HC Animal Renal Systems Flashcards

1
Q

Nieren zorgen ervoor dat er … urine wordt geproduceerd

A

geconcentreerde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Homeostase

A

Constantheid van het interieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Homeostase van welke factoren?

A

Kalium/natrium, calcium, vochtbalans, zuurgraad, temperatuur, osmolariteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organen voor homeostase

A

Nieren (zuivering bloed), spieren (suikeropslag), lever (detoxificatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem de weefselcomponenten: Interstitium, interstitiële ruimte en interstitiële vloeistof bepalen de

A

Milieu extérieur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bloed componenten

A

Bloedcellen en bloedplasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Milieu intérieur: Wat bevat het bloedplasma?

A

Plasma-eiwitten als immunoglobulinen, hormonen, albumines, en ionen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hematocriet

A

Waarde: volume bloed ingenomen door rode bloedcellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Epo als doping

A

Verhoging hematocriet, maar het bloed wordt dan visceuser: kans op herseninfarct of hartinfarct door embolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kraakbeencellen

A

-Chondrocyten –> komt uit een chondroblast na differentiatie
-Chondroblasten –> vorming kraakbeen (zichzelf inbouwen)
-Chondroclasten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kraakbeenmatrix

A

Collagene vezels, eiwitten, proteoglycans, en weefselvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Colloïd osmotische druk

A

Drukverschil van twee eiwithoudende oplossingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat gebeurt er met het weefselvloeistof (dynamiek)

A

Een deel gaat via het lymfe weg en een deel wordt met de colloïd osmotische druk naar de bloedbaan teruggetrokken.
> defect > oedeem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hongeroedeem

A

Door afname colloïd osmotische druk door tekort aan eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pitting oedeem

A

Door beschadiging van gewrichten (zwelling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zwangerschap oedeem

A

Oedeem bij de bekken, door indaling van het kind > dichtdrukken lymfevaten in de liezen.

17
Q

Olifantenziekte / elephantiatis

A

Oedeem door wormen, obstructie van lymfevatenstelsel

18
Q

Wat is essentieel voor de lymfe circulatie

A

Spieractiviteit

19
Q

De zalm, de aal en de tilapia zijn ….

A

migrerende vissen

20
Q

Hypertone omgeving

A

Omgeving heeft hoog osmotische waarde, hoge osmotische druk naar buiten vanaf milieu interieur.

21
Q

Isotoon en hypotoon

A

Isotoon: gelijke osmotische omgeving
Hypotoon: laag osmotische omgeving

22
Q

Zoutwater naar zoetwater migratie (+adapties)

A

Naar hypotoon milieu
>Adapties: huid is ondoordringbaar, zoutcellen in kieuwen (want het water is niet zout wat ze drinken) en nieren

23
Q

Zoetwater naar zoutwater migratie (+adapties)

A

Naar hypertoon milieu
>Adapties: water eruit dus constant drinken

24
Q

(Kraak)beenvissen, osmoregulatie

A

Osmotische waarde van lichaamsvloeistof is lager dan dat van het zeewater
> adapties: constant drinken, zoutsecreterende cellen (zout opvangen en uitscheiden van wat binnenkomt), ammoniak verlaat het dier via de kieuwen.

25
Q

Kraakbeenvissen adaptie tegen uitdroging in hypotone omgeving

A

Ureum in bloed > trekt water aan.
en zout secretie door rectaalklier.

26
Q

Balans water opname en verlies: hoe verliezen dieren water?

A

-Longen: uit de alveoli, indien koud
-Faecces
-Huid, zweet
-Maar vooral via urine

27
Q

Opname water door dieren

A

-Drinken
-Vocht uit voedsel
-Verbranding van voedsel

28
Q

Excretie stikstof residuen: producten (in urine)

A

-Vissen: ammoniak (maar ongeschikt voor landdieren: kost veel water)
-Amfibieën en zoogdieren > in ureum
-Reptielen, vogels, insecten, landslakken: urinezuur

29
Q

Excretiemechanisme gewervelden

A

Nieren

30
Q

Excretiemechanisme eencellige: pantoffeldiertje

A

Contractiele vacuole: overmaat water en N-houdend afval gaat de cel uit > periodiek actief transport naar vacuole naar PM.

31
Q

Excretiemechanisme platwormen

A

Vlamcellen
>Met cilia naar nephridioporus (opening naar externe milieu) voor uitscheiding
>Homeostase door filteren weefselvloeistof en uitscheiden van afval
>Excretorische buisjes (proto-nephridia) monden uit op nephridioporus

32
Q

Excretiemechanisme rondwormen

A

H-cellen

33
Q

Excretiemechanisme gesegmenteerde wormen (annelida)

A

Meta-nephriden
>Gekoppeld aan gesloten bloedvatenstelsel
>Zuivering lichaamsvloeistof en uitwisseling met bloed
>Niertrechter (nephrostoom) in coeloom (lichaamsvloeistof) met cilia
>kronkelende buis (met netwerk van capillairen), een blaas die uitmonden op de nephriporus (uitscheiding)

34
Q

Excretiemechanisme van insecten

A

Buizen van Malpighi (uitstulpingen darmkanaal)
>Blindzakken van darmkanaal omspoeld door hemolymphe
>Uitscheiding vloeistof met N-houdend afval
>Proximale deel einddarm: resorptie water
>Via rectum gaat N-houdend afval eruit met de feces via dezelfde weg (urinezuur)

35
Q

Lever functies en cellen

A

-Detoxificatie
-Opslag van glucose
-Homeostase
-Chloragogeencellen
-Middendarmklier

36
Q

Functionele eenheid lever

A

Acinus

37
Q

Waarom heeft het pantoffeldiertje een erg lange lis van Henle?

A

Omdat ze in een droog milieu leven en veel aan terugresorptie moeten doen.