Hoofdstuk 15 Personality Flashcards

1
Q

BIG-5

A

Neuroticisme versus emotionele stabiliteit

Mensen die laag scoren op deze dimensie zijn emotioneel stabiel, raken niet snel van hun stuk, en hebben weinig last van depressies. Mensen die hoog scoren op deze dimensie zijn erg gevoelig voor stress, hebben een onrealistisch beeld van de werkelijkheid en hebben vaak last van storend, dwangmatig gedrag.

  1. Extroversie versus introversie

Mensen die laag scoren op deze dimensie zijn gereserveerd, schuwen grote groepen mensen, en beperken hun sociale leven meestal tot een kleine groep goede vrienden. Mensen die hoog scoren op deze dimensie zijn juist sociaal energiek, en hebben veel en vaak contact met allerlei verschillende mensen.

  1. Openheid versus geslotenheid

Mensen die laag scoren op deze dimensie zijn conservatief, gericht op wat ze al kennen en schuwen nieuwe ervaringen. Mensen die hoog scoren op deze dimensie zijn juist voortdurend opzoek naar nieuwe ervaringen en zijn energiek en snel in hun denken.

  1. Vriendelijkheid versus vijandigheid

Mensen die laag scoren op deze dimensie zijn vaak op zichzelf gericht, en stellen zich richting andere afkerig of vijandig op. Mensen die hoog scoren op deze dimensie zijn juist gericht op anderen en onzelfzuchtig van aard.

  1. Consciëntieusheid versus slordigheid
    Mensen die laag scoren op deze dimensie zijn ongeorganiseerd, en in het sociale verkeer vaak onbetrouwbaar. Mensen die hoog scoren op deze dimensie zijn juist zeer punctueel, hebben sterke controle over hun eigen gedrag, en zijn plichtsgetrouw.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geschiedenis ontwikkeling model persoonlijkheid

A

Gordon Allport (1937) vond, in een eerste poging om tot een overzichtelijke beschrijving van persoonseigenschappen te komen, in het woordenboek 17.953 voornamelijk bijvoeglijke naamwoorden die een karaktertrek beschrijven, maar veel van die woorden vertonen enorme overlap in betekenis. In de loop der jaren zijn via een statistische techniek genaamd factoranalyse diverse pogingen ondernomen om deze enorme variëteit aan woorden te reduceren, tot enkele betekenisvolle constructen.

Een van de eerste geslaagde pogingen was die van Raymond Cattell (1950). Hij bracht de 17.953 karakterbeschrijvingen die Allport aantrof eerst terug tot in totaal 170 bijvoeglijke naamwoorden die logisch van elkaar te onderscheiden waren, en paste daar vervolgens in een aantal opeenvolgende onderzoeken factoranalyse op toe. Het resultaat was een verzameling van 16 factoren of dimensies, waarop personen konden verschillen. Hij ontwikkelde tevens de 16PF Questionnaire om deze factoren te kunnen meten bij individuen.

Naar aanleiding van het onderzoek van Cattell werd al gerapporteerd dat veel van deze 16 factoren nog sterke overlap vertoonden en dat het waarschijnlijk verder gereduceerd kon worden tot een 5-factorenmodel. Sindsdien hebben veel onderzoekers geprobeerd om deze bevinding te staven, en daarbij komt men, op allerlei verschillende manieren, telkens weer uit op min of meer dezelfde vijf factoren - ook wel de Big Five genoemd: neuroticisme, extraversie, openheid, vriendelijkheid en consciëntieusheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Big-5 ( Engels)

OCEAN

A

Openess to experience- non openess ( openheid voor ervaringen - intellect/ openheid- geslotenheid)
Conscientiousness- undirectedness ( zorgvuldig- laksheid/ slordigheid)
Extraversion- introversion
Agreeableness- antagonism ( meegaand- wantrouwend/ vriendelijkheid- vijandigheid)
Neuroticism- stability

