12. Persoonlijkheidsleer Flashcards
Persoonljikheidspsychologie
Allport
methode die variërende individuele case studies gebruikt in grootschalige statistische analyse van de onderlinge relaties van verschillende persoonlijkheid trekken
Humanistische pyschologie
Maslov
menselijke motieven zijn geordend in een hierarchie
Gordon W. Allport (1897-1967)
Geef een kort overzicht van inspiratoren van Gordon Allport en beschrijf daarbij telkens kort welk element van hun werk hem inspireerde.
- Hugo Münsterberg. Toen Allport student was in Harvard. Met name de Europese invloeden in diens colleges waren van invloed op zijn denken, en dan vooral het argument van Münsterberg dat er twee fundamenteel verschillende vormen van psychologie bestonden: de objectieve studie van oorzakelijke processen, en de subjectieve studie van het doelgerichte individu.Allport vroeg zich voortdurend af waarom die twee niet samengevoegd zouden kunnen worden.
- Zijn oudere broer Floyd Allport, die we al kennen uit de studietaak over sociale psychologie. Floyd spoorde Gordon aan om psychologie en sociale ethiek te gaan studeren, net als hijzelf had gedaan. Gordon ging studeren aan Harvard, waar zijn oudere broer Floyd al was afgestudeerd en aan zijn proefschrift werkte. Op de dag waarop Gordon afstudeerde, ontving Floyd zijn doctorstitel. Ook daarna bleef Floyd een belangrijke steun voor zijn jongere broer. Hij moedigde hem ook aan te gaan promoveren, en werkte met hem samen aan het onderwerp van Gordon’s proefschrift.
- Na het behalen van zijn doctorstitel, vertrok Gordon Allport naar Duitsland om daar een postdoctorale studie te volgen. Daar kwam hij onder andere in aanraking met Max Wertheimer en Wolfgang Köhler, wiens gestaltpsychologie hem inspireerde tot het inzicht dat een persoon niet alleen beschouwd moet worden als een optelsom van de processen die zich in die persoon afspelen, maar ook als een groter geheel, dat meer is dan de simpele som der delen en een eigen kwaliteit heeft.
- In Duitsland studeerde hij ook bij William Stern, die een personalistische psychologie nastreefde. De psychologie van Stern legde de nadruk op individualiteit, onder te verdelen in relationele en reële individualiteit. De eerste vorm was de ‘meetbare’ vorm, de tweede vorm was het concept van het unieke zelf dat meer is dan de som van de individuele kenmerken. Dat concept van individualiteit zou een belangrijke rol spelen in het verdere werk van Allport.
Wat beseften de broers Allport wat er miste over het onderwerp persoonlijkheid in de psychologie?
dat er nog geen systematisch overzicht bestond van ideeën over
persoonlijkheid. Ze stelden vast dat de verbindende schakel tussen allerlei onderzoeken werd gevormd door hun focus op individuele verschillen in ▌trekken: gewoonlijke patronen van gedrag, temperament, intelligentie, sociaal en emotie die verschillen per persoon
William Stern (1871-1938) (mentor Allport die onderzoek naar persoonlijkheid benaderde op een Gestaltachtige manier) Personalistische psychologie:
waarin het individu centraal staat en het doel is ieders individualiteit te begrijpen
Op welke 2 manieren kan volgens Stern iemand zijn individualiteit begrijpen?
- onderzoek naar relationele individualiteit: iemands relatieve en statistische positie op een grote verscheidenheid aan trekken
- belangrijker was reële individualiteit: een Gestalt-achtig begrip
voor ieders unieke en geïntegreerde zelf. Reële individualiteit moet niet worden benaderd met statistische vergelijkingen met anderen, maar door de relaties tussen kenmerken binnen ieder persoon te onderzoeken, vooral aan de hand van levensbeschrijvingen of case studies.
Die nadruk op de persoon als een geheel, met een eigen individualiteit, zou een blijvend kenmerk van het werk van Gordon Allport worden. Dit blijkt bijvoorbeeld uit zijn belangrijkste werk Personality: A Psychological Interpretation, dat verscheen in 1937. Met welke stellingname opende Gordon Allport dit boek en waarom was die stellingname zo bijzonder?
de verklaring dat het meest wezenlijke kenmerk van mensen hun individualiteit is, en dat het hoofddoel van de persoonlijkheidspsychologie het begrijpen en waarderen van die individualiteit is.
Het opmerkelijke aan deze stelling is dat hij indruiste tegen de fundamentele opvatting van de psychologische wetenschap, dat wetenschap juist niet gaat over individuen (scientia non est individuorum<>), maar over algemene wetmatigheden. Gordon Allport vestigde dus de aandacht op de persoon, in plaats van op de algemeenheden in menselijk gedrag.
