HC.5 - Lymfomen, deel 1 Flashcards

1
Q

Waarin ontstaan lymfomen?

A

Lymfeklieren
In kwaadaardige tegenhangers van lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke twee soorten lymfomen zijn er?

A
  1. Hodgkin lymfoom
  2. non-hodgkin lymfoom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn hele typische klachten bij lymfomen?

A
  1. nachtzweten
  2. gewichtsverlies
  3. lymfeklier zwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vaak komen lymfomen voor?

A

Relatief zeldzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe stellen we de diagnose voor lymfoom?

A

PA op een vergrote lymfeklier
Liefst volledig verwijderen, maar is niet altijd mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is er macroscopisch (beetje micro) te zien bij hodgkin lymfoom?

A
  1. Geen structuur
    a) geen follikels
    b) geen kiemcentra
  2. sclerose (verbindweefseling)
  3. Infiltratie ontstekingscellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is er microscopisch te zien bij HL?

A
  1. Reed Sternberg cells (5% van LK) = pathognomonisch voor HL = bewijzend voor diagnose
  2. Ontstekingsinfiltraat (95%): plasmacellen, lymfocyten, eosinofielen
  3. sclerose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sluit de afwezigheid van reed Sternberg cellen de diagnose HL uit?

A

Nee
kans is niet groot dat deze cellen meekomen in een biopt want maar 5% van de klier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe ziet een Reed Sternberg cel eruit?

A

Meerkernige reuscel (allemaal lymfocyten eromheen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn Reed Sternberg cellen?

A

Monoclonale B-Lymfocyten met meerdere kernen en nucleoli met IgH herschikking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn markers die we kunnen zien bij immunohistochemie op RSC?

A

CD30+
CD15+
CD20(19) - !!!
Laatste B-cel marker maar is dus NEGATIEF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom is CD30 niet selectief?

A

Het zit ook op T-cel lymfomen en diffuus grootcellige B-cel lymfomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat doen RSC in de lymfeklier?

A

Creert eigen micro-omgeving (inflammatie)
- Interactie met CD4+ cellen –> IL5 maken –> aansturen eosinofielen
- RSC zelf IL5 maken waardoor aansturing eosinofielen
- Fibroblasten proliferatie waardoor sclerose
- Meerdere inflammatie en anti-inflammatoire cellen aangetrokken door RSC
Lymfocyten kunnen hun werk niet meer goed doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de grootste groep maligniteiten binnen de hemato-oncologie?

A

Non hodgkin lymfomen zijn 40-50%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat maakt NHL een ingewikkeld ziektebeeld?

A

> 60 verschillende klinisch pathologische entiteiten en is dus niet 1 ziektebeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verloopt de B-cel ontwikkeling?

A
  • Ontstaan in beenmerg en heeft dan nog geen specifieke B-cel receptor
  • Naïeve B-cel herkent antigeen en migreert naar lymfeklier (secundair lymfatisch weefsel)
  • Komen in de lymfeklier en vormen hier een Germinal Centre
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Uit welke cellen ontstaat NHL?

A

B-lymfocyten 85%
T-lymfocyten 15%
Maligne worden in verschillende fase van ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat gebeurt er in het kiemcentrum?

A

Begint in Dark zone van lymfeklier
1. Als B-cel geactiveerd krijg je klonale expansie (delen) en vormt een kiemcentrum
2. B-cellen ondergaan specifieke mutaties (VDJ-herschikking) = Somatische hypermutaties van Ig genen (variabele deel) om de affiniteit te vergroten (voor antigeen dat ze herkennen)
3. Light zone: Ig isotope klasse switch –> B-cellen hebben als naïef Ig-M –> switch naar specifieke Ig
4. B-cel wordt plasmacel of geheugencel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waaruit ontstaan de meeste B-cel lymfomen?

A

Kiemcentrum
centroblast of centrocyt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe worden de B-cel lymfomen geclassificeerd?

A

Naar fysiologische counterpart –> benoemen waar cellen het meest op lijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de classificaties van de lymfomen?

A
  1. Pro/pre-B-cel (erg onrijp) –> acute leukemie (B-cel lymfoblastair lymfoom is ALL nodaal = in lymfeklier)
  2. Immature of mature B-cellen zitten nog in mantelzone –> Mantelcellymfoom
  3. Kiemcentrum: folliculair NHL (follikel), Burkitt lymfoom (kiemcentrum), DLBCL (KC en non-KC iets verder)
  4. HL en DLBCL uit marginale zone
  5. Plasmacel = multipel myeloom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke lymfomen hebben wel gemuteerd Ig genen en welke niet?

A

WEL gemuteerd: DLBCL, folliculair lymfoom, HL

NIET gemuteerd: mantelcellymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de drie klinische locaties van NHL?