Global trait dimensions
Each global trait dimension has 6 subordinate trait dimensions, facets of that trait.
Gedtailleerde beschrijving van iemands persoonlijkeid vraagt score van zowel 5 global traits en van facetten = 30 facetten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Neo personality inventory

Paul Costa en Robert mc Crae

A

Meet big-5
Nu NEO-PI3.
240 statements
Factor analyse

Validiteit aangetoond
Neuroticisme correlatie met depressie en anxiety disorders
Extraversion meer leiderschapsfuncties etc.
Persoonlijkheidstrekken meest opvallend in fase van transitie, cues
Van accuraat gedrag ontbreken, je komt eerder in je valkuil terecht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stabiliteit en veranderbaarheid persoonlijkheidstrekken

A

Stabiliteit .50-.70

Neuroticisme en openess nemen af met leeftijd, conscientieusheid en agreeableness nemen toe.
En op individueel niveau veranderingen persoonlijkheid na major life change.
Variatie per sexe, fig 15.3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Persoonlijkheid en erfelijkheid

A

Shared family environment nauwelijks invloed op persoonlijkheid, oz tweelingen.
Sandra Scarr oz geadopteerde kinderen en hun biologische broers zussen in andere omgeving en broers zussen zelfde gezin; meer overeenkomsten met biologische broers en zussen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Proximate explanation

A

Causale mechanismes die optreden in leven, hoe werken genen en ervaringen en maken ons verschillend?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Distal explanation

A

Focust op functie, evolutionaire survival value, ipv op mechanisme. Hoe heeft verschil in persoonlijkheid geholpen dat individuen langer leefden en meer nageslacht produceerden? Waarom diversiteit begunstigd in natuurlijke selectie boven meer uniformiteit?
- bijproduct
- multi- niche omgeving vraagt range aan disposities
Clones is eenvoudiger en goedkoper, sexuele reproductie voordeel voor diversiteit.
- dieren ook persoonlijkheidsverschillen ( conscientieusheid alleen bij mens en chimpansee)
- diversiteit en analogie met financiele investering ( miller), kans op uitsterven verkleinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bold en cautious fish ( brutaal- voorzichtig)

A

Context- driven changes in personality

Vergelijk met extraversie introversie dimensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Differential suspectibility to environmental influence

A

Belski, fig 15.4 blz 588
Biologically sensitive to environment
Orchid children, affected by environment for better and for worse
Dandelion children ( paardenbloem)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

RSA REACTIVITY

A

Obradovic, fig 15.5
Respiratory sinus arrythmia
Hoog of Laag

Meting van respnse to stress van nervous system.

Invloed van verwaarlozing op high en low sensitive children

Hogere score prosociaal gedrag bij low- adversity omgeving en lagere score bij high adversity. Bij low RSA andersom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoogsensitiviteit Elaine Aron

A

20% bevolking
Invloed zelfbeoordeling angst en moeilijkheid taak.
Figuur 15.6

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Sibling- contrast

A

Within families emphasis on the differneces between siblings

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Split- parent identification

A

Each sibling tendency to identify wirh a different one of the 2 parents.
Frances Schachter, fig. 15.7
Vermindert rivaliteit en verdeelt ouderlijke investering.
Ontwikkelen verschillende skills om elkaar te helpen en gezin.
Sibling contrast: sterkst 1 e en 2 e, dan 2 e en 3 e dan 1 e en 3 e
Split - parent: idem, lager dan sibling contrast. Sterkst voor aangrende broers en zussen, en sterker voor zelfde sex pairs, dichterbij in leeftijd!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gender verschillen evolutionair verklaard

A

Shelley Taylor
Verschillende reactie op stress, males more agressive, females more nurturant en strenghten social connections.

Invloed hormonen, oxytocine in hogere niveaus bij vrouwen, tends to promote affiliation, testosteron promote agression.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gender verschillen cultureel bepaald

A

Veranderingen in loop ontwikkeling, in pas met verandering social rol en verwachtingen. Bijv. Assertiviteit, na oorlog bij vrouwen daling omdat er verwacht werd dat ze thuis bleven.
Cross cultureel
Gender verschillen groter in ontwikkelde ervarende landen dan in ontwikkelingslanden, arme culturen. ( David Schmidt, tegengesteld aan wat je zou verwachten!). In ontwikkelde landen meer vrij om eigen aard te volgen? Bijv vrouwelijk leiderschap.

