HC Urigenitaal Systeem Flashcards

1
Q

Hoeveel liter filteren de nieren per dag?

A

100L

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel procent van het vocht wordt teruggeresorbeerd?

A

99%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Een nier heeft hoeveel nefronen?

A

1 miljoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Functies van de nieren

A

-Handhaving totale lichaamsvocht
-Handhaving osmolaliteit
-Handhaving zuurgraad lichaamsvocht
-Handhaving extracellulare ionenconcentraties
-Uitscheiding afvalstoffen
-Uitscheiding lichaamsvreemde stoffen: toxines/farmaca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt totale lichaamsvocht gereguleerd door de nieren?

A

Gereguleerde uitscheiding natrium- en chlorideionen > water volgt door diffusie en osmose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de osmolaliteit en wat is de normale waarde? Wat wordt hiervoor gehandhaafd?

A

Hoeveelheid werkzame osmotische opgeloste stoffen per kg lichaamsvocht, normaal 280-300 mOsm/kg en handhaving door gereguleerde uitscheiding van water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt de zuurgraad gereguleerd door de nieren?

A

regulatie HCO3- en H+

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uitgescheide afvalstoffen via nieren

A

-Ionen
-Ureum (afval eiwitmetabolisme)
-Creatinine
-Urinezuur (restproduct DNA)
-Urobiline (afval hemoglobine, geel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke hormonen maken de nieren? en wat is hun functie?

A

-Epotropoëtine > stimulatie productie erytrocyten
-Renine (enzym) > reguleert bloeddruk via RAAS (renine-angiotensine-aldosteron-systeem)
-Calcitriol > actieve vorm van vitamine D3 die de calciumopname bevordert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Nieren doen aan gluconeogenese, wat is dt?

A

Vorming van glucose door omzetting van lactaat bij zware inspanning.
> handhaving bloedsuikerspiegel bij vasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aanvoerende vaten van de nieren zijn aftakkingen van de …. en de afvoerende vaten zijn aftakkingen van de …

A

Aorta, vena cava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Route vanuit nieren

A

Ureter > Urineblaas > Urethra

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke hormonen maken de bijnieren?

A

-Adrenaline (epinephrine)
-Noradrenaline
-Aldosteron
-Cortisol

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Heeft de bijnier een functionele verbinding met de nier?

A

Nee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Onderdelen nier

A

Niermerg > medulla
Nierschors > cortex
Nierkelken > Calyx
Nierbekken > Pelvis renalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beginsel ureter

A

Vanuit de calyx naar de pelvis renalis tot de ureter als buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe heet het haarvatennet bij het nefron?

A

Glomerulus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Route bloed langs de nier

A

Aorta > afferente arteriole > glomerulus > efferente arteriole > peritubular capillaries/vasa recta > inferior vena cava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoeveel procent van het bloed gaat langs de >1 miljoen glomeruli?

A

90%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat gebeurt er met het bloed in de glomerulus?

A

Filtratie naar buiten de vaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welk kapsel van het nefron ligt om de glomerulus kluwen heen om het gefiltreerde bloed op te vangen?

A

Kapsel van Bowman

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Route voorurine vanaf Kapsel van Bowman

A

Proximale tubulus > lis van Henle > distale tubulus > verzamelbuis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke arteriole bij de nieren is dikker: de afferente of efferente?

A

De afferente arteriole

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoeveel procent van de Cardiac Output (CO) ontvangen de nieren in rust?

A

20% (1.2 l/min)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoeveel liter bloed komt er dagelijks in het filtraat bij de glomeruli? Hoeveel procent daarvan wordt gereabsorbeerd?

A

180 l/dag, >99% reabsorptie, <1% (1.5 l/dag) uitgescheiden (urine)

26
Q

Hoeveel procent van onze O2 gebruiken de nieren in rust?

