HC Spijsvertering Flashcards

1
Q

Dagelijkse basale behoefte in kcal

A

1700 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vormen van energieopslag heeft de mens en wat zijn hun kenmerken?

A

Koolhydraten: kortetermijnvoorraad, snelle omzetting
Vetten: langetermijnvoorraad (4 tot 5 weken), langzame omzetting
Eiwitten: afbraak als andere voedingsstoffen opraken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het gevolg van het opraken van alle energiereserves en voedingsstoffen?

A

Alle eiwitten worden afgebroken, de colloïd osmotische druk valt weg en er wordt te weinig vocht uit weefsels gezogen > hongeroedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opgeslagen energie in lichaam (kJ per gram reserve per reserve)

A

Koolhydraten: 18 kJ per gram
Eiwitten: 17 kJ per gram
Vetten: 40 kJ per gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke voedingsstoffen hebben als functie energielevering?

A

Koolhydraten en vetten (opslag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke voedingsstoffen hebben als functie opbouw en vervanging?

A

Eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke voedingsstoffen hebben als functie procesondersteuning?

A

Vitamines en mineralen (200 mg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvoor dienen water en vezels?

A

Water - vervanging
Vezels - Stimulatie ontlasting (peristaltiek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe noem je de verloop van opname van voedsel?

A

Spijsvertering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat voor nutriënten zijn de mineralen natrium-, kalium-, calcium- en chlorideionene en hoeveel is er dagelijks van nodig?

A

Macronutriënten, (veel) 200 mg per dag nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke ionen zijn micronutriënten van de mineralen?

A

Zware metaalionen, weinig van nodig per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem twee vitamines die door de darmflora worden geproduceerd

A

Vitamine K en B7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem de essentiële aminozuren

A

Tryptophan, methionine, valine, threonine, phenylalanine, leucine, isoleucine, lysine (9)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de extra essentiële aminozuren voor jonge kinderen

A

Arginine, glutamine, glycine, proline, tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Noem de essentiële vetzuren

A

Linolzuur en α-linoleenzuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar wordt de inname van voedsel gereguleerd?

A

In de hypothalamus, in het hongercentrum en verzadigingscentrum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welk hormoon activeer het hongercentrum in de hypothalamus?

A

Ghreline (het hongerhormoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waar wordt ghreline geproduceerd?

A

In de cellen van de maagwand en eerste deel dunne darm (duodenum en jejunum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk hormoon activeert het verzadigingscentrum?

A

Leptine (het verzadigingshormoon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waar wordt leptine geproduceerd?

A

Door witte vetcellen onder controle van het obese gen: LEP/OB. Leptine bindt in de hypothalamus aan leptinereceptoren gecodeerd door LEPR/OBR.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Experiment van koppelen ob/db muis met db/wt muis

A

Ob muis maakt geen leptine (defect OB) en de db muis maakt geen leptinereceptoren (defect OBR) en wt muis is gezond.
-ob+wt: ob muis slankt af door leptine van de wt muis
-db+wt: wt muis wordt heel mager en db muis blijft dik omdat de wt muis veel leptine krijgt van de db muis en de db muis niet reageert op leptine
-ob+db: ob muis slankt af en db blijft dik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Functies spijsvertering

A

-Bewerken voedsel
-Opname vrijgemaakte voedingsstoffen
-Afvoer niet-bruikbare bestandsdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bewerken van voedsel, drie manieren

A

-Mechanisch: kauwen in mond, maag, darm
-Enzymen: eiwit tot aminozuur, koolhydraat tot monosacharide en vet tot vetzuur+glycerol
-Darmflora: meest anaerobe bacteriën in de colon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Kringspier tussen slokdarm en maag

A

Lower esophageal sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kringspier tussen maag en dunne darm

A

Pylorus sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Kringspier tussen dunne darm en dikke darm

A

Valva ileocecalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Waaruit bestaat de dunne darm? en waar mondt het op uit?

