HC02 - Subcellulaire organisatie Flashcards

1
Q

Wat is het centrale dogma?

A

De flow van informatie van DNA naar RNA naar proteïne.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leg uit hoe het leven een autokatalytisch proces is

A

DNA en RNA leveren de sequentie-informatie die wordt gebruikt om eiwitten te produceren en zichzelf te kopiëren.
Eiwitten leveren op hun beurt de katalytische activiteit die nodig is om DNA, RNA en zichzelf te synthetiseren.
Samen vormen deze feedback-lussen het zelf-replicerende systeem dat levende cellen in staat stelt zich te reproduceren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt het eiwittransport gereguleerd vanuit de kern?

A

Het wordt via kernporiën gereguleerd door een nuclear localization signal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt het transport door kernporiën?

A

Kleine proteïnen kunnen de nucleus in door vrije diffusie, en grote proteïnen moeten door actief transport de nucleus in gebracht worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt het RER ontwikkeld uit het dubbelmembraan om de kern heen?

A

Door het loslaten van het dubbelmembraan van de nucleaire envelop. Er blijft altijd nog contact tussen het lumen van de ER en het lumen tussen de membranen van de kern in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er in het RER?

A

In het ruw endoplasmatisch reticulum worden eiwitten gesynthetiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke eiwitten worden gesynthetiseerd in het RER?

A
  • Plasma membraan eiwitten
  • Secretie eiwitten
  • Membraaneiwitten van het vacuolaire systeem
  • Eiwitten in het lumen van het vacuolaire systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er in het SER?

A

In het smooth endoplasmatische reticulum gebeurt:
- Synthese van vetzuren en fosfolipiden (voor membranen)
- Assemblage lipoproteïne deeltjes
- Synthese van steroïde hormonen uit cholersterol
- Ca 2+ opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de secretie en endocytose routes?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor worden eiwitten tijdens of na synthese naar hun uiteindelijke bestemming getransporteerd?

A

Dankzij signaal sequenties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt de eiwit synthese aan het RER?

A
  • De mRNA sequentie wordt afgelezen door een ribosoom.
  • Daaruit wordt een eiwit gesynthetiseerd, startend met de ER signal sequence
  • De ER signal sequence wordt herkend door de signal recognition particle (SRP).
  • Dit zorgt voor het tijdelijk stoppen van het ribosoom met synthetiseren.
  • SRP wordt herkend door SRP receptor, die het stukje eiwit in een translocation kanaal plaats.
  • De eiwitsynthese kan nu weer verder gaan.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de synthese van eiwitten die bestemd zijn voor het lumen van het vacuolaire systeem en secretie?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt de synthese van membraaneiwitten van het vacuolaire systeem of van het plasma membraan?

A

Deze eiwitten hebben een tweede signaal ingebouwd, wat een hydrofoob stukje eiwit is. Dit stukje blijft steken op het moment dat het door het membraan heen gaat van het ER.
De aminoterminus steekt dan uit in het lumen van de ER, en de carboxyl terminus steekt dan uit in het cytosol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt de synthese van type 2 membraaneiwitten?

A

Bij type 2 membraan eiwitten steekt de aminoterminus uit in het cytosol, en de carboxyl terminus in het lumen.
Dit komt doordat de signaal peptide verderop in het eiwit zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is cortex van een cel?

A

Een gespecialiseerde laag van cytoplasma aan de binnenkant van het plasma membraan dat de cel stabiliseert. Bovendien kan het ook de diffusie van proteïnen beperken. In dierlijke cellen bevat het heel veel actine filamenten die de cel vormen en zorgen voor beweging van de cel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zit de cortex van een rode bloedcel in elkaar?

A
17
Q

Wat gebeurt er als de spectrine waaruit de cortex van een rode bloedcel bestaat een abnormale structuur heeft?

A

Dan krijg je minder bloedcellen waardoor anemie optreedt, en de bloedcellen die er wel zijn zijn bolvorming i.p.v. plat en zijn veel fragieler.

18
Q

Wat kun je zeggen over de mobiliteit van de transmembraan eiwitten in dit membraan?

A
  • Sommige transmembraaneiwitten zijn verankerd aan de spectrinfilamenten van de celcortex. Deze moleculen zijn niet vrij om binnen het membraanvlak te roteren of te diffunderen.
  • Er is echter een overschot aan transmembraaneiwitten boven de beschikbare bevestigingsplaatsen in de cortex, zodat sommige transmembraaneiwitmoleculen niet verankerd zijn. Deze eiwitten kunnen vrij ronddraaien en diffunderen binnen het membraanvlak.
    Er blijkt dus dat er twee populaties zijn van elk transmembraaneiwit, die overeenkomen met de eiwitten die wel en die niet verankerd zijn.
19
Q

Op welke manieren kan een membraanproteïne beperkt worden?

A
20
Q

Hoe werkt een tight junction?

A

Op deze plaats vormen gespecialiseerde junctie-eiwitten een ononderbroken gordel rond de cel waar de cel in contact komt met zijn buren, waardoor een afsluiting ontstaat tussen aangrenzende plasmamembranen.
Eiwit A (groen) en eiwit B (rood) kunnen lateraal diffunderen in hun eigen membraandomein, maar worden verhinderd het andere domein binnen te gaan door de gespecialiseerde celverbinding, de zogenaamde tight junction.

21
Q

Waarmee is de buitenkant van een eukaryote cel bedekt?

A

Suikers
De grote meerderheid van deze eiwitten heeft korte ketens van suikers, oligosacchariden genaamd, aan zich gebonden; zij worden glycoproteïnen genoemd.
Andere membraaneiwitten, de proteoglycanen, bevatten één of meer lange polysaccharideketens.
Alle koolhydraten op de glycoproteïnen, proteoglycanen en glycolipiden bevinden zich aan de buitenkant van het plasmamembraan, waar zij een suikerlaag vormen die de koolhydraatlaag of glycocalyx wordt genoemd.

22
Q

Wat is het nut van de suikers om een eukaryote cel heen?

A
  • Deze koolhydraatlaag helpt het celoppervlak te beschermen tegen mechanische schade.
  • Omdat de oligosacchariden en polysacchariden watermoleculen aantrekken, geven zij de cel ook een slijmerig oppervlak, dat beweeglijke cellen zoals witte bloedcellen helpt zich door nauwe ruimten te wringen en voorkomt dat bloedcellen aan elkaar of aan de wanden van bloedvaten blijven kleven.
  • Ze hebben ook een belangrijke rol in cell-cell recognition en adhesie.
23
Q

Hoe kunnen immuuncellen beginnen te migreren uit het bloed en naar geïnfecteerde weefsels?

A

Door de herkenning van de koolhydraten op het celoppervlak van neutrofielen

24
Q

Hoe is dit eiwit gemaakt?

A

Dit multispanning membraan eiwit is door meerdere start en stop codons door het membraan geregen.

25
Q

Waar staat GPI voor en hoe werkt een GPI-membraananker?

A

GPI staat voor glucosyl-phosphatidyl-inositol, en via GPI zit een eiwit vast in het membraan