17
Q

Freud

A

Sex en agressie als motivatie krachten, mensen basically asocial, meer gedwongen dan vrijwillig samenleven.
Dit in tegenstelling tot andere psychodynamische theorieen.

Oraal, anaal, fallisch, latent, genitaal
Id, ego, superego

18
Q

Erikson ontwikkelingsstadia

Psychosociale theorie van ontwikkeling

A

Basis vertrouwen versus wantrouwen ( geboorte - 1 jaar)
Autonomie versus schaamte en twijfel (1-3)
Initiatief versus schuld ( 3-6)
Vlijt versus minderwaardighedi( 6-12)
Identiteit versus identiteitsverwarring ( 12-18)
Intimiteit versus isolatie ( young adulthood)
Generativiteit versus stagnatie ( middle adulthood)
Integrity ( integriteit) versus wanhoop. ( late adulthood)

Elk stadium conflict op te lossen, dealen met crisis.

19
Q

Essentie psychodynamische theorieen

A

Defense mechanism: processen van self-deception
Verminderen bewustzijn van verlangens, herinneringen en andere gedachten die self- esteem bedreigen, of sterk gevoel van angst of onzekerheid zou oproepen. Anna Freud

20
Q

5 soorten verdedigingsmechanismes:

A

Repressie: buiten bewustzijn houden, lekt wat door, disortions

Displacement ( sublimation, energie naar door maatschappij geaccepteerd activiteiten, zoals kunst), ongewenst verlangen vervangen door meer geaccepteerd verlangen. ( lolli versus moederborst)

Reaction formation: frightening wish into safer opposite, haat voor moeder in sterk zorgen voor, homofobie

Projection: als iemand bewust een verlangen of drive ervaart, en het toeschrijft aan die van een ander. Ervaren dat ander boos is ipv jijzelf.

Rationalisation: gebruik maken van bewust redeneren, om weg te redeneren angst oproepende gevoelens. Bijv kind slaan omdat je denkt dat het goed is voor kind ipv toegeven dat je je emotie niet kon beheersen. Wwes je bewust van bewuste logica,
Eft hemishere als bron van rationalisatie. ( blz 183).

21
Q

Repressive coping

A

Defensieve stijlen, vergelijk cognitieve biases.

Controversieel of dit zo is, onderdrukken traumatische gebeurtenissen. Vergelijk false memories.

Wel veel bewijs dat mensen repress their emotional feelings that accompagnie distirbing events in life.
Repressors: onderdrukkers, ontkennen anxiety te hebben, fysiologisch aantoonbaar meer stress.
Functie repressive style of coping?
Heftige gebeurtenissen, psychologisch copen, plannen en organiseren, nadeel is meer chronische pijn.

22
Q

Mature en immature defenses

Vaillant

A

Defensieve stijlen lagere scores op vriendschappen, huwelijkstevredenheid, werktevredenheid, activiteit sociale leven, algemeen geluk.

Immature, meest ineffectief: o.a. projectie,

Intermediate defenses ( neurotic defenses) zoals repressie ( minder bewuste controle over vermijden) en reactie formatie

Mature defenses, meest adaptief, zoals suppression, bewust vermijden negatieve gedachten, en humor.

Met leeftijd stijgt maturity van defenses.

23
Q

Humanistische theorieen

Fenomenologische realiteit

A

Bewust begrip van jezelf

Bewust begrip van de wereld.

Carl Rogers

Self concept/ self theory
Individuele verschillen in mate waarin mensen gevoel hebben leiding te hebben over eigen leven. ( en dus hoe omgaan met sociale druk.)

24
Q

Zelf actualisatie
Actualisation tendency
Behoeftenpiramide Maslow

A

Realiseren eigen dromen en capaciteiten.