Voor de eerste kwestie stelde Allport twee tegengestelde stijlen van onderzoek vast:
nomothetische methoden onderzoeken mensen in termen van dimensies waarop zij
in kwantificeerbare mate verschillen. Nomothetisch onderzoek wordt
gebruikt voor Münsterbergs causale, objectieve type psychologie en Sterns relationele individualiteit.
idiografische methoden onderzoeken en beschrijven
wat iemand uniek maakt, op een meer kwalitatieve manier. Idiografisch onderzoek was meer geschikt voor Münsterbergs doelgerichte, subjectieve psychologie en Sterns reële individualiteit.
Allport merkte dat de tot 1937 uitgevoerde persoonlijkheidsonderzoeken, waaronder die van hemzelf, vooral nomothetisch van aard waren. Hij vond ook dat de nomothetische benadering niet voldoende was voor een complete persoonlijkheidspsychologie
functionele autonomie
Allport
het volledig begrip van een volwassen, normaal persoon. Is een belangrijke basis voor persoonlijkheidstrekken.
Het dilemma van meer richten op persoon zelf ipv algemeen gedrag achtervolgde Gordon Allport eigenlijk al vanaf het moment dat hij begon met zijn studie psychologie.
Gordon Allport leerde dit dilemma kennen in de colleges van zijn eerste belangrijke inspirator: Hugo Münsterberg, de opvolger van William James aan Harvard. Deze psycholoog van Duitse origine had elementen uit de psychologie van het Europese continent meegenomen naar Amerika en constateerde een onoverbrugbare kloof tussen twee fundamenteel verschillende vormen van psychologie.
De ene vorm van psychologie was een causale en objectieve discipline waarin de relatie tussen stimulus en respons werd bestudeerd en tot algemene wetten over menselijke gedrag werden verheven. De tweede vorm van psychologie was de studie van het doelgerichte en subjectieve in de mens, waarin werd gezocht naar unieke denkprocessen en opvattingen van mensen. Münsterberg constateerde dat deze twee vormen van psychologie onverenigbaar waren en gescheiden werden door een ‘lege bladzijde’.
Allport was vooral geïntrigeerd door de ‘lege pagina’ tussen deze twee vormen van psychologie en vroeg zich af of die vormen niet verzoend konden worden. Hij probeerde met zijn persoonlijkheidspsychologie dus een oplossing te vinden voor het dilemma van Münsterberg. Welke oplossing stelde Allport voor om deze door Münsterberg geïdentificeerde ‘lege bladzijde te vullen?
Gordon Allport stelde vast dat er twee methodologische benaderingen waren in de psychologie. De nomothetische aanpak en de idiografische aanpak. Met nomothetische methoden bestuderen we mensen in termen van algemene dimensies en karakteristieken waarin ze kunnen verschillen naar kwantitatief vast te stellen maatstaven. Met idiografische methoden onderzoeken en beschrijven we wat een bepaalde persoon uniek maakt. Deze tweede benadering is niet kwantitatief van aard, maar kwalitatief, omdat we de unieke kwaliteiten van iemand zo precies mogelijk proberen te bevatten.
Allport stelde vast dat veel onderzoek naar persoonlijkheid gebruikmaakte van de nomothetische, kwantitatieve methoden, en dat dit goede kennis had opgeleverd. Tegelijkertijd stelde hij dat dit niet voldoende kon zijn voor een complete persoonlijkheidspsychologie. Voor een volledig begrip van een persoonlijkheid was het noodzakelijk om met idiografische methoden het unieke levensverhaal van een persoon te onderzoeken.
Beide methoden waren van waarde en konden naast elkaar gebruikt worden. Hij zag daarbij zelfs de waarde van de aanpak van Sigmund Freud die op basis van de studie van individuele casussen naar een algemene theorie over menselijk gedrag werkte. Hij was het dus niet zozeer inhoudelijk met Freud eens, maar zag in diens aanpak wel een manier om langs idiografische weg tot algemene wetten te komen.
Heeft Gordon Allport, volgens u, het klassieke probleem van de scheiding tussen de objectieve en de subjectieve wetenschap opgelost?
Op deze vraag zijn natuurlijk allerlei antwoorden mogelijk. Sommigen vinden de oplossing bevredigend – want waarom zouden die twee vormen van wetenschap niet gewoon naast elkaar bedreven kunnen worden? – anderen vinden het een schijnbeweging omdat er in wezen niets wordt opgelost. Ga maar na: Münsterberg wees erop dat de objectieve en de subjectieve wetenschapsbenadering fundamenteel onverenigbaar waren. Vervolgens stelde Allport dat de ene benadering gebruikmaakt van nomothetische methoden en de andere van idiografische methoden, om vervolgens te zeggen dat die best naast elkaar gebruikt kunnen worden. Daarmee heeft hij in wezen het probleem alleen maar verlegd naar een nieuw begrippenpaar, en niet daadwerkelijk opgelost.
