HC05 - Vroegembryonale Ontwikkeling Flashcards

1
Q

Welke periode is de prenatale periode?

A

De periode voor de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke periode is de perinatale periode?

A

De periode tijdens de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke periode is de postnatale periode?

A

De periode na de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de embryonale periode?

A

De periode tussen de bevruchting en de overgang van een embryo naar foetus. In deze periode worden alle orgaansystemen ontwikkeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de foetale periode?

A

De periode nadat een embryo een foetus is geworden tot aan de geboorte. In deze periode groeit alles wat in de embryonale periode is gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de neonatale periode?

A

De eerste paar weken na de geboorte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat gebeurt er in het eerste gedeelte van de embryonale periode?

A

Dan vinden er klievingsdelingen plaats en vindt gastrulatie plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er in het tweede gedeelte van de embryonale periode?

A

Dan vindt organogenese plaats, en worden de organen gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Is bij een amfibie de bevruchting inwendig of uitwendig? En bij een vogel? En bij een zoogdier?

A

Bij amfibieën is de bevruchting uitwendig, bij vogels en zoogdieren inwendig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is er zo speciaal aan de ontwikkeling van (de meeste) amfibieën?

A

De meeste amfibieën ondergaan een metamorfose (bijv. van kikkervisje naar kikker). De ademhaling gaat dan van kieuwen naar longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe lang duurt de bevruchting bij een amfibie?

A

1 dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Na hoeveel dagen ontstaat er al een kikkervisje?

A

4 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Na hoeveel tijd legt een vogel een bevrucht ei en wat is er tot nu toe dan gebeurt met dat ei?

A

Het ei is inwendig bevrucht en heeft al klievingsdelingen gehad. Na iets minder dan een dag wordt het ei gelegd en groeit de rest van de vogel in het ei maar buiten de vogel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe krijgt een embryo van een vogel zuurstof als het zich ontwikkelt in het ei?

A

Het ei laat zuurstof en koolzuur door, en houdt water vast. Pas vlak voor het uitkomen van het ei gaat de vogel zijn longen gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar vindt de ontwikkeling van een foetus van een zoogdier plaats?

A

De gehele ontwikkeling van een foetus vindt inwendig plaats in de baarmoeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent totipotent?

A

Totipotent wil zeggen dat vanuit een totipotente cel elke soort cel gevormd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
A

Ontwikkeling van een amfibie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
A

Ontwikkeling van een vogel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
A

Ontwikkeling van een zoogdier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een zygote?

A

Het eerste diploïde eencellige stadium na het versmelten van de haploïde zaadcel met de haploïde eicel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn blastomeren?

A

De 2 cellen die uit de zygote gevormd zijn d.m.v. mitose. De blastomeren ondergaan vervolgens zelf nog meer klievingsdelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het unieke aan klievingsdelingen?

A

Cellen zullen zich gaan delen zonder in totaal in grootte toe te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een morula?

A

2/4 dagen na bevruchting, wanneer je het verschil tussen de buitenste en binnenste cellen ziet.
Een embryo in de vroegste embryonale ontwikkeling, bestaande uit 16 tot 32 kleine diploïde cellen, omgeven door de zona pelucida. Aanvankelijk wordt de morula gekenmerkt door uitpuilende afzonderlijke blastomeren. later hechten de buitenste cellen zich stevig aan elkaar en vormen zij een meer uniform oppervlak van de morula.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Van welke diersoort is deze klievingsdeling? Beschrijf het in 3 woorden

A

Van een amfibie
Mesolecithaal, holoblastisch en inequaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Van welke diersoort is deze klievingsdeling? Beschrijf het in 3 woorden

A

Van een vogel
Polylecithaal, meroblastisch en discoïdaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Van welke diersoort is deze klievingsdeling? Beschrijf het in 3 woorden

A

Van een zoogdier
Oligolecitaal, holoblastisch en equaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat betekent mesolecithaal?

A

Dat er een beetje dooier aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat betekent polylecithaal?

A

Dat er veel dooier aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat betekent oligolecithaal?

A

Dat er bijna geen dooier aanwezig is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Waarom hebben amfibieën, vogels en zoogdieren verschillende hoeveelheden dooiers tijdens de ontwikkeling?

A

Zoogdieren hebben geen dooier nodig omdat zij de voeding via de baarmoeder krijgen; amfibieën hebben een beetje dooier omdat ze niet al te lang in een ei hoeven overleven; vogels hebben veel dooier omdat de hele ontwikkeling in het ei plaatsvindt en ze dus daar veel voedsel nodig hebben

31
Q

Wat is holoblastische klieving?

A

Klieving waarbij de gehele cel klieft

32
Q

Wat is meroblastische klieving?

A

Klieving waarbij niet de hele cel klieft. Dit komt voor bij eieren met veel dooier, omdat de dooier het klieven bemoeilijkt. De klievingen blijven dan beperkt tot het gedeelte met weinig dooier, wat leidt tot een klontje cellen dat ligt op een grote ongedeelde cel die de dooier bevat.

33
Q

Wat betekent thelolecithaal?

A

Dat de dooier aan 1 zijde van het ei zit

34
Q

Wat is het verschil tussen equale, inequale en discoïdiale klievingsdelingen?

A

Bij equale klievingsdelingen zijn alle cellen even groot, bij inquale zijn ze niet allemaal dezelfde grootte, en bij discoïdiale liggen de cellen allemaal bovenop de dooier.

35
Q

Wat zie je hier en wat zijn groen en oranje?

A

Je ziet hier de formatie van de blastocyste. Groen is het trophectoderm en oranje is de inner cell mass.

36
Q

Wat gebeurt er tijdens de blastulatie?

A

De buitenste cellen differentiëren tot het trophectoderm. Vocht dringt vervolgens door de zona pellucida en het trophectoderm, en er ontstaat een holte genaamd de blastocoel. Alle cellen binnen in het trophectoderm komen samen tot de Inner cell mass (ICM) en verzamelen aan een kant van het embryo. Het wordt nu een blastocyst of blastula genoemd.

37
Q

Wat doet het trophectoderm?

A

Het trophectoderm zal binden met het endometrium in de baarmoeder en zal zo zorgen voor de innesteling

38
Q

Leg de begrippen embryoblast en trofoblast uit

A

In de blastocyste bevindt zich de inner cell mass (ICM) waaruit het embryo zich zal gaan vormen, en dat wordt vanaf dat punt het embryoblast genoemd. De rest van de blastocyste vormt later de placenta en het amnion dat nodig is voor de implantatie, en wordt trofoblast genoemd.

39
Q

Wat zie je hier?

A

Een blastocyste/blastula

40
Q

Benoem de nummers 1, 2 en 3 in dit ei

A

1 - area pellucida
2 - area opaca
3 - blastoderm (embryo)

41
Q

Wat is de celbestemming van de area pellucida in vogels?

A

Dat wordt het embryo

42
Q

Wat is de celbestemming van de area opaca in vogels?

A

Dat worden de vruchtvliezen

43
Q

Hoe zou je de cellen in het inner cell mass kunnen omschrijven?

A

Het zijn pluripotente cellen

44
Q

Wat zal er uiteindelijk uit het ectoderm gevormd worden?

A

Nagels, huid, zenuwcellen

45
Q

Wat zal er uiteindelijk uit het mesoderm gevormd worden?

A

Het mesoderm vormt blokken genaamd somieten, waaruit de botten en spieren gevormd zullen worden. Verder vormt het mesoderm demomyotome, wat dermatoom en myotoom wordt.
Dermatoom wordt de huid
Myotoom worden spieren
Sklerotoom wordt bot

46
Q

Wat zal er uiteindelijk uit het endoderm gevormd worden?

A

Panreascellen en longcellen

47
Q

Als de inner cell mass groeit ontstaat er in interne en een externe cellaag. Hoe heten die lagen? En hoe heten die lagen samen?

A

De interne cellaag wordt de hypoblast genoemd en de externe cellaag wordt de epiblast genoemd.
Samen vormen zij de bilaminaire embryonische schijf.

48
Q

Wat gebeurt er tijdens de gastrulatie?