A

Dunne darm (6m)
-Duodenum (twaalfvingerige darm)
-Jejunum (nuchtere darm)
-Ileum (Kronkeldarm)
Mondt uit in blinde darm (caecum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Functie mond voor de vertering

A

Kauwen en mengen met speeksel (saliva) en enzymen uit speekselklieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Speekselenzymen

A

Amylase > eerste afbraak zetmeel
Lipase > eerste afbraak vetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat verbindt de mond met de esophagus?

A

De pharynx

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Welke klep blokkeert de neusholte en welke klep blokkeert de luchtpijp?

A

Uvula blokkeert neusholte
Strotklepje blokkeert trachea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Functie van de maag

A

Pomp en mixer: gespierde wand stuwt voedsel door elkaar met maagsappen (mechanische vertering) en persen.
>Peristaltiek richting antrum (laatste deel maag)

33
Q

Hoe wordt de pylorus sphincter gereguleerd?

A

Kleine portie chymus (maagbrij) gaat vanuit maag naar de duodenum
>zuur milieu in duodenum > pylorus sluit
> neutralisatie > pylorus open

34
Q

Door welke cellen worden de pacemakers van de maag en darm gevormd en door welk zenuwstelsel worden ze bijgestuurd?

A

Interstitial Cells of Cajal, bijgestuurd door het enterische zenuwstelsel
>Functioneert zelfstandig

35
Q

In de maagwand zitten maagputjes. Welke epitheelcellen in de putjes maken slijm en wat is de functie van het slijm?

A

Halscellen, het slijm vormt een basische beschermlaag tegen het zure maagzuur

36
Q

Hoe heten de cellen in de maag die het verterende enzym maken en wat maken ze?

A

Hoofdcellen, maken pepsinogeen, het pro-enzym van pepsine wat door HCl wordt geactiveerd.

37
Q

Welke cellen zitten in de bodem van de maagputjes?

A

Enteroendocriene cellen die secreteren aan het bloed bv G-cellen voor gastrine.

38
Q

Welke cellen maken HCl in de maag?

A

Pariëtale cellen, HCl is de katalysator voor omzetting pepsinogeen tot pepsine. Pepsine breekt eiwitten af.

39
Q

Hoeveel maagsap wordt er per dag gemaakt? en hoe wordt de productie ervan gestimuleerd?

A

3L per dag
Stimulatie door Acetylcholine van de nervus vagus

40
Q

Cephale fase van de maag

A

Gastrische activiteit van de maag door denken aan eten

41
Q

Gastrische fase van de maag

A

bij voedsel in de maag: stimulatie productie van gastrine door maagwandcellen

42
Q

Effect gastrine

A

versterken van de HCl aanmaak omdat gastrine basisch is. HCl inhibeert weer de gastrine productie voor het behoud van een zuur milieu

43
Q

Hoe wordt CO2 omgezet in pariëtale cellen vanuit het bloed?

A

CO2 komt binnen vanuit het bloed en wordt met H2O mbv koolzuuranhydrase omgezet tot HCO3- en H+ > stijging pH bloed

44
Q

Effect pepsine

A

Afbraak van eiwitten in de maag

45
Q

Waarom wordt er eerst het pro-enzym pepsinogeen gemaakt door de hoofdcellen?

A

Voorkomen van afbraak van de hoofdcellen zelf

46
Q

Andere functie maagsap

A

onschadelijk maken van micro-organismen door het lage pH.

47
Q

Doet de maag aan absorptie?

A

Ja, enige absorptie van alcohol en aspirine

48
Q

Kun je leven zonder een galblaas?

A

Nee

49
Q

Welke belangrijke onderdelen zitten in gal (uit de lever)

A

-Galzouten: emulgatoren voor vetten

50
Q

Welke vet-afbrekende enzymen bevatten de pancreassappen

A

Lipasen

51
Q

Wat zijn micellen?

A

Vetzuren en monoglyceriden omgeven door galzouten.

52
Q

Welke cellen in de pancreas maken pro-enzymen?

A

Acinaire cellen, in de acini (klierblaasjes) die zijn verbonden aan de klierbuisjes. Opslag ook in de pancreas.

