HC03 - Secretie en Endocytose Flashcards

1
Q

Wat voor post-translationele modificaties kunnen gedaan worden van eiwitten in het ER?

A
  • Vorming van disulfidebruggen
  • Covalente binding aan carbohydraten (glycosylering)
  • Specifieke proteolytische klieving
  • Vouwing eiwitten (en assemblage in multimere eiwitcomplexen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe worden disulfide bruggen gevormd en herschikt?

A

Ze worden gevormd en herschikt in het ER-lumen door Protein Disulfide Isomerase (PDI). De binding vindt plaats tussen twee cysteïnes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat houdt glycosylering in?

A

In het lumen van het ER kan een polysacharide worden gebonden d.m.v. een covalente binding aan een aminozuur in het eiwit. In het ER is dit altijd het asparagine residu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe vindt de correcte vouwing van eiwitten plaats?

A

Correcte vouwing van eiwitten in het ER vindt plaats met behulp van disulfide bruggen en chaperonne eiwitten.
Chaperonne eiwitten zoals calnexin en calreticulin herkennen de carbohydraten en zorgen voor de juiste vouwing van het eiwit.
Een trimeer ontstaat als het eiwit helemaalaf is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er (vaak) met de carbohydraten nadat ze op het eiwit zijn gezet?

A

Ze worden vaak nog gemodificeerd voordat ze het ER verlaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Transport van het ER naar buiten de cel gaat altijd via…?

A

Het golgi apparaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe vindt transport tussen het ER en het golgi apparaat plaats?

A

Er worden kleine transportblaasjes afgesnoerd van het ER en die verplaatsen zich naar het golgi. Daar versmelt het blaasje met het membraan van het golgi.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar zijn coat eiwitten belangrijk voor?

A
  • Vorming van transportblaasjes
  • Sortering van eiwitten voor transport
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe vormen coat eiwitten transportblaasjes?

A

Ze kunnen binden aan het membraan, en doordat ze een interactie met elkaar aangaan kunnen ze een uitstulping genereren. Als het blaasje eenmaal gevormd is laten de coat eiwitten los en wordt het blaasje verder getransporteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe zorgen coat eiwitten voor de sortering van eiwitten voor transport?

A

De coat eiwitten (bijv. COPII) binden aan specifieke membraaneiwitten waar ze affiniteit mee hebben, en die worden meegenomen als het blaasje wordt afgesnoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe noem je zo’n plat gedeelte van het golgi apparaat?

A

Een cisterne

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de cis- en de trans-kant van het golgi apparaat?

A

De cis-kant is de kant die richting het ER ligt, en de trans-kant is de kant waar de secretieblaasjes gevormd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke modificaties van eiwitten vinden plaats in het golgi?

A
  • Modificatie van N-glycosyl ketens (aan de N van Asn)
  • O-glycosylering (aan OH groep van Ser of Thr)
  • Proteolytische knip
  • Sulfatering
  • Fosforylering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt de complexe N-glycosylering in het golgi?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verschilt de N-glycosylering per soort?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat leveren de verschillen in de N-glycosylering bij mensen op?

A

Verschillende bloedgroepen.
De ABH en Lewis antigenen zijn bepalend voor bloedgroepen

17
Q

Wat is het verschil bij O-glycosylering bij tumor cellen t.o.v. normale cellen?

A

Die hebben hele andere glycosyl ketens, waardoor ze vaak ook herkend kunnen worden als tumor cel

18
Q

Wat zijn proteoglycanen?

A

Core eiwitten met daaraan veel lange onvertakte suikerketens (glycoaminoglycanen, GAG). Zij zijn een vorm van O-glycosylering, waarbij de suikers zich steeds afwisselen (a,b,a,b)

19
Q

Hoe bewegen eiwitten door het golgi heen als ze aan de cis-kant binnenkomen?

A

De laagjes schuiven steeds een stukje op, waarbij alles een laag verder komt. De eiwitten die nodig zijn in de vorige laag maken zich los in blaasjes en fuseren dan weer met de laag er voor.

20
Q

Wat is constitutieve en gereguleerde secretie?

A

Constitutieve secretie gebeurt altijd en daar is geen signaal voor nodig
Gereguleerde secretie vindt alleen plaats als er een signaal is geweest waarna het secreet losgelaten kan worden buiten de cel.

21
Q

Noem een aantal voorbeelden van eiwitten die aan de apicale zijde de cel verlaten

A

Dit zijn exocriene uitscheidingsproducten
- Spijsverteringsenzymen door exocriene pancreas cellen (trigger = peptide darmhormonen)
- Mucines door luchtwegepitheel (trigger = histamine, acetylcholine)

22
Q

Noem een aantal voorbeelden van eiwitten die aan de basale zijde de cel verlaten

A

Dit zijn endocriene uitscheidingsproducten
- Insuline door beta-cellen in pancreas (trigger = glucose in bloed)
- Cholecystokinine door enteroendocrine-cellen in het darmepitheel (trigger = eiwitten en vet in duodenum)

23
Q

Wat doet clathrine?

A

Clathrine is een coat eiwit dat er voor zorgt dat de transportblaasjes uiteindelijk weer terug keren naar het golgi om weer nieuwe blaasjes te vormen

24
Q

Wat is apicale constitutieve secretie?

A

Baseline secretie van mucus door epithelia. Deze soort secretie komt niet zo veel voor

25
Q

Wat is basolaterale constitutieve secretie?

A

Serumeiwitten zoals albumine en alfa1-antitrypsine door de lever. Deze soort secretie komt veel voor

26
Q

Wat is apolaire constitutieve secretie?

A

Bijvoorbeeld antilichamen door B cellen of extracellulaire matrixeiwitten door fibroblasten