A
  1. Nodaal = lymfeklieren
  2. Extranodaal = organen
  3. Leukemisch = bloed (rijpheid cellen maakt onderscheid met leukemie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem een voorbeeld van een extra-modaal lymfoom

A

marginale zone lymfoom
Chronisch antigeen stimulatie door chronische infectie -> extranodaal lymfatisch weefsel -> lymfoom worden

Helicobacter waarbij marginale zone lymfoom in maag (bij behandeling bacterie gaat lymfoom vaak ook weg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het gedrag van NHL?

A
  1. indolent: chronisch wat weinig klachten geeft
  2. Agressief: snel (subacuut) –> klachten in enkele weken
  3. Zeer agressief: zeer acuut en is enorm progressief
    (bvb burkit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat zegt het gedrag van NHL op het overlijdens risico van patiënten?

A
  1. indolent: gaant niet echt aan doet
  2. Agressief: als mensen niet behandelen gaan ze wel overlijden
  3. Zeer agressief: as niet meteen behandelen gaan ze heel snel dood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

op welke vijf dingen kunnen we NHL indelen?

A
  1. Morfologie (microscopisch zonder kleuring): Grootcellig, kleincellig, diffuus, veldjes
  2. Fenotype (flowcytometrie immunologie): CD-markers bepaling celtype
  3. Genotype (moleculair): genherschiking IgH, T-cel receptor, translocaties, mutaties
  4. Fysiologische tegenhanger: ontwikkelingsstadium B- of T-cel, voorloper, natuur
  5. Klinische kenmerken: presentatie, beloop
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is er morfologiisch te zien bij een kleincellig lymfoom?
Noem een voorbeeld van een groot en een kleincellig lymfoom

A

Veel kleine identieke cellen

Klein: small lymphocyte lymphoma

Groot: anaplastisch grootcellig lymfoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een prognostische marker bij NHL?

A

Ig coderende genen

29
Q

Welke mutatie komt vaak voor bij lymfomen?

A

Vaak IgH translocaties

30
Q

Welke afwijking hebben veel folliculaire lymfomen?
Welke markers heeft het folliculair lymfoom?

A

t (14;18)
Op 14 ligt IgH (zware keten) is een promotor –> als gen hierachter dan extra tot expressie
= oncogen vormen

CD20+
CD10+
Ig oppervlak+

31
Q

Welke afwijking komt van voor bij mantelcel lymfoom? Welke markers heeft dit?

A

t (11;14)

CD5+
CD20+
Cycline D1+
Ig oppervlak+

Cycline D ligt op chr 11 en IgH op 14 –> cycline D hoger tot expressie

is CD23 NEGATIEF

32
Q

Welke afwijking komt van voor bij diffuus grootcellig lymfoom? Welke markers heeft dit?

A

Geen specifieke afwijking –> erg complex en veel soorten

CD20+

Ig oppervlak en CD10 +/-

33
Q

Welke afwijking komt van voor bij burkit lymfoom? Welke markers heeft dit?

A

t (8;14)
MYC-gen gekoppeld aan IgH

CD20+
CD10+
Ig oppervlak+

34
Q

Welke afwijking komt van voor bij MALT lymfoom? Welke markers heeft dit?

A

t (1;14)

CD20+
Ig oppervlak+
CD23 +/-

35
Q

Wat zijn de markers van de smal lymfocyt lymfoom?

A

CD5+
CD20+
CD23+

Ig oppervlak: zwak

36
Q

Welke markers bevatten alle NHL?

A

CD20+

37
Q

Welk lymfoom is als enige positief voor CD23?

A

Smal lymfocyt lymfoom = CLL

38
Q

Welk lymfoom is positief voor cycline D?

A

Mantelcellymfoom

39
Q

Welke lymfomen zijn positief voor CD5?

A

Kleinecellig en mantecel lymfoom

40
Q

Welke cel/cellen zijn de natuurlijke tegenhangers van:
- mantelcel L
- folliculair L
- Burkit L
- DLBCL
- marginale zone L
- hodgkin L
- CLL
- multipel myeloom

A
  1. mantelcel L: mature of immature B-cel
  2. Folliculair: centrocyt/centroblast
  3. Burkit: centrocyt/centroblast
  4. DLBCL: centrocyt/centroblast of B-geheugencel
  5. Marginale zone L: B-geheugencel
  6. HL: B-geheugencel
  7. CLL: B-geheugencel
  8. multipel myeloom: plasmacel
41
Q

In welke mate zijn de klinische prestatie bepalend?
Noem voorbeelden

A

Niet heel erg behalve bij

  1. primair mediastinaal GCBCL
  2. Primair CZS lymfoom (hersenen, hersenvliezen of liquor)
  3. primair cutaan lymfoom
42
Q

Waarom is het handig om de gehele klier te verwijderen?

A
  • Diagnose stellen
  • moleculair onderzoek
43
Q

Wat aan een vergrote lymfeklier is meer aanwijzend voor een maligniteit en wat voor een infectie?

A

Maligniteit: pijnloos

Infectie: pijnlijk, rood, warm

44
Q

Noem bij de drie gedrag kenmerken een voorbeeld van een lymfoom

A

Indolent: folliculair L

Agressief: DLBCL

Zeer agressief: burkitt L

45
Q

Wat is vaker kenmerkend voor ziektes waarbij vergroting van lymfeklieren?

