HC08 - Pathologie Flashcards

1
Q

Wat is het verschil tussen histologie en cytologie?

A

Bij histologie (boven) onderzoek je weefsel en hun structuur, en bij cytologie (onder) onderzoek je losse cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn exogene reactiepatronen/pathologische processen?

A

Schades/ziektes die van buiten het lichaam af komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn endogene reactiepatronen/pathologische processen?

A

Schades/ziektes die van binnenin het lichaam komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de vier basis pathologische processen?

A
  • Neoplasie
  • Adaptatie
  • Celdood
  • Ontsteking
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat houdt het pathologische proces neoplasie in?

A

Ongecontroleerde groei en functie van cellen ten gevolge van schade aan het DNA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt het pathologische proces adaptatie in?

A

Aanpassingen op cellulair niveau om een cel te laten overleven ondanks schade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat houdt het pathologische proces celdood in?

A

Apoptose of necrose van de cel na ernstige schade of wanneer adaptatie om schade te compenseren niet meer voldoet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat houdt het pathologische proces ontsteking in?

A

Een reactie op weefsel niveau om schade te beperken en op te ruimen (stamcellen/regeneratie, wondgenezing)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Algemene pathologie

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

D.m.v. welke criteria kun je bevindingen tijdens een pathologisch onderzoek beschrijven?

A
  • Orgaan
  • Locatie
  • Verspreiding
  • Kleur
  • Vorm
  • Consistentie
  • Uiterlijk incl. sneevlakte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe kun je de locatie van een afwijking beschrijven?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kun je de verspreiding van een afwijking beschrijven?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kun je de kleur van een afwijking beschrijven?

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is hemorragie?

A

Een bloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is hyperemie?

A

Verhoogde doorbloeding (van bijv. een orgaan)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarvan is de kleur van necrose afhankelijk?

A
  • Oorzaak
  • Orgaan
  • Tijdstip
17
Q

Hoe kun je de vorm van een afwijking beschrijven?

A
  • Rond
  • Lineair
  • Vorm van onderliggende architectuur
18
Q

Hoe kun je de consistentie van een afwijking beschrijven?

A
  • Hard (bot/tand)
  • Stevig
  • Zacht
  • Vloeibaar
19
Q

Hoe kun je het uiterlijk van een afwijking beschrijven?

A
  • Glanzend (weefselvocht - oedeem)
  • Dof (necrose, fibrine)
  • Uitpuilend (hyperplasie, neoplasie)
  • Ingezonken (ulceratie, fibrose)
  • Troebel (ontstekingsexsudaat)
  • Helder (oedeem, transudaat)
20
Q

Welke beschrijvingen kun je gebruiken bij histologische afwijkingen?

A
  • Iets bijgekomen
  • Iets afwezig
  • Iets veranderd`
21
Q

Links is een plaatje van een normale long. Wat is er in het rechter plaatje aan de hand?

A

Er is iets bijgekomen, hier meer cellen en parasieten

22
Q

Links is een plaatje van een normale lever. Wat is er in het rechter plaatje aan de hand?

A

Er is iets bijgekomen, namelijk de hepatocyten bevatten vet. Dit is vetstapeling

23
Q

Links is een plaatje van een normale lever. Wat is er in het rechter plaatje aan de hand?

A

Er ontbreekt iets; er is veel minder celdetail en dus is er waarschijnlijk sprake van necrose

24
Q

Links is een plaatje van normale darm crypten. Wat is er in het rechter plaatje aan de hand?

A

Er ontbreekt iets; er zijn minder cellen en dus is er sprake van apoptose

25
Q

Links is een plaatje van een normaal epitheel in de larynx. Wat is er in het rechter plaatje aan de hand?

A

Er is iets aangepast; afwijkende epitheellaag, namelijk dikker en met meer keratine voor bescherming

26
Q

Welke afkortingen gebruikt je om de organen te benoemen?

A

Nefro-/renale = nier
Hepato- = lever
Pneumo- = long
Cardio-/myocardiale = hart
Dermato- = huid

27
Q

Welke achtervoegsel kun je gebruiken om een proces te beschrijven?

A

-itis = ontsteking
-ose = een pathologische aandoening (geen ontsteking)
-pathie = ziekte

28
Q

Met welke worden kun je een neoplastisch proces beschrijven?

A

Adenoom/carcinoom = epitheel
-oom/sarcoom = mesenchymaal