HC 9: Neuronen, bouwstenen van het zenuwstelsel II Flashcards

1
Q

Voor het genereren van een AP is een snelle natriumstroom en een langzame valiumstroom nodig. Dit verschil in snelheid wordt door 2 factoren bewerkstelligd:

A
  1. Het voltagecentrum van een natriumkanaal kan sneller heen en weer bewegen over het kanaal dan het voltagecentrum van het kaliumkanaal
  2. De natriumkanalen bevatten een inactievatiepoortje waardoor de natrium kanalen snel kunnen sluiten, wat nodig is voor de repolarisatie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is saltatoire voortgeleiding?

A

AP springen als het ware over van de ene naar de andere knoop van ranvier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de refractaire periode?

A

In deze tijd kan het membraan niet weer depolariseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke cellen zijn in het perifeer zenuwstelsel aanwezig?

A

Satelietcellen = komen voor in perifere ganglia (sensibele en autonome). zij omgeven het cellichaam van de daar gelegen neuronen.

Cellen van Schwann = ontstaan ook uit neurale lijstcellen en vormen, net als de oligodendrocyten myelineschedes rond axonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benoem wat functies van astrocyten:

A
  • Opruimen van afgestorven neuronen
  • Functie bij ontwikkelen zenuwstelsel
  • K ionen in extracellulaire ruimt worden door astrocyten opgenomen zodat naastgelegen neuronen niet spontaan depolariseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke membraan zorgt voor de vorming en instandhouding van de BBB?

A

Membrana limitans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly