HC07 - Zachte Bindweefsels Flashcards

1
Q

In welke 3 groepen kun je bindweefsel verdelen?

A
  • Bindweefsel in engere zin (zacht bindweefsel)
  • Bindweefsel met speciale eigenschappen
  • Bindweefsel als steunweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welk kiemblad komt het bindweefsel?

A

Uit het mesoderm, uit de mesochymale stamcellen die vervolgens allemaal verschillende bindweefsels gaan vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem 3 kenmerken van bindweefsels?

A
  • Cellen liggen ver uit elkaar
  • Beperkt cel-cel contact
  • Goed ontwikkelde extracellulaire matrix
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat bepaalt de fysische eigenschappen van een bindweefsel?

A

De samenstelling van de extracellulaire matrix

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de functies van ECM in het bindweefsel?

A
  • Stevigheid
  • Vormbehoud
  • Trekvastheid
  • Rek
  • Rekbegrenzing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de componenten van bindweefsel?

A
  • Grondsubstantie
  • Vezels
  • Vloeistof (water met opgeloste ionen en hoogstens wat eiwitten)
  • Cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ECM?

A

Uitscheidingsproduct van bindweefselcellen.
Het heeft een grondsubstantie (glycosaminoglycanen + glycoproteïnen), vezels (collageen van verschillende typen en elastine), en weefselvloeistof (water)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor type vezels kunnen aanwezig zijn in bindweefsels?

A
  • Collagene weefsels
  • Reticulaire vezels
    (beide opgebouwd uit collageen)
  • Elastische vezels (opgebouwd uit elastine)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onderscheid 3 type collagenen

A
  • Fibrilvormende collagenen (maken hele lange ketens)
  • Netwerkvormende collagenen
  • Verankerende collagenen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het meest voorkomende vezeleiwit?

A

Collageen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is kenmerkend voor het type collageen?

A

De samenstelling van de polypeptideketens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt een collageen vezel gevormd?

A

3 polypeptideketens vormen samen tropocollageen, wat vervolgens wordt gestapeld tot een collageen vezel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn reticulaire vezels?

A

Ze vormen een fijnmazig netwerk, ondersteunen cellen of celgroepen en ze zijn onderdeel van de basaalmmembraan (lamina reticularis). Ze bestaan ook uit collageen (collageen type III), maar ze zijn anders opgebouwd dan collagene vezels. Ze hebben een affiniteit voor zilverkleuring.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn elastische vezels?

A

Elastische vezels staan rek toe, maar zorgen ook voor vormbehoud. Ze zijn opgebouwd uit het eiwit elastine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de twee groepen cellen die we tegen komen in bindweefsel?

A
  • Residente cellen (blijven een langere tijd op dezelfde plek in het bindweefsel)
  • Transiente cellen (cellen die op doorreis zijn, die niet in het bindweefsel blijven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn residente cellen?

A

Residente cellen synthetiseren de componenten van de extracellulaire matrix.

17
Q

Wat is een blast (cel)?

A

Een cel die actief bezig is om extracellulaire matrix te maken

18
Q

Hoe heten de residente cellen in het bindweefsel?

A

Fibroblasten/-cyten

19
Q

Hoe heten de residente cellen in het kraakbeen?

A

Chrondroblasten/-cyten

20
Q

Hoe heten de residente cellen in het bot?

A

Osteoblasten/-cyten

21
Q

Wat doet een bindweefsel cel als alle onderdelen van het extracellulaire matrix zijn gevormd?

A

Dan gaat de cel in rust en doet het alleen nog maar onderhoudswerkzaamheden. Vanaf dan heet het ook geen blast meer maar een cyt.

22
Q

Wat is de gemeenschappelijke voorloper van de residente cellen?

A

De mesenchymale stamcel

23
Q

Hoe ziet de kern van een fibroblast er uit?

A

Spoelvormig

24
Q

Wat maken de fibroblasten in zachte bindweefsels voor ECM?

A
  • Collagene vezels
  • Elastische vezels
  • Glycosaminoglycanen
  • Glycoproteins
25
Q

Wat ontstaat er als vetcellen vet opslaan?

A

Een grote vetdruppel in het cytoplasma, waardoor de andere organellen aan de kant worden gedrukt

26
Q

Wat zijn mestcellen?

A

Ze zijn betrokken bij de afweer. Ze ontstaat in het beenmerg en migreren naar het bindweefsel. Ze bevatten veel granula, met daarin histamine. Je vindt ze in oppervlakte die in contact staan met de buitenwereld.

27
Q

Wat zijn transiente cellen?

A

Transiente cellen zijn betrokken bij de afweer en ontstekingsreacties.

28
Q

Wat is de voorloper van alle bloedcellen?

A

Multipotente hematopoëtische stamcellen

29
Q

Wat voor cellen zie je hier?

A
30
Q

Wat doen neutrofiele granulocyten?

A

Ze fagocyteren bacteriën en vormen pus

31
Q

Wat doen lymfocyten?

A

Ze zitten voornamelijk in ontstoken weefsels en spelen een rol bij de afweer.

32
Q

Wat zie je hier?

A

Lymfocyt

33
Q

Wat zijn leucocyten?

A

Leucosyten ontstaan in het beenmerg en circuleren in het bloed. Onder leucocyten vallen granulocyten en lymfocyten.

34
Q

Wat doen plasmacellen en wat hebben ze daarvoor nodig?

A

Plasmacellen produceren antilichamen en daarom hebben ze veel RER, veel mitochondria, en een uitgebreid golgi apparaat. Ze ontstaan uit B-lymfocyten en komen dus vooral voor in ontstoken weefsels.

35
Q

Wat zijn macrofagen?

A

Macrofagen ontstaan uit monocyten, en ruimen afvalstoffen en indringers op. De grote cellen hebben veel blaasjes waarin peroxisomen, lysosomen, en enzymen zitten waarmee ze de indringers kunnen opruimen.

36
Q

Wat is collageen dysplasie?

A

Dan is er misvormd collageen, waardoor de huid te elastisch en te dun wordt. Hierdoor ontstaan huidplooien en beschadigt de huid makkelijker.

37
Q

Wat is scheurbuik?

A

Een vitamine C deficiëntie, waardoor het collageen minder stabiel is. Komt voor bij mensen en cavia’s, omdat dat de enige diersoorten zijn die niet zelf vitamine C aan kunnen maken.

38
Q

Wat is een fibroom?

A

‘Wild vlees’; te veel fibroblasten die te veel collageen aanmaken. Fibromen zie je vooral na de vorming van een litteken.

39
Q

Wat zijn pericyten?

A

Pericyten spelen een belangrijke rol in veel organen omdat ze bepalen hoe veel bloed er door de haarvaten stroomt.