HC13 - Acute en Chronische Ontsteking Flashcards

1
Q

Wat zijn de 5 macroscopische kenmerken van (acute) ontsteking?

A
  • Warmte
  • Roodheid
  • Zwelling
  • Pijn
  • Functieverlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk deel is normaal en welk deel is afwijkend?
Welke kenmerken van ontsteking zijn te herkennen?

A

Het donkerblauwe deel is normaal en het lichtblauwe deel is ontstoken.
Het lichtblauwe deel is gezwollen en rood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het nut van een ontsteking?

A

Ontsteking heeft een slecht imago, maar het is echter een onderdeel van onze afweer en is dus van levensbelang.
Ontsteking is nodig:
- om schadelijke agentia aan te pakken
- om de ontstane schade weer op te ruimen
- voor het herstelproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke mechanismen spelen een rol bij het ontstekingsproces?

A
  • Herkennen dat er iets aan de hand is
  • De ontstekingscellen moeten op de plek des onheils komen
  • Coördinatie van het hele ontstekingsproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het ontstekingsproces, dus ontsteking, kan verdeeld worden in:

A
  • Acute ontsteking
  • Chronische ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe worden schade/pathogenen herkend?

A

D.m.v. bewakingsimuuncellen die ‘pattern recognition’ receptoren (PR-receptoren) aan hun celmembraan hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soort patterns hebben cellen aan hun celmembraan zitten die last van schade hebben, zodat bewakingsimuuncellen ze kunnen herkennen?

A

DAMPs: Damage-associated molecular patterns op celwand beschadigde cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke soort patterns hebben pathogenen aan hun celmembraan zitten, zodat bewakingsimuuncellen ze kunnen herkennen?

A

PAMPs: Pathogen-associated molecular patterns op het membraan van de pathogenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke drie fases heeft een acute ontsteking?

A
  • Vasculaire fase
  • Cellulaire fase
  • Herstel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat gebeurt er als herstel niet optreedt bij een acute ontsteking?

A

Dan wordt het een chronische ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er in de vasculaire fase?

A

Dan vindt er vasodilatatie plaats (dus een toename van de doorbloeding, wat de rode kleur verklaart) en een toename van de vasopermeabiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan de vasopermeabiliteit toenemen?

A

Door endotheelretractie en endotheelschade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 3 dingen kunnen uittreden bij een toename van de vasopermeabiliteit?

A
  • Uittreden van water = oedeem / sereus exsudaat
  • Uittreden van ontstekingscellen = exsudaat
    bijv. uittreden van neutrofiele granulocyten = pus/purulent exsudaat
  • Uittreden fibrinogeen = fibrineus exsudaat
    vaak een combinatie van meerdere celtypes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het effect van vasodilatatie?

A
  • Toename doorbloeding: omgeving wordt rood of roder (hyperemie)
  • Toename doorbloeding, bloed is warm: omgeving wordt warmer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Door de toename in permeabiliteit treedt er vocht/exsudaat uit in de omgeving en ontstaat er een zwelling. Wat heeft deze zwelling tot gevolg?

A
  • De zwelling drukt op het gebied, prikkelt nocireceptoren, en veroorzaakt pijn
  • De zwelling zit mechanisch in de weg of verdrukt organellen en belemmert zo het functioneren (functieverlies)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat gebeurt er in de cellulaire fase?

A

Afweercellen moeten uit de bloedvaten treden en daarna naar de plek van de ontsteking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe gaan afweercellen uit de bloedbaan?

A

Door chemokinen en cytokinen. Zij zetten de ‘adhesion cascade’ in werking en leiden dan de afweercellen naar de juiste plek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe zit de adhesion cascade in elkaar?

A
  • Marginaliseren: vanuit het midden naar de wand/endotheelcellen
  • Rollen: een plek vinden aan de wand om er uit te komen d.m.v. zwakke verbindingen met het endotheel (selectins) en sterke verbindingen met het endotheel (integrins)
  • Uittreden in de omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke cellen horen er bij een acute ontsteking?

A
  • Neutrofiele en heterofiele granulocyten: deze ontstekingscellen maken de agentia dood. Ze hebben cytoplasmatische granula die lytische enzymen bevatten.
  • Macrofagen: de ontstekingscellen die het process begeleiden en de rommel opruimen
20
Q

Wat is er hier omcirkeld?

A

Neutrofiele granulocyten
(gelobde kern, granula in het cytoplasma zijn niet gekleurd)

21
Q

Wat zijn heterofiele granulocyten?

A

Dat zijn de neutrofiele granulocyten van konijnen, amfibieën en reptielen. In de granula van deze heterofiele granulocyten zitten andere enzymen waardoor er geen vervloeiing (liquefactie) is maar meer een verkazing (caseation).
Dit exsudaat is droger en meer pasteus

22
Q

Wat zie je hier?

A

Macrofagen
Veel cytoplasma, vaak met vacuolen omdat ze wat gefagocyteerd hebben. Hier zwemmen ze in eiwitrijk (roze gekleurd) sereus exsudaat.

23
Q

Welke drie typen exsudaat heb je?

A
  • Sereus
  • Purulent
  • Fibrineus
24
Q

Hoe ziet sereus exsudaat er macro- en microscopisch uit?

A
25
Q

Hoe ziet purulent exsudaat (pus) er macro- en microscopisch uit?

A
26
Q

Hoe ziet fibrineus exsudaat er macro- en microscopisch uit?

