Hc 8 Flashcards

1
Q

Biologische verschillen

A

Zoals mannen en vrouwen eruit zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Socioculturele verschillen

A

Verschillen in eigenschappen die de maatschappij als mannelijk of vrouwelijk zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definities van seks

A
  • seks als een set biologische eigenschappen in mens en dier
  • wordt voornamelijk geassocieerd met fysieke en fysiologische kenmerken, waaronder chromosomen, genexpressie, hormoonwaarden en functie en voortplanting/seksuele anatomie.
  • seks als reproductie, overerven van jou dna
  • seks als plezierige activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aseksuele reproductie

A

Voortplanting zonder seks. Hier komt geen partner aan te pas. Je kopieert hierbij je eigen dna. ‘Multiply as you are’ .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Seksuele voorplanting

A

Samengaan van genetisch materiaal waarbij de ene helft van je vader is en de andere van je moeder.
- hierdoor ontstaat genetische diversiteit
- vergroot de kans op een beter aangepast organisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Factoren aanwezig bij geboorte die geslacht bepalen

A
  • het aantal en type geslachtshormonen
  • de gonaden (eierstokken en testikels)
  • interne reproductiesysteem (baarmoeder)
  • externe genitaliën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vulva

A

Gehele externe vrouwelijke genitaliën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Labia majora

A

Buitenste schaamlip

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Pudendale spleet

A

Scheiden de labia majora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Labia minora

A

Binnenste schaamlippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vestibule

A

Gebied binnen de schaamlippen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Clitoriskapje

A

Bovenkant waar de buitenste schaamlippen samenkomen. Hieronder bevind zich de clitoris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Introitus

A

Vaginale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Maagdenvlies

A

Membraan rond de introitus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Vagina

A

Buis die de baarmoeder met de vulva verbindt en sperma naar de baarmoeder vervoerd voor bevruchting. Vagina bestaat uit 3 lagen;
- interne mucosale laag;
- intermediate muscularis laag;
- externe adventitale laag;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Interne mucosale laag

A

zorgt voor het vochtig worden van de vagina tijdens de seks

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Intermediate muscularis laag

A

De spierlaag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Externe adventitale laag

A

Elastisch weefsel dat structurele ondersteuning biedt en verwijding ondersteunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Baarmoedermond

A

Onderkant van de baarmoeder die zich bovenin de vagina bevindt. 3 lagen;
- binnenste laag; endometrium; gemaakt van bindweefsel (baarmoederslijmvlies; belangrijk voor innesteling van bevruchte embryo)

  • middelste laag; myometrium; gemaakt van zachte spieren
  • buitenste laag; perimetrium; gemaakt van bindweefsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Eiertstokken

A

Waar de eitjes opgeslagen liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Eileider

A

Transporteert de eitjes van de eierstokken naar de baarmoeder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Penis

A
  • Eikel
  • voorhuid
  • schacht

Bevat de plasbuis waar plas en sperma mee door naar buiten gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Scrotum

A

Testikels die onder de huidoppervlakte gezien kunnen worden.
Testikels moeten 4-7 graden kouder bewaard worden dan de rest van het lichaam, vandaar dat ze buiten het lichaam hangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Dartos

A

Spier onder de huid die samentrekt bij kou en seksuele opwinding welke zorgt voor warmte.

25
Q

Prostaatklier

A

Hier komen ejaculatiekanalen samen met de plasbuis.

26
Q

Geslachtshormonen

A
  • androgenen; zoals testosteron (voornaamste mannelijke hormoon) en DHT
  • oestrogenen; zoals oestradiol
  • progestinen; zoals progesteron (voornaamste vrouwelijke hormonen)
  • cholesterol;
27
Q

Cholesterol

A

Geslachtshormonen worden gemaakt uit cholesterol
- cholesterol wordt omgezet in progesteron
- progesteron wordt omgezet in testosteron
- testosteron kan door het enzym aromatase omgezet worden in oestradiol
- testosteron kan ook worden omgezet in DHT door het enzym 5-alpha-reductase

