Hoofdstuk 14 Flashcards

1
Q

Vroeger zagen veel mensen de massamedia als almachtig en het publiek als passief en weerloos. Wat werd er verwacht van de massacultuur?

A

Men ging ervan uit dat de massacultuur de hogere cultuur van de traditionele elities zou aantasten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

One-step-flow-theorie

A

Dat je in een enkele stap als zender je publiek met je communicatiemiddelen je wil kan opleggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Reuzeninjectienaaldtheorie (de theorie van de magische kogel)

A

De zender injecteert de passieve massa zo direct en schiet de boodschap zo hard op het publiek dat maar één enkele reactie mogelijk is. Die reactie van het publiek is volstrekt uniform en voorspelbaar. Als zender kun je doen wat je wilt met je publiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De theorie van one-step-flow is gebaseerd op 4 principes.

A
  1. De grote invloed van massamedia staat buiten kijf. De invloed gaat van zender naar ontvanger in de vorm van eenrichtingsverkeer.
  2. De ontvangers zullen als weerloze sponsjes reageren; ze ondergaan de invloeden van de media passief.
  3. Er is een direct verband tussen de inhoud van het aanbod en de effecten op de ontvangers: ontvangers doen precies wat de boodschap hen meedeelt en opdraagt.
  4. Massamedia bereiken de massa heel effectief, omdat de massa gemakkelijk te manipuleren is.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe reageren ontvangers volgens de one-step-flow-theorie?

A

Als weerloze sponsjes op de mediaboodschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer zou de one-step-flow-theory zijn bevestigd ? En waar?

A

30 oktober 1938 in de VS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Omschrijf fase 1: De almacht van de media (6)

A
  1. Communicatiestroom: zender is actiegericht (actie is niet-specifiek)
  2. Geen onderscheid tussen informatiestroom en beïnvloedingsstroom
  3. Theorie: one-step-flow-theory (reuzeninjectienaaldtheorie)
  4. Criterium: intentionaliteit (bedoeling zender staat voorop)
  5. Mediatypen: populaire dagbladen en tijdschriften, film.
  6. Tijd: vanaf 1900
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer begon men aan de injectienaald theorie te twijfelen?

A

Naarmate er meer onderzoeksgegevens beschikbaar kwamen. Er werd veel onderzoek gedaan naar de effecten van bioscoopfilms op hun kijkers. Film was destijds het enige audiovisuele medium. Er werd vastgesteld dat instructiefilms en propagandafilms over de WOII een direct, maar kortstondig effect op hun toeschouwers hadden.

*Kennis nam bij de toeschouwers toe, maar hun houding tegenover de oorlog bleek niet zo eenvoudig te beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In de loop der tijd kwamen er steeds meer bezwaren tegen het mechanistische model van de one-step-flow-theory. De bezwaren kunnen in 2 punten samengevat worden:

A
  1. De kritiek op het mensbeeld en de verkeerde voorstelling van het publiek
  2. De verwaarlozing van intermediërende factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Leg uit welke factoren ervoor spreken dat het beeld van het publiek bij de one-step-flow niet klopte

A
  1. Selectieve waarneming: ontvangers kiezen steeds uit het aanbod van de media die elementen die hen iets zeggen. Ze slikken niet alles voor zoete koek, maar nemen selectief waar en onthouden selectief.
  2. Selectieve blootstelling:
  3. Groepsnormen, die in het milieu van de ontvanger van kracht zijn.
  4. Interpersoonlijke verspreiding: boodschappen worden via interpersoonlijke communicatie doorgegeven, waarbij de inhoud van de boodschap vertekend kan worden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Intermediërende factoren

A

Selectiemechanismen (mediating factors).

Ze brengen een filter aan tussen medium en ontvanger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Demonisering

A

Houdt in dat een politicus via de media monddood wordt gemaakt door een duivels beeld van hem op te roepen.

*Wie gelooft in demonisering, aanvaardt impliciet het uitgangspunt van de one-step-flow-theory.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat vroeg menigeen zich af naar de moord op Fortuyn?

A

Of er iets waar was van demonisering. De media zou medeverantwoordelijk zijn voor de moord.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar moet je naar kijken als je wil snappen hoe politieke massacommunicatie werkt?

A
  • De rol van de opinieleider

- Wisselwerking tussen media-agenda en publieksagenda.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke ontwikkeling leidde in de 19e eeuw mede tot de komst van de massamedia?

A

De trek van platteland naar stad

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer heeft massacommunicatie een groter bereik?

A

Als het openbaar is

17
Q

Hoe zag de maatschappij in fase 1: de ‘almachtige media’ eruit?

A
  • Recessie (depressie)
  • WOI (1914 - 1918)
  • Kinderwet van Houten
  • Industriële revolutie
  • Urbanisatie
18
Q

Waarvan was in 1900 de explosieve groei van massamedia een gevolg?

A

Onder andere:

  • Industrialisatie
  • Urbanisatie
  • Alfabetisering
  • Democratisering