Rogers vergeleek het met groei van planten. Innerlijke potentieel en omstandigheden waarin. Metafoor boom.
Actualisation tendency: capacity to make free, conscious choices that promote possitive psychological growth.

Maslow zie figuur 15.9

25
Q

Sociaal cognitieve theorieen

A

General beliefs
Unconscieusness is hier de automatische menatale processen.

Meer gebaseerd op laboratorium onderzoek dan humanistische theorieen, gaan meer over voorspellen van gedrag in specifieke situaties en minder met globale levens keuzes.

26
Q

Locus of control Rotter

A

Intern en extern

Subjectieve beliefs over relaties

Gezondheidsgedrag, groepsdruk weerstaan, leiders meer innovaties, risicovol gedrag. Geen sterke correlaties gevonden. Wat is oorzaak en wat is
gevolg? Beiden, succesvol gedrag vergroot interne locus of control, sommige zaken in onze invloedssfeer, andere niet, en niet op voorhand duidelijk wat wat.

27
Q

Self efficacy Bandura

A

Verschil met locus of control, self efficacy verwijst naar iemands gevoel van zijn eigen vermogens.
Locus of control verwijst naar geloof van iemand dat zijn vaardigheid/ vermogens het gewenste effect zal sorteren!

Net zoals locus of control kan self efficacy gaan over brede range of heel klein gebied.

Hoge self efficacy voorspller voor hoge prestaties en dat het ook bijdraagt aan hoge prestaties ( cause).
False feedback is hier voorbeeld van! False feedback verlaagt self- efficacy en kan performance verbeteren of verslechteren!

28
Q

Fixed en malleable view of themselves

Carl Dweck

A

Malleable; mer gericht op education, ontwikkeling, mensne kunnen dit leren. Onderzoek met filmpje over neuronen laten zien, en nieuwe verbindingen die gemaakt worden als we leren.
Nadruk op inspanning, dat belonen in plaats van op statisch kenmerk zoals je bent zo intelligent.

29
Q

Kracht van positief denken
Rick Snyder

Dispositional optimism
Scheier en Carvers

A

Positief denken, hoop, vragenlijsten om positief of negatief denken te meten.
Hope als generalized self- efficacy
Seligman, vragenlijst hoe verwoorden mensen negatieve gebeurtenissen in hun leven? Optimistische of pessimistische wijze?

Dispositioneel optimisme is de neiging te geloven in rooskleurige toekomst.

Optimistisch denken ledit aandacht af en energie steken in oplossen problemen, en herstellen van ziektes, wat weer tot positieve resultaten leidt.

Optimisme van kinderen! Oversetimate voordelen, dat behouden ipv more accurate beeld van zichzelf.

30
Q

Adaptief en maladaptief optimisme en pessimisme

A

Maladaptief optimisme: jeugd denken dat je geen gevaar loopt op bijv ongelukken, aids.
Defensief optimisme: fate will protect you…

Adaptive pessimism: mislukking vermijden
Maladaptive: teveel angst, plezier van leren gaat weg.
Defensieve pessimisten geloofden sterker dan andere angstige mensen dat de zichzelf kunnen verbeteren door hard te werken.

31
Q

Situatie specifieke persoonlijkheidstrekken

Mischel

A

Contextual view of personality

32
Q

Cross culturele verschillen

A

Collectivisme- individualisme
Harry Triandis
40% van mensen in collectivistische cultuur scoren op individualitsiche pool, en andersom.

Oost aziatische culturen leggen minder nadruk op persoonlijkheid. Individuele verschillen meer toeschrijven aan verschillen in situatie. Ze zien persoonlijkheid ook als meer malleable dan westerlingen! Daarom meer nadruk op scholing.
China meer nadruk op harmonie, face en ren qing ( mutual exchange of favors); factor analyse anders dan westerse big 5. Interpersonal relatedness = harmony, concern for reciprocity and concern for traditional chinese ways of relating to others.