hc3 aristoteles Flashcards

1
Q

ethiek van aristoteles

A

Gaat over het juiste midden. Het vinden van het handelen tussen twee extremen in. De deugd is handel zo dat je de extremen van ondeugd vermijdt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

lafheid, dapperheid, roekeloosheid

A

lafheid = de risico’s die je niet neemt om jezelf of anderen te beschermen
dapperheid = op een intelligente manier met risico’s omgaan (het juiste midden)
roekeloosheid = onnodig andere en jezelf in gevaar hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat maakt het vinden van het juiste midden moeilijk?

A

een situatie of dilemma is altijd anders. het is nooit helemaal hetzelfde en daarom zal niet elke keer dezelfde regel toegepast kunnen worden. geen universele regel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom begint de politieke wetenschap bij aristoteles?

A

hij is begonnen met de empirie en de scheiding tussen ethiek, politiek en filosofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aristoteles view op politiek

A

hij ziet politiek als een educatief instituut, met de intentie om de burger moreel goed te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe kijkt aristoteles naar de polis

A

de ultieme vorm van politieke organisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waarin verschilt aristoteles van plato, op het gebied van politieke kennis

A

aristoteles ziet ethiek en politiek als iets praktisch. plato ziet het als iets theoretisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

theoretische kennis (doel, object, kennis, precisie)

A

doel = intrinsiek
object = gelijk
kennis = algemeen
precisie = groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

praktische kennis (doel, object, kennis, precisie)

A

doel = instrumenteel
object = variabel
kennis = particulier
precisie = klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vorm en materie volgens aristoteles

A

vorm = niet los van de werkelijkheid, zit in dingen van de werkelijkheid zelf

materie = aspect van de werkelijkheid dat geen definitieve kenmerken heeft

De essentie van de dingen, zit al de dingen zelf, in de thelos (doel). Als de condities goed zijn kan de thelos tot uitdrukking komen. Als je wil weten wat de essentie is, dan moet je bestuderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

materie en vorm volgens plato

A

materie = niet gedefineerd

vorm = definitieve eigenschappen van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

het begrijpen van het menselijke potentieel

A

human potential kan alleen begrepen worden wanneer de mens bestudeerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het verkrijgen van politieke kennis volgens aristoteles

A

het verkrijgen van politieke kennis kan alleen bereikt worden door te bestuderen wat er al is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoogste doel van aristoteles

A

een stadstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschil tussen Plato en Aristotelesc mbt metafysica

A

Plato verbindt de metafysica met de politiek. Aristoteles is het niet eens hiermee. hij vindt dat de politiek en de ethiek een eigen status moeten krijgen.

heeft kritiek op het ‘goede’ van plato, het is vaag en heeft geen handelingsperspectief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

thelos van de mens

A

de thelos van de mens is om rationeel en eerlijk te worden. dat heeft een effect op het politieke denken. hij vindt dat een stadstaat rationeel moet besturen.
rationaliteit moet heersen over emotie en passies.

17
Q

waarom is politieke participatie belangirjk

A

alleen dan komt de thelos tot uiting

18
Q

ideale stadstaat aristoteles

A

niet te groot, waar het niet anoniem is.

19
Q

Aristoteles’ kritiek op De Staat van Plato

A
  1. Gedeeld bezit in de commune leidt tot gebrek aan interesse ervoor en maakt mensen ongelukkig.
    a. Mensen die geen eigen bezit hebben, gaan minder zorgzaam om met de dingen. Door middel van observatie kan je hier achter komen.
  2. Geen eigen familie hebben ondermijnt juist broederschap en maakt ongelukkig.
    a. Door het niet weten van wie je kinderen zijn, zal voor verwatering zorgen. Kijk hoe de mens met hun eigen kinderen omgaan.
  3. Rechtvaardigheid is geen overkoepelende deugd maar bepaalde verdeling van goederen (distributieve rechtvaardigheid)
    a. Het is belangrijk, maar een deugd naast de andere. Het gaat om verdelende rechtvaardigheid (hoe verdeel je fundamentele goederen).
20
Q

De mens als politiek dier

A

‘’man is by nature a political animal’’
The power of speech is iets wat mensen kenmerkt. De mens wordt gekenmerkt door redelijkheid en rationaliteit en kan daardoor in overleg komen wat goed is of niet. Dit kan alleen in een staat.
Als de staat op een juiste manier georganiseerd wordt, het met logos cultiveert. Dat logos tot uitdrukking komt.

21
Q

de beste regeringsvorm volgens aristoteles

A

Het moet een kleine populatie hebben. Een eigen cultuur, identiteit, spirit om solidariteit te ervaren en ook om vrijheid te realiseren. Dit betekent dat je zelf een rol speelt in de politiek, in de regels die jezelf oplegt (republikeinse model van vrijheid, koppeling Rousseau).

Spreekt voorkeur uit voor politeia. De midden klasse regeert zichzelf, sociaal economisch het bestuur over neemt. Armen en rijken zijn met zichzelf bezig. De economische belangen en politieke belangen komen samen, waardoor het stabiel is. Het is een republikeins model; we moeten ons zelf besturen.

22
Q

Classificatie van politiek bestuur met centrale vraag

A

Wie moet er heersen, in een ideaal politiek regime? Onderbouwt met twee argumentaties:
1. Hoeveel hebben de macht en in wiens belang
2. Welke standaard voor verdeling van politieke macht?

23
Q

Classificatie van politiek bestuur en de problemen

A

Er zijn twee grote problemen:

  1. de meeste mensen zijn passief in deelname in politiek, te kort doen aan jouw menselijke aard.
    Je wordt pas mens door deelname
  2. het uit zich tot een oligarchie
24
Q

Aristoteles over slavernij

A

: het is een aanvaardbaar instituut. Omdat het een belangrijk onderdeel is van de Griekse steden, gaat Aristoteles ervan uit dat het natuurlijk is. Aristoteles legitimeert de slavernij omdat het een functionele verklaring heeft, maar ook een rechtvaardige verklaring. De staat heeft slaven nodig om te kunnen functioneren. Verschilt hierin met zijn leermeester Plato. Slaven zijn levende instrumenten, het zijn onvolgroeide mensen met niet genoeg rationaliteit hebben. Het feit dat ze slaaf waren bewijst dat het natuurlijk is, en niet een gewoon burger kunnen zijn. Het is ook goed voor de slaven, ze kunnen alleen het mens zijn benaderen, door de rationaliteit van buiten toe te voegen (door hun meester).

25
Q

Aristoteles over vrouwen

A

Vrouwen: hij kijkt naar hoe de vrouwen worden behandeld. Hierin ook een ondergeschikte rol, hun rol en betekenis. Aristoteles ziet, en legitimeert vanuit de natuur: het functioneert dus het is goed. De vrouw is een disfunctie van de natuur

26
Q

Politeia

A

de middenklasse regeert zichzelf, is de groep die het midden van de sociaal economische in neemt. idealiter de grootste groep die het bestuur overneemt.