A

Tijdens gastrulatie transformeert de bilaminaire embryonische schijf in een trilaminaire embryonische schijf. De blastula heet vanaf nu de gastrula. Dit gebeurt doordat cellen via de primitieve streek naar beneden vouwen.

49
Q

Welke drie lagen cellen worden er gevormd tijdens de gastrulatie?

A

het ectoderm, mesoderm en endoderm

50
Q

Wat zie je bij A?

A

een zygote

51
Q

Wat zie je bij B en C?

A

B: 2-cell embryo
C: 4-cell embryo

52
Q

Wat zie je bij D en E?

A

D: bijna morula
E: morula

53
Q

Wat zie je bij F, G en H?

A

F: Blastocyste
G: uitgezette blastocyste
H: Blastocyste in het process van uit de de zona pellucida komen

54
Q

Wat zie je bij I, J en K?

A

I: ovoide blastocyst met een embryonische schijf
J: langwerpige blastocyst
K: Embryonische schijf in het proces van gastrulatie

55
Q

Wat zijn de nummers 1, 2, 3, en 4?

A

1: inner cell mass
2: trophectoderm
3: epiblast
4: hypoblast

56
Q

Wat zijn de nummers 5 en 6?

A

5: embryonische schijf
6: amniotische vouwen

57
Q

Wat zijn de nummers 7, 8 en 9

A

7: ectoderm
8: mesoderm
9: endoderm

58
Q

Waar of niet waar:
Zodra gastrulatie plaatsvindt kun je de kop en staart kant onderscheiden

A

Waar

59
Q

Zit de primitiefknop aan de craniale of de caudale kant van de primitief streek?

A

Aan de craniale kant

60
Q

Van welke dieren zijn de onderste drie plaatjes?

A

Reptielen, muizen, mensen

61
Q

Waaruit wordt de dooierzak ontwikkeld?

A

Vanuit de hypoblast/primitief endoderm

62
Q

Wat gebeurt er hier?

A

Door een ophoping van epiblast cellen in de posterior kant van de embryonische schijf onstaat de primitieve streep. Langs deze primitiefstreep vloeien cellen van de epiblast naar binnen waardoor deze differentiëren in het ectoderm en endoderm.

63
Q

Wat doet de primitiefknop?

A

Die geeft het startsignaal voor het inrollen van de epiblast cellen, en de cellen die op de primitiefknop naar binnen rollen vormen de notochord

64
Q

Leg de specificaties van de mesoderm uit

A

Axiaal - notochord
Paraxiaal - somieten
Intermediair - urogenitaal
Lateraal - orgaanvliezen en bloedvaten

65
Q

Wat zie je hier?

A

De vorming van somieten

66
Q

Uitleg somiet

A
67
Q

Wat is mesenchym?

A

Ontstaat uit de mesoderme kiemlaag, het bestaat uit een grondsubstantie met weinig cellen en vezels en iseen soort bindweefsel. Mesenchym is een onderdeel van het mesoderm dat zich verder uitbreidt totbindweefsel etc. Mesoderm is dus een kiemlaag die de inwendige organen van het embryo ontwikkelt.

68
Q

Wat is de coeloom?

A

De lichaamsholte; hiermee wordt aangeduid dat er sprake is van een lichaamsholte binnen het embryo (de uiteindelijke borst- en buikholte) en buiten het embryo. Dit laatste vormt uiteindeijk de ruimte binnen de vruchtvliezen.

69
Q

Welke as is er ontstaan na het vormen van de hypoblast en de epiblast?

A

De ventrale/dorsale as

70
Q

Welke as is er gevormd na het ontstaan van de primitiefstreep?

A

De caudale/craniale as

71
Q

Waaruit worden somieten gevormd?

A

Somitemeren

72
Q

In welke richting ontwikkelen de somieten zich?

A

Caudaal - craniaal

73
Q

In welke drie delen splitst een somiet zich op?

A
  • Ventro-mediaal
  • Dorso-lateraal
  • Caudaal-craniaal
74
Q

Wat onstaat er uit de 3 delen van de mesoderm in een somiet?

A

Dermatoom, myotoom en sklerotoom