Hoofdstuk 11 Flashcards

1
Q

waardoor hebben wij bijgeloof

A

we zien teveel verbanden tussen dingen die er niet zijn. Komt door error management

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke redeneerfouten leiden tot bijgeloof (2)

A
  • hyperactieve patroon detectie
  • confirmation bias
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

regression to the mean

A

na uitzonderlijke waarden ga je weer terug naar meer normale waarden. Kan dus beter of slechter gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hot hand fallacy

A

neiging om te geloven dat als iemand een aantal successen heeft gehaald, diegene succes blijft behalen bij volgende pogingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

samenzweringstheorieën

A

theorieën die een verhaal beweren dat ver af staat van de officiële versie. De
officiële versie wordt hierbij gezien als een dekmantelversie om de ware feiten te verbergen. (vb: de maanlanding is nooit geweest)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

samenzweringstheorieën denkfouten (4)

A
  • oorzakelijke redeneerfouten
  • confirmation bias
  • ingroup - outgroup bias
  • ingebouwde immunisatiestrategie ( harde kritiek als bevestiging)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

oorzakelijke redeneerfouten (denkfout samenzwering)

A

Omdat er een gebeurtenis leidt tot een andere gebeurtenis waar een persoon voordeel uit zou kunnen halen, betekend niet dat die persoon er ook verantwoordelijk voor is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ingroup - outgroup (denkfout samenzwering)

A

als je een ‘conspiracy theory’ geloofd en je met allemaal mensen samenkomt die het ook geloven kun je elkaar bevestigen en word alles aanvaart. Iedereen die tegen in gaat en dus bij de outgroup hoort, wordt niet naar geluisterd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ingebouwde immunisatiestrategie (denkfout samenzwering)

A

hoe meer kritiek je krijgt van de buitenwereld op jouw theorie, hoe meer je het gaat geloven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

occham’s scheermes toepassen op samenzweringstheorieën

A

je zorgt ervoor dat de
verklaring die je hebt niet weer allerlei vragen oproept die verklaard moeten worden, want hoe meer verklaringen een nieuwe theorie nodig heeft, hoe minder waarschijnlijk die verklaring is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

waar tegen is poppers criterium beschermd

A

tegen confirmation bias, hij zag dat het zoeken naar bevestiging leidt tot een zwak en kwetsbaar denksysteem. Een sterk systeem is het zoeken naar tegenbewijs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

moving targets

A

een theorie herinterpreteren wanneer het gefalisifieerd word zodat je de theorie niet hoeft aan te passen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

factoren waarom de gezondheidszorg op een pseudowetenschap lijkt (3)

A
  • placebo effect
  • confirmation bias
  • spontane genezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welk protocol bescherm tegen de drie mogelijke factoren dat gezondheidszorg onbetrouwbaar is

A

gerandomiseerde dubbelblinde (patiënt en onderzoeker weet niet in welke groep de patiënt zit) experiment met controlegroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waarom kan hyperactive agency detection leiden tot aanhouding van religieuze of bovennatuurlijke wereldbeelden

A

we vermoeden veel te snel de
werking of handeling van een agent (= wezen met intenties) achter allerlei feiten, waar dit niet zo is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke redeneerfouten leiden tot relgie (4)

A
  • hyperactive agency detection
  • intuïtief dualisme
  • voorkeur voor teleo- functionele verklaringen
  • ingroup- outgroup bias
16
Q

waarom kan intuïtief dualisme leiden tot aanhouding van religieuze of bovennatuurlijke wereldbeelden

A

we maken op een intuïtieve manier een sterk onderscheid tussen het geestelijke en het lichamelijke
(materiële), vanuit daar is de stap heel snel gezet naar een onsterfelijke ziel of het bestaan van goden

17
Q

teleo- functionele of doelmatige verklaringen

A

mensen zonder wetenschappelijke achtergrond kiezen liever een doelmatige uitkomt dan een toevallige uitkomt

18
Q

wat is een rationele homo economicus, en klopt dit?

A

een persoon die op een rationele manier het nut berekent die hij kan krijgen uit een bepaalde aankoop. Dit blijkt een mythe te zijn want de mens is totaal niet rationeel.

19
Q

wat haalt mensen precies over om tot een bepaalde aankoop over te
gaan? Welke biasen helpen hierbij

A

anchoring en framing

20
Q

allais paradox (irrationaliteit vorm)

A

je maakt irrationele besluiten wanneer je gedwongen wordt om meteen een beslissing te nemen, ook als de alternatieven gelijkwaardig zijn

21
Q

loss aversion (irrationaliteit vorm)

A

een theorie die stelt dat de pijn van verlies veel sterker is dan de voldoening van iets krijgen of winnen

22
Q

endowment effect (irrationaliteit vorm)

A

een economisch en psychologisch fenomeen waarbij we de waarde overschatten van iets wat we bezitten, ongeacht hoeveel het daadwerkelijk waard is.

23
Q

sunk cost fallacy (irrationaliteit vorm)

A

je hebt de neiging om je falende activiteit voort te zetten omdat er tijd, moeite of geld in is geïnvesteerd.