Met deze analyse maken we de discussie overigens simpeler dan hij is, want er is met name in de geschiedenis van de wetenschapsfilosofie veel meer gezegd over dit probleem. Zo zijn er ook auteurs die stellen dat het hele probleem in wezen niet bestaat, omdat de nomothetische benadering uiteindelijk ook gebaseerd is op de individuele, subjectieve waarnemingen van een wetenschapper, en dus niet daadwerkelijk objectief en kwantitatief zijn. Het voert te ver om die discussie hier volledig uit te werken. Het belangrijkste is dat u de kern van het probleem van Hugo Münsterberg en Gordon Allport begrijpt, en bedenkt wat u daar zelf een goede oplossing voor zou vinden.
Hoewel de verzoening tussen nomothetische en idiografische wetenschap hem na aan het hart lag, was het meeste werk van Gordon Allport toch hoofdzakelijk nomothetisch van aard. In zijn onderzoek naar persoonlijkheidstrekken ging hij kwantitatief werken en zocht hij zelfs bewust de samenwerking met wetenschappers die daar nog veel systematischer en rigoureuzer mee omsprongen dan hij zelf. Geef een korte beschrijving van het werk dat Gordon Allport verrichtte in het kader van zijn promotieonderzoek.
Toen Allport zocht naar een goed onderwerp voor zijn promotie, kwam hij uit op het begrip persoonlijkheid, dat toentertijd nog weinig consistent gebruikt werd in de psychologie. Samen met zijn broer Floyd Allport inventariseerde hij de verschillende manieren waarop die term in onderzoek gebruikt werd, en concludeerde dat al die onderzoeken een belangrijk punt gemeen hadden. Ze hadden allemaal aandacht voor individuele verschillen in persoonlijkheidstrekken – patronen van gedrag, temperament, intelligentie, sociale houding en emotie – die van persoon tot persoon konden verschillen.
Gezamenlijk schreven de broers een grondleggend artikel over persoonlijkheidskenmerken (traits), dat ze publiceerden in het tijdschrift waarvan ze beiden redacteur waren: het Journal of Abnormal and Social Psychology. In dit artikel met de titel ‘Personality Traits: Their Classification and Measurement’ maakten ze een indeling van persoonlijkheidskenmerken in vier groepen, namelijk intelligentie, temperament, zelfexpressie en socialiteit.
Gordon Allport baseerde zijn promotieonderzoek vervolgens op deze indeling, waarbij hij 55 studenten hun eigen en elkanders persoonlijkheidstrekken systematisch liet beoordelen. Het onderzoek zelf was verre van perfect, maar het liet wel als eerste zien dat het mogelijk was om persoonlijkheidstrekken op een systematische manier in kaart te brengen, en om individuele verschillen daarin kwantitatief te onderzoeken.
Raymond B. Cattell (1905-1998) en factoranalyse
Cattell was opgeleid in factoranalyse: set van statistische procedures waarin de intercorrelaties van grote aantallen van individuele variabelen gereduceerd kunnen worden tot kleinere aantallen. Allport had Cattell nodig omdat hij zelf slecht was in statistiek.
Intelligentie kon daardoor, behalve als begrip op zichzelf, worden gezien als een combinatie van specifieke factoren, zoals verbaal begrip en associatiegeheugen.
In de jaren die volgden zouden diverse wetenschappers deze richting van Gordon Allport volgen. Steeds meer wetenschappers probeerden in navolging van Allport clusters aan te wijzen van persoonlijkheidstrekken, om zodoende tot de onderliggende structuur van persoonlijkheidsverschillen te komen. Een van de eersten die dit deed was Raymond Cattell.
Beschrijf hoe Cattell betrokken raakte bij het persoonlijkheidsonderzoek en uiteindelijk tot zijn 16PF-vragenlijst kwam.
Allport, die zichzelf niet zag als een expert op gebied van kwantitatief onderzoek en statistiek, haalde de leiding van Harvard over om de jonge getalenteerde Britse psycholoog en statisticus Raymond B. Cattell aan te stellen, om het in kaart brengen van persoonlijkheidstrekken beter aan te pakken. Cattell gebruikte de uitkomst van eerder onderzoek van Allport, waarin een begin was gemaakt met het benoemen van persoonlijkheidstrekken aan de hand van duizenden begrippen uit het woordenboek die gebruikt werden om individuen te beschrijven.
Allport had deze in eerste instantie wat ad hoc gefilterd en geclusterd, samen met een collega. Cattell pakte dat nu systematisch aan met behulp van een factoranalyse die toen als statistische methode net was ontwikkeld. Hij kwam tot zestien clusters van overeenkomstige persoonlijkheidstrekken, waarvoor hij vervolgens een meetinstrument ontwikkelde: de Sixteen Personality Factor Questionnaire (16PF).