A

20 tot 25 %

27
Q

Corticale nefronen

A

-85% van de nefronen
-Kleine glomerulus
-Korte lis van Henle
-Glomerulus in buitenste laag cortex
-Efferente arteriole mondt uit in peritubulair cappilair netwerk

28
Q

Juxtamedullaire nefronen

A

-15% van de nefronen
-Grote glomerulus
-Grotere lis van Henle
-Glomerulus dichter bij overgang van schors naar merg
-efferente arteriole mondt uit op vena recta.

29
Q

Wat zijn podocyten?

A

Cellen als deksels van de poriën van de glomeruli.
> vorming spleetdiafragma (4 x 14 nm) met opening voor kleine deeltjes

30
Q

Hoe heet het geheel: glomerulus bedekt met podocyten + ruimte van Bowman + kapsel van Bowman?

A

Lichaampje van Malphigi

31
Q

Wanneer begint het transepitheliale proces van reabsorptie?

A

Als het filtraat de proximale tubuli ingaan

32
Q

Welke drie membranen moeten stoffen uit de voorurine vanuit het lumen van het nefron passeren voor reabsorptie?

A

Lumen > tubulaire cel (2 membranen) > interstitium > capillair

33
Q

Belangrijke stoffen op bepaalde locaties van het nefron kunnen paracellulair gereabsorbeerd worden, hoe?

A

Via de tight junctions tussen de cellen. (maar 1 membraan bij capillair)

34
Q

Reabsorptie in proximale tubulus (eerste stap)

A

Natriumionen
>cotransport met glucose in tubulaire cel
>actief uitgepompt via Na/K pomp ([Na] in cel laag houden)
>Diffusie in peritubulaire capillair
>Passieve reabsorptie water door uittreding natriumionen

35
Q

Gevolg uittreding natriumionen

A

Geconcentreerder lumen in de buis
>uittreding ionen en, vetoplosbare stoffen als ureum uit het lumen via diffusie.

36
Q

Wat hebben ionen nodig voor uittreding uit het nefron?

A

Een carrier voor cotransport

37
Q

Uitgescheiden afvalstoffen die niet worden gereabsorbeerd

A

Creatinine > afvalstof creatinefosfaat
Urinezuur > afval DNA
Ureum > afval eiwit
Urobiline > afval hemoglobine

38
Q

Hoe ontstaat een maximum op de ionenreabosorptie?

A

Maximum aantal carriers
>Diabetespatiënten (diabetes mellitus) hebben teveel glucose in hun urine (carriers blijven over)

39
Q

Resultaat reabsorptie in proximale tubulus

A

-Volledige reabsorptie van glucose en aminozuren
-Meerderheden van ionen en water en bicarbonaat
-40 ml/min van de 125 ml/min blijft over

40
Q

Niet of nauwelijks gereabsorbeerde stoffen

A

-Niet goed vetoplosbaar
-Geen carrier
-Afvalstoffen (ureum: 50% reabsorptie)

41
Q

In de lis van Henle is de watertransport niet meer gekoppeld aan de zoutreabsorptie. Hoe?

A

Watertransport is alleen mogelijk in het dalende deel en zoutreabsorptie alleen in het stijgende deel.

42
Q

Dalende deel lis van Henle

A

Uittreding water omdat de medulla renalis een hogere osmotische waarde heeft dan de cortex renalis.
>Via aquaporines type 1 (apicaal en basolateraal)

43
Q

Wat gebeurt er met de zoutconcentratie in de U buis van de lis van Henle?

A

De zoutconcentratie stijgt

44
Q

Stijgende deel lis van Henle

A

concentratie in lumen hoger dan in de omgeving
> passieve uittreding zouten in de tAL (thin ascending limb) - carriers nodig - ionkanalen met subunit barttin. (natrium paracellulair, chloride via chloridekanaal)
>Actief transport in TAL (thick ascending limb) - natrium trekt chloride en kalium mee. via de carrier de tubulaire cel in - uit via chloride ionkanaal met Na/K pomp - kalium via kaliumkanalen reset
-paracellulair: Ca2+ en Mg2+

45
Q

Waarvan is de paracellulaire route afhankelijk?

