HC5: Moderne Tijd 2 Flashcards

1
Q

2 concepten belangrijk voor nieuwe tijd?

A
  1. rationalisme
  2. empirisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  1. Moderne natuurwetenschap los van god, gevolg?
  2. steeds meer empirische kennis, gevolg?
A

los van god: verliez van het autoritaire zegen van “waarheid”

meer empirisch kennis: steeds meer twijfel

-> zoektocht naar zekere kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

descartes rationalisme: 3 kenmerken

A
  1. alle kennis begint bij de “rede”
  2. er zijn aangeboren ideen: god, ziel, substantie
  3. systeem van kennis wordt vanuit de bron (de rede) opgebouwd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Descartes rationalisme: doel en methode

A

doel: meningen van scholastiek vervangen door ware kennis
methode: methodische/hypothetische twijfel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

descartes: twijfel aan bijna alles, aan wat niet?

A

onbetwijfelbaar uitgangspunt: het cogito

-> ik denk, dus ik ben

dit wordt gezien als evidentie voor zelfbewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Descartes: het gespleten subject

A

Dualisme van lichaam en geest

  1. lichaam en geest zijn met elkaar verbonden (honger,dorst etc)
  2. hun verband is ondoordringelijk voor de verstand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

David Hume: verwerven van kennis

A

Emprisme: ervaring als enige bron van kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hume: opbouw van menselijke kennis

A
  1. elemtaire waarnemingen (impressies)
  2. op deze waarneming gebaseerde kennis (ideeen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hume: causaliteitsprobleem

A

we kunnen geen causaliteit waarnemen!

alleen door ervaringen kan je geen wetmadigheden bepalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe ging Kant het menselijk kenvermogen analyseren?

A

Niet: wat weten wij precies? wat kan je daaran toevoegen?

Maar: wat zijn de voorwaardes om kennis te verwerven?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kant: 2 elementen van kennis

A
  1. zintuiglijke indrukken
  2. menselijk kenvermogen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Kant: definitie menselijk kenvermogen

A

Een verwerkingsmechanisme dat vorm geeft aan de inhoud van de waarneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kant: hoe werkt het verstand?

A

maakt gebruik van begrippen, bv. causaliteit

-> structuur in de waarneming

het verstand kent 12 begrippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kant: wat zijn ruimte en tijd?

A

ruimte en tijd zijn geen objecten van waarneming, maar onze manier om objecten waar te nemen.

zonder ruimte en tijd is geen waarneming mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kant vs Copernicus

A

Copernicus: de wereld (de toeschouwers) bewegen zich

Kant: de objecten richten zich naar ons kenvermogen dat een actieve rol speelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Kant: kennis komt tot stand door?

A
  1. het materiaal van de zintuigen
  2. de aanschouwingsvormen en de grondbegrippen van het verstand
17
Q

Kant: onderscheid tussen verstand en rede

A

verstand: ordent aanschouwingen, verbind begrippen -> kennis ontstaat
rede: staat boven verstand, systematisch samenhang in geheel van kennis
- > denkt en heeft zelfbewustzijn

18
Q

Kant: 2 gezichtspunten van het ik

A
  1. het ik als belichaamd wezen: een waarneembaar object van kennis
  2. het ik als rede-idee: het perspectief waarop men zichzelf beleeft
19
Q

Kant: tegenspraak causaliteit vs vrijheid

A

geen tegenspraak, maar een paradox:

mens in 2 gezichtspunten

  1. materiaal lichaam -> wet van causaliteit
  2. zelfbesef -> los van causaliteit -> vrij wezen
20
Q

Hegel: taak van de filosofie?

A

filosofie heeft te taak om de werkelijkheid zoals deze is, te begrijpen

21
Q

Mensbeeld: verlichting vs romantiek

A

verlichting: universeel - abstracte mens met algemene kenmerken
romantiek: specifiek - authentieke en unieke persoonlijkheid

22
Q

de rede: romantiek vs verlichting

A

verlichting: universele, getemde rede
romantiek: versplinterde, ongetemde rede

deze verschilt van tijd tot tijd, cultuur tot cultuur etc

23
Q

2 kerngedachten van Rousseau

A
  1. de natuurlijke toestand is “goed”
  2. ontstaan van strijd tussen mensen -> noodzaak van:

een sociaal contract

+

opvoeding en onderwijs

24
Q

Rousseau op de grens tussen?

A

Verlichting en romantiek

25
Q

Rousseau: op welk gebied verlichtingsdenker/romantiekdenker?

A

verlichtingsdenker: politieke opvatting
romantiekdenker: beschaving vervreemdt mens van zijn oorspronkelijke goedheid

26
Q

Rousseau: ambigue mensbeeld

A

over politiek en maatschappij: abstracte en universele mens

in opera’s: eigene, authentieke en unieke persoonlijkheid