HC8 Seks Flashcards

1
Q

Aseksuele voortplanting

A

Voortplanting zonder geslachtsverkeer, waardoor er geen wijzigingen op het DNA bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Seksuele voortplanting

A

Het samengaan van genetisch materiaal waarbij de helft van de vader en de helft van de moeder wordt overgegeven. Dit zorgt voor genetische diversiteit en verhoogde kans op een beter aangepast organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Genitaliën - vrouwen

A

Vulva
Maagdenvlies
Vagina
Baarmoedermond
Eierstokken
Eileider

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vulva

A

Gehele externe vrouwelijke genitaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Maagdenvlies

A

Membraan rond de introitus (vaginale opening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vagina

A

Buis die de baarmoeder met de vulva verbindt en sperma naar de baarmoeder vervoert voor bevruchting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Baarmoedermond

A

Bevat endometrium (baarmoederslijmvlies) voor innesteling bevrucht embryo, myometrium en perimetrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Eierstokken

A

Opslag eicellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Eileider

A

transport eitjes van de eierstokken naar baarmoeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Genitaliën - mannen

A

Penis
Scrotum (testikels)
Prostaatklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Penis

A

Bestaande uit eikel, voorhuid en schacht. Hierin bevindt zich de plasbuis die o.a. urine en sperma vervoerd naar buiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Scortum (testikels)

A

Moet 4-7 graden kouder zijn dan lichaamstemperatuur, vandaar dat ze buiten het lichaam hangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Prostaatklier

A

Samenkomst van ejaculatiekanalen en plasbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sekshormonen

A

Worden gevormd uit cholesterol en door enzymatische bewerkingen worden andere hormonen gedifferentieerd:
Androgenen - testosteron
Oestrogenen - oestradiol
Progestinen - progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Cholesterol wordt omgezet in..

A

Progesteron -> testosteron
Testosteron -> oestradiol (d.m.v. aromatase)
Testosteron -> DHT (d.m.v. 5-alpgha-reductase)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Testosteron wordt uitgescheden door de..

A

Bijnieren, testikels en eierstokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Oxytocine

A

Knuffelhormoon dat vrijkomt wanneer je seks hebt met iemand of wanneer je knuffelt met iemand. Het is betrokken bij de samentrekking van spieren tijdens een orgasme en bij de bevalling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Prolactine

A

Betrokken bij borstvoeding (lactatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

GnRH

A

Faciliteert de vrijkoming van FSH en LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

FSH (follikel stimulating hormone)

A

Zorgt voor de rijping van de follikels (eitjes/sperma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

LH

A

Betrokken bij het reguleren van de menstruele cyclus en de eisprong

Indien piekniveau binnen menstruele cyclus, zal binnen 24-48 uur het follikel openbarsten en het eitje vrijkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Menstruatie

A

De afbreking van het baarmoederslijmvlies, endometrium, wanneer er geen innesteling van een bevruchte eicel heeft plaatsgevonden.
- Folliculaire fase
- Ovulaire fase
- Luteale fase
- Menstruatie

23
Q

Menstruatie

A

Afbreking van het baarmoederslijmvlies

24
Q

Ovarian cycle

A

Cyclus die de eitjes doormaken vanaf de aansturing van de hormonen in de eierstokken.
Vanuit de hypothalamus worden GnRH vrijgemaakt die de hypofyse aansturen voor aanmaak FSH, LH

Vervolgens kan eitje bevrucht raken door het sperma en deze kan zich gaan innestelen.

25
Q

Gele lichaam (corpus luteam)

A

Het omhulsel/blaasjes waaruit het eitje is ontsnapt. Verschrompelt zich over tijd

26
Q

Follicale fase

A

Hypothalamus scheidt GnRH af wat stimulerend effect heeft op hypofyse
Hypofyse zorgt voor stimulerende FSH/LH, wat zorgt dat follikel kan groeien
Oestrogeen heeft dan remmend effect op hypothalamus wat zorgt voor afname GnRH (FSH/LH)
Oestradiol heeft ook effect op endometrium, aangezien dit zorgt dat aderen zich gaan samentrekken wat resulteerd in menstruatie

26
Q

Tegelijkertijd speelt de af- en opbouw van het endometrium zich af

A
  1. Hypothalamus met GnRH als stimulerend hormoon voor de hypofyse
  2. Hypofyse maakt FSH en LH vrij naar eierstokken en heeft invloed op follikels
  3. Oestradiol en progesteron zorgen voor een verandering van het endometrium in de baarmoeder
27
Q

Ovulaire fase

A

Hypothalamus scheidt GnRH af wat stimulerend effect heeft op hypofyse
Hypofyse zorgt voor stimulerende FSH/LH, wat zorgt dat follikel kan groeien
ECHTER, oestradiol heeft nu stimulerende werking op hypothalamus, dus grotere aanmaak van FSH/LH
Hierdoor ontstaat piek in LH wat zorgt voor openbarsten follikels
Oestradiol zorgt voor stimulerende werking op endometrium (dikker worden)

28
Q

Luteale fase

A
  1. FSH: groei follikels.
  2. LH: start ovulatie.
  3. Ontstaan gele lichaam
  4. Oestrogeen heeft een vergelijkbaarniveau als LH.
  5. Progesteron laat later een stijging zien, aangezien het uitgescheden wordt door het gele lichaam.
  6. Op het begin had oestrogeen een negatief effect (afbraak baarmoederslijmvlies), maar later had het een positief effect (opbouw baarmoederslijmvlies).
29
Q

Premenstrueel syndroom (PMS)

A

Grote veranderingen in hormonen. Toename van oestrogeen zorgt voor een goed gevoel, maar bij afname ontstaan er klachten, zoals acne, verandering in humeur, paniekaanvallen, voedsel cravings, slapeloosheid en krampen