A

Het type claudine in de tight junction epitheel (OSOM en ISOM)

46
Q

Reabsorptie in distale tubulus

A
  • Nog 25 ml/min over en 10% NaCl en 25% water
    -Reabsorptie NaCl via Na/Cl cotransporters
47
Q

Reabsorptie in verzamelbuis

A

-Natriumkanalen halen natrium op
-Kaliumkanalen (naar lumen)
-tubulaire cel bevat Na/K pomp aan interstitium zijde
-Facilitated transport van ureum
-Water via aquaporine 2 de cel in en via aquaporines 3/4 eruit

48
Q

Wat doet ANP?

A

Het remt natriumreabsorptie (en van water)
Vaatverwijdend > bloeddrukverlagend

49
Q

Effect vasopressin / ADH

A

Bevorderen reabsorptie van water, stimulatie van aquaporine 2 voor doorgang.
>Alcohol remt afgifte van ADH
Vaatvernauwend, bloeddrukverhogend

50
Q

Hormonale sturing bij verzamelbuis: RAAS systeem.

A

Bloeddruk daalt
> Nieren maken renine: zet angiotensinogeen om in angiotensine I
> Via ACE (gevormd in longen): zet angiotensine I om in angiotensine II (hormoon)
>Angiotensine II doet bloeddruk stijgen (vernauwing arteriolen) en stimuleert secretie aldosteron (en ADH) in bijnier
>Aldosteron laat indirect bloeddruk stijgen door vasthouden van zout.

51
Q

Tubulaire secretie

A

Actief uitscheiden stoffen in de proximale tubulus zoals ureum en penicilline (en overmatig kalium)

52
Q

Recycling ureum

A

Ureum draagt bij aan hoge osmolariteit diep in de medulla, waar de verzamelbuisjes permeabel zijn voor ureum > daardoor werkt de lis van Henle zoals gewenst: heropname in tAL
>hogere zoutconcentratie en meer reabsorptie.

53
Q

Osmoregulatie in lis van Henle

A

Hoe meer zout in stijgende deel wordt uitgepompt, hoe zouter interstitium, hoe meer water in dalende deel uitgescheiden
>Voorurine wordt zouter, meer afgifte in stijgende deel.
>positieve terugkoppeling

54
Q

Osmoregulatie: hoe wordt het in stand gehouden

A

Door osmotische waarde van peritubulaire capillair/vasa recta die meeloopt met die van de tubulus door de ureumrecycling
-ADH en aldosteron bepalen osmotische waarde

55
Q

Normale osmolariteit (hoeveelheid werkzame osmotische opgeloste stoffen per liter) in urine

A

500-800 mOsm/L

56
Q

Normale eindstand van nieren: reabsorptie, l/min urine uit 1.2 l/min voorurine

A

> 99%, 1 ml/min urine uit 1.2 l voorurine

57
Q

Klaring

A

Aantal ml plasma dat per minuut volledig van deze stof wordt gezuiverd

58
Q

Klaring bij inuline in plasma. Waarom inuline?

A

Inuline wordt gefilterd maar niet gereabsorbeerd dus een mooie maat voor glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)

59
Q

Zuivering formule (mg/min)

A

Inuline in urine in mg/ml * snelheid in ml/min

60
Q

GFR formule (klaring) (in ml/min)

A

Zuivering in mg/min / inuline in plasma in mg/ml

61
Q

Hoe beweegt de urine vanuit de calyx en pelvis renalis door de ureter

A

Peristaltische beweging van glad spierweefsel om de ureter

62
Q

Waarom hebben vrouwen eerder een bacteriële infectie van de blaas de mannen?

A

Een kortere urethra