HC06 - Extracellulaire matrix, Celhechting en Migratie Flashcards

1
Q

Wat zijn de functies van de extracellulaire matrix?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe werkt de synthese, secretie en assemblage van collageen?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werkt de synthese van collageen?

A
  • Eerst wordt pre-procollageen (een ER signal sequence, dat codeert voor een stukje eiwit) gesynthetiseerd in het ER.
  • 3 van dezelfde pre-procollageen vormen samen het homotrimeer procollageen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt de secretie van collageen?

A

Procollageen dat is gesynthetiseerd in de ER van de cel wordt door het golgi apparaat verpakt in vesicles en d.m.v. exocytose in het ECM gebracht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt de assemblage van collageen?

A
  • Als protocollageen in het ECM komt, worden alle termini afgeknipt (zowel de C- als N-terminus) door collageen peptidase.
  • Het heet nu tropocollageen
  • Deze tropocollagenen kunnen covalente bindingen met elkaar aangaan en zo een fibril vormen
  • meerdere fibrillen kunnen een collageenvezel vormen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werkt het cross-linking van collageen?

A
  • De lysine residuen wordt in het ER gehydroxyleerd door lysyl-oxidase
  • Hier is vitamine C voor nodig
  • Buiten de cel kunnen de gehydrolyseerde lysine residuen covalent met elkaar binden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt de synthese van elastine?

A

Er worden weer een hele hoop monomeren gesynthetiseerd, die een chaperonne eiwit nodig hebben om het de cel uit te brengen. Eenmaal buiten de cel kan het elastine molecuul binden met andere elastine moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar vind je elastine vezels?

A

In weefsels die moeten kunnen uitrekken maar ook weer kunnen terugveren naderhand
- Arteriën
- Longen
- Huid
- Blaas
- Darmvlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn proteoglycanen?

A

Verbindingen tussen eiwitten en suikers, die kwantitatief een belangrijke component zijn van de extracellulaire matrix (filler)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarmee vormen proteoglycanen grote complexen?

A
  • Met elkaar en andere proteoglycanen
  • Met hyaluronan
  • Met collageen en andere extracellulaire eiwitcomplexen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de functie van proteoglycanen?

A
  • Ze binden kationen (Na+) en daarmee door osmose ook water. Dit levert veerkracht op.
  • Het werkt als smering
  • Regulering van de functie van signalerende membraan receptoren (d.m.v. transiënte binding aan die receptoren)
  • Het vasthouden van bijv. hormonen (d.m.v. transiënte binding aan die extracellulaire eiwitten) om een regelmatige gradiënt op te bouwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe zien proteoglycanen er uit?

A

Het bestaat uit een eiwit core met daaraan GAGs.
GAG = glycoaminoglycaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn glycosaminoglycanen (GAGs)?

A

Het zijn negatief geladen polysachariden die opgebouwd zijn uit een zich herhalende disacharide. Er zijn verschillende disacharides die dit kunnen opbouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hyaluronaan?

A

Een disacharide die onderdeel kan zijn van een glycosaminoglycaan (GAG).
Het bestaat uit een D-glucuronzuur en N-acetylglucosamine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Op welke locaties kunnen proteoglycanen zitten?

A
  • Op het plasmamembraan
  • Pericellulair (basaalmembraan)
  • Extracellulair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat doen membraan gebonden proteoglycanen?

A

Ze binden aan receptoren op het membraan en kunnen deze vervolgens reguleren

17
Q

Welke grote proteoglycaan complexen vind je in de extracellulaire matrix?

A

Proteoglycanen met een hyaluronzuur als backbone (bestaande uit disacharide repeats van hyaluronaan).
Op deze backbone zijn gesecreteerde proteoglycanen gezet.

18
Q

Waarom is hyaluronzuur een uitzondering t.o.v. andere suiker polymeren?

A

Hyaluronzuur wordt niet net zoals de rest gesynthetiseerd in het golgi, maar aan het plasmamembraan.

19
Q

Waaruit bestaat de lamina basalis?

A
  • Type IV collageen
  • Fibronectine
  • Laminine
  • Andere eiwitten
20
Q

Wat koppelen integrines?

A

Ze koppelen cellen aan de extracellulaire matrix

21
Q

Hoe is de koppeling van integrines met collageen mogelijk?

A

Met hulp van laminine of fibronectine

22
Q

Integrines kunnen binnen in de cel gekoppeld zijn aan intermediaire filamenten of actine filamenten. Wat is het verschil?

A
  • Cellen waarbij integrines gekoppeld zijn aan intermediaire filamenten zijn statisch
  • Cellen waarbij integrines gekoppeld zijn aan actine filamenten zijn betrokken bij migratie
23
Q

Waarvoor zijn integrines belangrijk?

A
  • Mechanische support (in het epitheel)
  • Genereert signalen voor cel ‘survival’
  • Beperkt en geeft richting aan celmigratie
24
Q

Hoe kunnen leucocyten zich verplaatsen tussen endotheelcellen door?

A

Er wordt dan een verbinding gemaakt tussen migrerende leucocyten en endotheelcellen d.m.v. integrines en ICAM (IgSF)

25
Q

Hoe kunnen rollende leukocyten zich verplaatsen over het endotheel?

A

M.b.v. P-selectine dat aan de glycoproteïne van het endotheel zal binden

26
Q

Wat is N-CAM?

A

Neural cell adhesion molecule, die vooral neuronen aan elkaar hecht.

27
Q

Wat is hyperplasie?

A

Het ongecontroleerd groeien van een groep cellen

28
Q

Wat is angiogenese?

A

De vorming van nieuwe bloedvaten vanuit bestaande bloedvaten. Dit komt vaak voor bij kanker.

29
Q

Hoe werkt de verspreiding van kankercellen?

A
  1. Invasie en migratie
  2. Intravasie
  3. Circulatie
  4. Extravasie
  5. Kolonisatie
30
Q

Wat is een gap junction?

A

Een kanaaltje tussen twee cellen die wordt gevormd door eiwitten.
Gap junctions laten ionen (zoals het signaalmolecuul calcium Ca2+) en kleine moleculen tussen twee naburige cellen passeren