A

Vaker bij kinderen/op jonge leeftijd (geen maligniteit)

46
Q

Wat is vaak te relateren aan de grootte van de lymfeklier?

A

Groot: vaker slecht
Klein: vaker indolent

47
Q

Wat is een kiemcentrum marker?

A

CD10

48
Q

Is het helpend om een cytologische punctie van een vergrote lymfeklier te nemen?

A

Nee,
Als negatief sluit het een lymfoom niet uit
Als positief moet lymfeklier alsnog verwijderd worden

49
Q

Wat is een vaak voorkomende presentatie van NHL?

A
  • pijnloze lymfeklier zwelling (vaak in de hals)
  • soms klachten tgv locatie (bvb pneumonie of pijn)
  • Algehele klachten (B-symptomen) kan
  • als indolent vaak geen klachten
50
Q

Waar kan NHL voorkomen?

A

Overal in lichaam in lymfeklieren en organen

51
Q

Wanneer is men positief voor de B-symptomen? Waar heeft dit invloed op?

A

Als een van de 3 symptomen aanwezig is
1. Onverklaarbare persisterende koorts > 38 graden
2. Nachtzwetend: echt badend in zweet
3. Gewichtsverlies > 10% over 6 maanden

Invloed op de prognose

52
Q

Wanneer beginnen we met stageren bij lymfoom?

A

NA diagnose
Is voor uitbreiding door lichaam

53
Q

Met welke onderzoeken voeren we stagering uit bij lymfoom?

A

CT-hals-thorax-abdomen
PET-hals-thorax-abdomen
Beenmerg: 50% NHL infiltratie

54
Q

Bij welke mensen komt NHL het meest voor?

A

> 65 jaar +/- 25% NHL

55
Q

Wat is het stadium vaak bij diagnose?

A

Omdat langzaam groeit is stadium vaak uitgebreid bij presentatie

56
Q

Wat zijn de behandelopties bij NHL?

A
  • Wait and see: alleen klachten of symptomen behandelen
  • Geen kans op curatief met conservatieve therapie: alleen bij allo-SCT
  • anti-CD20 therapie + chemo (poliklinisch) als behandelindicatie

Moeten zien als chronische ziekte

57
Q

Wanneer geven we een SCT bij NHL?

A
  • bij mensen waarbij behandeling op 2 lijnen heeft gefaald

Bij 50% hebben in 1e lijn een progressie vrije overleving van 10 jaar –> geen SCT geven

58
Q

Wat is de levensverwachting oha bij NHL?

A

15-20 jaar

Subgroep: < 24 mnd na afronding behandeling progressie –> vaak slecht op behandeling –> als fit genoeg deze mensen wel SCT geven

1% progressie naar agressief –> slecht

59
Q

Wat is het microccopische beeld bij Burkitt lymfoom?

A

Dens beeld met allemaal dezelfde cellen met witte macrofagen = sterrenhemel
Diffuse infiltratie

60
Q

Hoe is de kans hoger dat het om een Burkitt lymfoom gaat?

A

Als de kliniek erg snel progressief is

61
Q

Wat is een obligate marker op alle B-cellen?

A

CD19a

62
Q

Hoe vaak komt burkitt lymfoom voor? En bij wie vooral?

A

is 2% NHL
Bij oudere kinderen of jongvolwassenen

63
Q

Wat zijn de veroorzakers van Burkitt lymfoom?

A
  • Malaria belt: malaria + EBV –> hals
  • HIV
  • Immuundeficienties
  • sporadisch
64
Q

Waar is burkitt lymfoom vaak te zien?

A

Abdomen: distale ileum, coecum, mesentrium
Vaak extranodaal
- ovaria
- nieren
- mammae
- CZS!!!

65
Q

Wat is kenmerkend voor Burkitt lymfoom?

A

Vaak bulky: hoog LDH, hoog urinezuur (an nierschade geven)

Verdubbelingstijd vaak < 24h

66
Q

Wat is belangrijk om te behandelen bij Burkitt lymfoom?

A

Het CZS omdat de kans heel groot is dat hierheen
Via liquor punctie vaststellen
Maar ook profylactisch behandelen

ALL heeft ook grote kans hierheen gaan

67
Q

Wat is de behandeling van Burkitt lymfoom?

A
  1. intensieve chemo: AL schema of continu
  2. Volgende kuur direct bij herstel toxiciteit
  3. CZS profylaxe
  4. in hematologische IC-centra
68
Q

Wat is de genezingskans bij burkitt lymfoom?

A

80%

69
Q

Noem enkele verschillen tussen folliculair en burkitt lymfoom

A

Folliculair:
- ouderen
- indolent
- behandeling bij klachten
- milde chemo poliklinisch
- chronische ziekte
- geen genezing
- lange overleving

Burkitt
- jongeren
- zeer agressief
- spoedbehandeling
- zeer intensieve chemo
- acuut
- 80% genezing