A
27
Q

Na de cellulaire fase volgt de herstel fase en kan de ontsteking 4 richtingen op. Welke richtingen?

A
  • Regeneratie
  • Littekenformatie
  • Abcesvorming
  • Chronische ontsteking
28
Q

Wat gebeurt er als er regeneratie optreedt bij de ontsteking in de herstelfase?

A
  • Vasopermeabiliteit weer normaal
  • Ontstekingsfactoren afgebroken
  • Apoptose van neutrofiele granulocyten
  • Macrofagen functie switch –> anti-inflammatoire toestand
  • Fagocytose celdebris door macrofagen
  • Exsudaat afgevoerd via lymfevaten
  • Regeneratie (volledig herstel van het weefsel)
29
Q

Waar hangt regeneratie van af?

A

Hoeveel er precies kapot is gemaakt. Het gaat dan om:
- De hoeveelheid stamcellen
- Het aantal onbeschadigde cellen
- De hoeveelheid schade aan de ECM
Van alles moet nog wel genoeg over zijn wil regeneratie plaats kunnen vinden, omdat je dan een soort voorbeeld hebt voor de structuur van hoe het weer moet worden

30
Q

Wat gebeurt er als er littekenvorming optreedt bij de ontsteking in de herstelfase?

A
  • Schade aan weefsels en ECM is zodanig dat herstel van functie en structuur niet mogelijk is
  • Proliferatie van fibroblasten en dus productie van collageen en vorming van capillairen (fibroangioblasten weefsel oftewel granulatieweefsel)
  • Gevolg: fibrosering = bindweefselvorming/littekenformatie
31
Q

Wat gebeurt er als er abcesvorming optreedt bij de ontsteking in de herstelfase?

A
  • Flinke hoeveelheid necrose gevormd door de lytische enzymen van de neutrofiele granulocyten = pus
  • De hoeveelheid necrose (pus) kan niet worden afgevoerd of gefagocyteerd worden
  • Er vindt proliferatie van fibroblasten en productie van collageen plaats
  • Er volgt dan fibrosering –> bindweefselvorming rond de necrosehaard –> zo ontstaat een kapsel
32
Q

Wat gebeurt er als er een chronische ontsteking optreedt bij de ontsteking in de herstelfase?

A
  • Het is een vervolg van een acute ontsteking wanneer de prikkel niet wordt verwijderd
  • Persisterende prikkels of extreme schade en necrose
  • Bijzondere virulentie factoren of persistentie tegen enzymen/fagocytose (splinter)
33
Q

Hoe worden macrofagen geactiveerd bij een chronische ontsteking?

A

Monocyten in het bloed (macrofagen) worden aangestuurd door chemokinen en ontstekingsmediatoren. Zo treden ze uit de bloedbaan en worden ze geactiveerd

34
Q

Wat is de relatie tussen het uitscheidingsproduct van macrofagen en bepaalde proliferatie?

A
  • Uitscheiding groeifactoren –> proliferatie fibroblasten en endotheelcellen
  • Uitscheiding fibrogenetische factoren (FGF) —> proliferatie fibroblasten
  • Uitscheiding angiogenetische factoren (VEGF, FGF, PDGF) –> proliferatie endotheelcellen
35
Q

Wat doen geactiveerde macrofagen naast de uitscheiding van bepaalde factoren?

A
  • Remming van metalloproteinases –> afname van de afbraak van bestaand en nieuw gevormd collageen (bindweefsel)
  • Ze smelten vaak (niet altijd) samen tot meerkernige reuscellen om zo grotere cellen op te kunnen ruimen
36
Q

In wat voor soort ontsteking is er vaak een flinke toename van macrofagen en ook vaak vorming van reuscellen?

A

Een granuloom/granulomateuze ontsteking

37
Q

Waar lijken granulomen/granulomateuze ontstekingen op?

A

Op tumoren van witte bloedcellen of andere kleurloze cellen

38
Q

Voorbeeld fibrosering + fibroangioblastenweefsel

A
39
Q

Wat zie je hier?

A

Zwart = capillairen
Geel = fibroblasten
Blauw = collagene vezels

40
Q

Wat is een overgevoeligheidsreactie?

A

Een overdreven of misplaatste immuunreactie die tot een ontstekingsreactie leidt.
De hoofdrolspelers hierin zijn antigenen, antilichamen en ontstekingscellen

41
Q

Welke 4 typen overgevoeligheidsreacties heb je?

A
42
Q

Wat zijn de voordelen van ontstekingen?

A
  • Schade beperken
  • Oorzaak verwijderen
  • Herstel initiëren
43
Q

Wat zijn de nadelen van ontstekingen?

A
  • Algehele malaise
  • Toename weefselschade (lytische enzym)
  • Ruimte innemend (bijv. abces)
  • Belemmerde toegang van geneesmiddelen (fibrosering, necrose)
44
Q

Wat kun je doen ter ondersteuning van het ontstekingsproces?

A
  • Het schoonmaken/hechten van wonden in combinatie met het elimineren van de oorzaak (ontsteking kan ook steriel zijn)
  • Het in toom houden van het ontstekingsproces met ontstekingsremmers om effecten zoals pijn en zwelling aan te pakken (aspirine)
45
Q

Wat kun je doen ter ondersteuning van het ontstekingsproces?

A
  • Het schoonmaken/hechten van wonden in combinatie met het elimineren van de oorzaak (ontsteking kan ook steriel zijn)
  • Het in toom houden van het ontstekingsproces met ontstekingsremmers om effecten zoals pijn en zwelling aan te pakken (aspirine)