30
Q

Premenstrueel Dysmorphic Disorder (PMDD)

A

Ernstigere vorm van PMS die recentelijk is opgenomen in DSM-V

31
Q

Polycystic Ovary Syndrome (PCOS)

A

Eitjes in eierstokken zijn groter, in meerdere hoeveelheden en beter zichtbaar op echo dan normaal.
Vrouwen met deze aandoening hebben hogere waardes testosteron, waardoor ze onregelmatige menstruaties krijgen, meer haargroei, grotere hoeveelheid eitjes -> kan voor moeilijkheden met vruchtbaarheid zorgen

32
Q

Menopauze

A

Stop van menstruatie en vruchtbaarheid, symptomen:
- Afname oestrogeen: opvliegers/ nachtelijk zweten
- Lage testosteronwaarde: vermindering libido
- Verandering van oestrogeen en progesteron waarden: onregelmatige menstruaties
- Lage oestrogeenwaarden: stemmingswisselingen, dunnere vaginale wanden die zorgen voor vaginale droogte

33
Q

Virilisatie of masculinisatie

A

Vervrouwelijking/vermannelijking is de biologische ontwikkeling van sekseverschillen.
De meeste worden geproduceerd door androgenen (mannelijke hormonen), zowel bij mannen als vrouwen

34
Q

Tijdens pubertijd - fysiologische veranderingen

A
  • Vruchtbaarheid
  • Thelarche
  • Pubarche
  • Menarche
  • Groeispurt
  • Groei van scrotum en penis
  • Gezichtsbeharing
35
Q

Thelarche

A

Ontwikkeling van borsten

36
Q

Pubarche

A

Ontwikkeling van schaamhaar

37
Q

Menarche

A

Ovulatie en eerste menstruatie

38
Q

Verklaringen ontstaan van menarche

A
  • Leeftijd.
  • Gewicht: hoger BMI zorgt voor eerder menstrueren dan laag BMI. Tevens wordt de inname van dierlijk voedsel gerelateerd aan eerdere menarche dan met een veganistisch dieet.
  • SES.
  • Genetisch: leeftijd van menarche van moeder.
  • Omgevingsfactoren.
  • Psychologische stress: veel stress kan zorgen voor een verlate menstruatie.
39
Q

Vrouwelijke genitale mutilatie

A

Alle procedures waarbij een gedeelte of gehele externe vrouwelijke genitalia worden verwijderd, of ander letsel aan de vrouwelijke geslachtsorganen richten voor niet-medische redenen.
Kan leiden tot complicaties

40
Q

Gynoplasticiteit

A

Reparatieve of plastische chirurgie van de vrouwelijke genitalia

41
Q

Labiaplasty

A

Plastische chirurgische procedure voor het aanpassen van de binnenste en buitenste schaamlippen

42
Q

Turner syndroom (XO)

A

Vrouw met maar 1 X chromosoom. Hierbij ontwikkelt ze normale genitaliën, maar ontbreken de eierstokken waardoor er een verstoring is in de oestrogeenproductie (mannelijker uiterlijk)

43
Q

XXX

A

vrouwen met 3 X chromosomen laten vaak gedragskenmerken zien, zoals minder emotie vertonen; vertraagde motorische ontwikkeling; achterstand cognitief en op spraakgebied.

44
Q

Klinefelter syndroom (XXY)

A

mannen met een extra X chromosoom. Hierbij hebben mannen vaak smalle testikels, verminderde haargroei, erectiestoornissen en vruchtbaarheidsproblematiek (vrouwelijker uiterlijk).

45
Q

XYY

A

mannen met 2 Y chromosomen hebben een normale seksuele ontwikkeling, maar zijn fysiek actiever als kinderen en kunnen een vertraging oplopen in emotionele ontwikkeling.

46
Q

Androgen insensitivity syndrome (XY)

A

door de ongevoeligheid voor androgenen hebben deze mensen uiteindelijke een vrouwelijk fenotype (ondanks normaal XY een man zou zijn).

47
Q

XX verhoogd testosteron

A

vrouwen met zowel externe en interne genitaliën gemixed met zowel mannelijke als vrouwelijke kenmerken

48
Q

Persistent Mullerian Duct Syndrome

A

mannen die zowel mannelijke als vrouwelijke interne geslachtsorganen ontwikkelen

49
Q

Congenital Adrenal Hyperplasia

A

defect van de bijnieren door overstimulatie van testosteron aan de bloedbanen. Testosteron (androgeen) zorgt voor masculinisatie, waardoor de vrouwelijke foetus een vergrote clitoris en gefuseerde schaamlippen krijgt.

50
Q

Tomboy gedrag

A

Blootstelling van een mannelijke foetus aan overtollige androgenen resulteert in vroege vermannelijking, vergrote penis en toename in lichaamshaar

51
Q

Alpha-fetoproteine

A

Eiwit dat vrouwen beschermt voor de vermannelijkende effecten van oestradiol. Dit eiwit bindt zich aan oestrogenen waardoor de masculinisatie van het brein stopt

52
Q

Organizational-activational hypothesis

A

Stelt dat er twee periodes van seksuele differentiatie van de hersenen zijn
Organisatie: invloed van geslachtshormoon op de ontwikkelde hersenen (hardwired)
Activering: hormonen die activiteit van hardwired hersenen beïnvloeden, waardoor het seksuele gedrag van volwassenen wordt beïnvloedt.

53
Q

Transgenderbrein

A

Het transgenderbrein lijkt veel meer op het brein van het gender waarnaar ze de transitie willen maken, dan op het brein van het biologische geslacht waarmee ze geboren zijn.