van klassieke en operante conditionering uit het behaviorisme, maar ook latere opvattingen over bewust en sociaal leren uit het cognitivisme en constructionisme.