HC4 Het immuunsysteem Flashcards
Immuunsysteem functies
- Zorgt ervoor dat een infectie zich niet kan verspreiden
- Opsporen en verwijderen van gemuteerde kankercellen
- Veroorzaken van een ontsteking
- Herstel en genezing van beschadigd weefsel
- Verwijderen of opeten van beschadigd weefsel
Non-specifiek immuunrespons
Aangeboren immuunrespons dat niet verandert na herhaaldelijke blootstelling
Specifiek immuunrespons
Aangeleerde immuunrespons die beter wordt na elke blootstelling met één specifiek pathogeen
Lymfeklier
Kleine klieren in heel het lichaam, die zorgen voor een goede werking van het immuunsysteem én fungeert als filter voor vreemde stofjes en kankercellen
Bloedcellen ontstaan in je..
beenmerg vanuit stamcellen die zich gaan differentiëren:
- Erythrocyten
- Leukocyten
- Bloedblaadjes
- Lymfocyten
Erythrocyten
Rode bloedcellen
Brengen zuurstof naar lichaamsweefsel en worden aangemaakt in het rode beenmerg van grote botten
Leukocyten
Witte bloedcellen
Zijn betrokken bij bescherming tegen infectieziekten en vreemde indringers
Fagocyten
Fagocyten
Type witte bloedcel, eetcellen:
Granulocyten
Macrofagen
Dendritische cellen
Granulocyten
Eten vreemde stofjes op, waarna ze dood gaan en pus vormen; neutrofiel = meest voorkomende
Macrofagen
Bevinden zich in de bloedbaan als monocyt (inactief) en worden getransporteerd uit bloedbaan naar infectie om te eten.
Kleine stukjes van hetgeen wat het heeft gegeten worden aan buitenkant van cel geplaatst: antigenen
Dendritische cellen
Bevinden overal waar de buitenwereld met je lichaam kan interacteren, zoals op huid. Deze presenteren ook antigenen na het eten van vreemde stofjes
Bloedplaatjes
Stollen wondjes
Lymfocyten
Herkennen en verwijderen van vreemde stofjes (natural killer cellen), zoals T-cellen, B-cellen en NK-cellen
Functies immuunreacties
- infectieziekten tegengaan
- allergische reacties
- auto-immuunziektes
- cardiovasculaire ziekten
- kanker
- “niet-overdraagbare ziekten”
- psychosomatische aandoeningen
Infectieziekten tegengaan
Bacteriën: legionella, chlamydia, salmonella, borrelia
Virussen: HIV, griep, corona, Herpes Simplex, verkoudheid
Protozoa: malaria, giarda, toxoplasmose
Allergische reacties
Het immuunsysteem reageert te heftig op bepaalde stoffen waar het normaal niet op zou moeten reageren (eczeem, hooikoorts, astma en voedselallergie)
Auto-immuunziektes
Het immuunsysteem gaat lichaamseigen cellen aanvallen (reuma, diabetes type 1, MS en psoriasis)
Cardiovasculaire ziekten
Het dichtslibben van aderen wanneer deze scheuren (=ontstekingsproces)
Kanker
Het immuunsysteem is niet meer in staat om alle buitenlichamelijke cellen op te sporen en te elimineren.
“Niet-overdraagbare ziekten”
Zoals diabetes en COPD
Psychosomatische aandoeningen
Veroorzaakt door stress waar het immuunsysteem een grote rol kan spelen
Virus
Een capsule/jasje waarin zich DNA (of RNA) bevindt. Het virus zelf heeft geen eigen middelen (mitochondriën/ endoplasmatisch reticulum) om zichzelf te vermeerderen, daarvoor heeft het een hostcel (lichaamseigen cel) nodig
Virussen kunnen het DNA aanpassen
Infectieverloop
- het virus dringt een cel binnen
- het DNA of RNA wordt gerepliceerd
- een gedeelte van het DNA of RNA wordt omgezet tot nieuwe eiwitten
- de cel springt open of laat het nieuwe virus los in het lichaam
- het virus is klaar om andere cellen binnen te dringen
Aangeboren immuunsysteem
Eerste lijn van weerstand tegen bacteriën en virussen, zoals externe en chemische barrières
- Complement systeem
- Natural killer cellen (NK)
- Fagocyten “eetcellen”
- Ontstekingsreactie