53
Q

Wat scheiden de wandcellen van de pancreas uit? Welk kanaal is hiervoor nodig?

A

Cl- en HCO3-, het CFTR kanaal

54
Q

Defect CFTR kanaal

A

Taaislijmziekte, onjuist pH van pancreassap door onjuiste HCO3- spiegel

55
Q

Wat secreteren de entero-endocriene cellen in de duodenumwand als reactie op vetten en eiwitten in chymus?

A

CCK

56
Q

Wat secreteren de entero-endocriene cellen in de duodenumwand als reactie op de lage pH door de chymus

A

Secretine

57
Q

Effect CCK

A

-Zorgt in acinaire cellen voor uitscheiding van pro-enzymen (voor afbraak eiwitten en vetten).
-Stimuleert contractie van de galblaas

58
Q

Effect secretine

A

-Zet de pancreaswandcellen aan tot uitscheiding van HCO3-.
-Stimuleert galproductie in de lever

59
Q

Hoe heeft cholecystokinine uit het pancreassap invloed op de pylorus sphincter?

A

CCK verhoogt de pH in de duodenum.

60
Q

Welke soort spieren vind je in de darmwand?

A

Lengte en kringspieren, voor het mixen van voedsel met darmsappen en mechanische vertering > segmentele contracties

61
Q

In de dunne darm worden via de microvilli van de cellen op de villi-oppervlak voedingsstoffen opgenomen. In welk bloedvat komen deze stoffen terecht?

A

De (lever)poortader

62
Q

Functie villi

A

Vergroten oppervlak en daardoor vergroten absorptie

63
Q

Onderin de darmholten tref je deze cellen aan in de crypt

A

-Stamcellen > celvervanging
-Cellen van Paneth > antimicrobieel

64
Q

Cellen in de villi

A

-Entero-endocriene cellen
-Enterocyten: absorberende cellen
-Goblet cellen: slijmproductie voor slijmlaag voor bescherming tegen autovertering)

65
Q

Microvilli functie

A

Brush border met brush border enzymes. Bv amylase maakt van zetmeel disachariden en de brush broder enzymes maken er monosachariden van.

66
Q

Opname monosachariden in dunne darm

A

Opname door enterocyten via cotransport met natriumionen

67
Q

Door welk zenuwstelsel wordt het enterische zenuwstelsel (second brain) bijgestuurd

A

autonome zenuwstelsel

68
Q

Onderdelen enterisch zenuwstelsel met functies

A

-Submucosaal plexus regelt sapuitscheiding
-Myenterische plexus regelt beweging longitudinale en circulaire spierlagen
> segmentale contracties
>Peristaltiek

69
Q

Noem de route vanuit de ileum

A

-Caecum: blinde darm
-Colon ascendens
-Colon transversum
-Colon descendens
-Colon Sigmoideum
-Rectum
-Anal sphincter

70
Q

Colon ascendens

A

Absorptie water en zouten (al grotendeels gedaan in jejunum en ileum)

71
Q

Colon transversum

A

Omzetting van verder onverteerbare voedingsstoffen in nuttige vetzuren door fermentatie oiv darmbacteriën
>gevolg: darmgassen als H2S
> Productie vitamine K en B7

72
Q

Colon descendens en sigmoideum

A

Bewaarplaats voor onverteerbare resten van feces tot moment van defecatie.

73
Q

Rectum

A

Opslag tot defecatie

74
Q

Wat voor spier in de anal sphincter?

A

Een skeletspier (!), animaal geïnnerveerd.

75
Q

Bevat de colon villi?

A

Nee.

76
Q

Welke cellen komen meer voor in de dikke darm dan in de dunne darm?

A

Goblet cells voor meer mucus aanmaak

77
Q

Bevat de colon holten met crypten?

A

Ja.

78
Q

Is de defacatie willekeurig?

A

Nee: reflexmatige aandrang via rekkingssensoren in de wand van de rectum. Willekeurige defacatie wordt tegengeggaan door contractie van externe kringspier (anal sphincter).