28
Q

Testosteron wordt uitgescheiden door

A

Bijnieren
Testikels
Eierstokken

29
Q

Andere relevante hormonen

A
  • Oxytocine; knuffelhormoon, komt vrij als je intiem bent. Zorgt ook voor het samentrekken van spieren bij een orgasme en bevalling
  • prolactine; stimuleert lactatie bij het geven van borstvoeding
  • GnRH; faciliteert de afgifte van FSH en LH
  • FSH; follikel stimulerend hormoon (zorgt dat follikers (sperma en eicellen) gaan rijpen
  • LH: komt in grote mate vrij zodat de eisprong kan plaatsvinden bij vrouwen
30
Q

Menstruatie

A

Het afbrokkelen van het baarmoederslijmvlies wanneer er geen innesteling heeft plaatsgevonden.
- eicel is niet bevrucht
- oestradiol zorgt voor samentrekken van bloedvaten in het endometrium —> menstruatie

31
Q

Menstruatiecyclus

A
  • menstruatie
  • folliculaire fase
  • ovulatie
  • luteale fase

28 dagen, 14e dag ongv eisprong

32
Q

Folliculaire fase

A

Fase waarin de eicel rijpt.

Hormonen in de hypothalamus (GnRH) sturen de hormonen en de hypofyse aan. Hypofyse geeft FSH en LH af, FSH zorgt voor de rijping van de follikels die zich bevinden in de eierstokken. Follikel wordt groter.

Oestradiol heeft een remmend effect op de hypothalamus (wat zorgt voor remming van GnRH en dus FSH en LH)

33
Q

Ovulatie fase

A

De eisprong.

Hypothalamus scheidt GnRH uit. Dit stimuleert de hypofyse. FSH en LH hebben een stimulerend effect op de follikels, maar oestradiol heeft in dit geval een stimulerend effect op de hypothalamus. —> meer FSH en LH. LH behaalt zijn piek. Follikel barst open en het eitje komt vrij. Deze reist naar de eileider waar het wacht op bevruchting. Oestradiol zorgt op dit moment voor stimulerende werking op het endometrium, wat zorgt voor verdikking.

34
Q

Luteale fase

A

Voorbereiding van de baarmoeder op eventuele innesteling. Het omhulsel waar de eicel in zat blijft achter (corpus luteum/gele lichaam) en verschrompelt.

Hypothalamus heeft een positief effect op de hypofyse, die FSH en LH stimuleert. FSH stimuleert de groei van het corpus luteum. Dit produceert weer oestrogeen en progesteron, die weer zorgen voor een remmende werking op de hypothalamus en de hypofyse. Deze hormonen stimuleren ook het klaarmaken van het endometrium voor ontvangst eicel.

Het opbouwen van het baarmoederslijmvlies gebeurt al in de andere fases met behulp van oestradiol en progesteron. Dit is af in de luteale fase. Oestradiol en progesteron wordt gestimuleerd door het corpus luteum

35
Q

Opbouw Endometrium

A

Opbouw Baarmoederslijmvlies.

Oestradiol en progesteron zorgen voor de opbouw van het baarmoederslijmvlies.

36
Q

Pms

A

Premenstrual syndrome
Hormonale schommelingen in de menstruatiecyclus die klachten in huidproblemen, gemoedstoestand, verhoogd libido, cravings, etc met zich mee neemt. Ervaart bijna iedere vrouw. Pas bij ernstige last spreken we van PMS.
Bij toename van oestrogeen voel je je goed en zelfverzekerd, bij een daling en toename van progesteron krijg je last van irritaties, stress en allerlei nare emoties.

37
Q

PMDD

A

Ernstige vorm van PMS, recentelijk opgenomen in dsm-5

38
Q

PCOS

A

Deze vrouwen hebben vaak een hoger testosterongehalte (hyperandrogenisme). Hierbij rijpen allerlei eitjes tegelijk en zij ze ook groter. Vaak hebben deze vrouwen meer gezichtshaar, onregelmatige cyclus en moeilijkheden met vruchtbaarheid.

39
Q

Virilisatie en masculinisatie

A

Biologische ontwikkeling in geslachtsverchillen. De meeste van deze veranderingen worden geproduceerd door androgenen. Dit zijn mannelijke hormonen.

Fysiologische veranderingen;
- borstgroei/groei van penis en scrotum (thelarche)
- vruchtbaarheid
- haargroei (pubarche)
- eerste ovulatie en menstruatie (menarche)
- groeispeurt

40
Q

Menarche

A

Eerste menstruatie

Gemiddelde leeftijd hierbij wordt steeds jonger. Kan te maken hebben met
- betere voeding (meer dierlijk —> menarche eerder)
- bmi —> hoger bmi? Eerder
- ses
- welvaart
- toegenome gezondheid
- genetica
Etc.

41
Q

Menopauze

A

Menstruatie stopt en de vrouw is dus niet meer vruchtbaar. Symptomen;
- afname oestrogeen —> opvliegers, nachtzweten, stemmingswisselingen
- lage testosteron —> verminderd libido
- afwijkende niveaus progesteron en oestrogeen —> onregelmatige cyclus
- laag oestrogeen —> dunnere vaginale wanden —> vaginale droogheid

42
Q

Vrouwelijke genitale mutilatie

A

Vrouwen besnijdenis

Het deels of geheel weghalen van de vrouwelijke buitenste genitalia of andere letsel aan de vrouwelijke geslachtshormonen zonder medische reden
- om familiebeeld te beschermen
- vrouwelijkheid, puurheid en schoonheid wordt bewaard
- geen voordelen, wel nadelen zoals bloedingen, pijn, problemen bij urineren, complicaties tijdens geboorte en en het risico op doodgeboren kinderen.

43
Q

Gynoplastiek

A

Plastische chirurgie aan de vrouwelijke genitaliën.

44
Q

Schaamlipcorrectie

A

(Labiaplasty)

Plastische chirurgie voor het aanpassen van de schaamlippen of de vulva

45
Q

X0

A

Tuner syndroom. Ontwikkelen normale genitaliën, maar de eierstokken ontbreken dus er is een verstoring van oestrogeenproductie.

46
Q

XXX

A

Vrouw. Tonen als kind vaak minder emotie, vertraagde motorische ontwikkeling, en lopen cognitief en op spraakgebied achter

47
Q

XXY

A

Man met kinefelter syndroom. Kleine testikels, verminderde haargroei, erectieproblemen en vruchtbaarheidsproblematiek

48
Q

XYY

A

Man, normale seksuele ontwikkeling, maar fysiek actiever als kinderen en kunnen vertraagd zijn in emotionele ontwikkeling

49
Q

XY ongevoelig voor androgenen

A

Androgen insentisivity syndrome.
Door de ongevoeligheid voor androgenen hebben deze mensen uiteindelijk een vrouwelijk fenotype.

50
Q

XX verhoogd testosteron

A

Vrouw die vaak externe en interne genitalia en daarmee een mix tussen mannelijke en vrouwelijke kenmerken laat zien.

51
Q

Persistant mullerian duct syndrome

A

Veroorzaakt in mannen de ontwikkeling van zowel mannelijke als vrouwelijke interne geslachtsorganen.

52
Q

Congenital adrenal hyperplasia

A

Defect van de bijnieren waardoor deze worden over gestimuleerd en testosteron afgeven aan de bloedbaan. Effect testosteron is masculinisatie, een vrouwelijke foetus blootgesteld aan androgenen krijgt hierdoor een vergrootte clitoris en gefuseerde schaamlippen. Ook kan ‘tomboy’ gedrag ontstaan.

Bij een mannelijke foetus veroorzaakt dit vroege vermannelijking, grote penis en toename in lichaamshaar.

53
Q

Brein mannen

A

Testosteron wordt omgezet in oestradiol (oestrogeen) waardoor vermannelijking plaatsvind van neuronen in het brein.

54
Q

Brein vrouwen

A

Vrouwen zijn beschermd tegen de vermannelijkende effecten van oestradiol. Eiwit alpha-fetoproteïnen bindt aan oestradiol en stop deze vermannelijking

55
Q

Organizational activational hypothesis

A

Idee dat er 2 periodes van seksuele differentiatie zijn in de hersenen
- organisatie; de invloed van geslachtshormonen op de ontwikkelende hersenen
- activering; hormonen die de activiteit van de hardwired hersenen beïnvloeden, waardoor het seksuele gedrag wordt beïnvloed.

56
Q

Onderzoek hersenen

A

Mannen —> geen hormonale schommelingen, dus stabieler. Wel genereren naar vrouwen.

57
Q

Transgender brein

A

Lijkt meer op het geslacht na transitie dan het biologische. Maar wel anders dan normaal, want het is niet mannelijk en ook niet vrouwelijk

58
Q

4 fases van seksuele opwinding

A
  • opwinding
  • plateau
  • orgasme
  • resolutie