Hc 13 Flashcards

1
Q

fight or flight

A

cognitieve representatie van een bedreiging. deze activering wordt gevolgd door een cascade aan biologische effecten, zowel in de hersenen als in de periferie, bv versnelde hartslag, stresshormonen, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

reactiviteitshypothese

A

indien je stress ervaart, ervaar je ook fysiologische veranderingen. wanneer deze stress frequent en intens voorkomt, kan dit schade aan het lichaam veroorzaken.
- echter weinig consistent bewijs voor deze hypothese. je kunt namelijk geen fysiologische reacties zien bij onderzoek.
- houdt geen rekening met langdurige verhoogde fysiologische activiteit bij stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

prolonged activation model

A

fysiologische activiteit kan alleen schade aanrichten als deze aanwezig blijft na de stressvolle gebeurtenis, of wanneer deze fysiologische activiteit al aanwezig is als je in anticipatie bent voor een stressvolle gebeurtenis.
- schade kan dus al ontstaan als je alleen al zorgen maakt over een bepaalde gebeurtenis (in anticipatie)
- ook terugdenken aan een stressvolle gebeurtenis kan fysiologische reacties teweeg brengen. je hartslag herstelt bv sneller wanner je de trap op rent, dan wanneer je een stressvolle situatie hebt ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

persevere cognitiehypothese

A

verklaart langdurige activatie met 2 kernargumenten;
- herstel van het autonome zenuwstelsel na een fysieke stressor is veel sneller dan bij een psychologische stressor
- de hersenen kunnen voor- en achterwaarts kijken. het maakt zich zorgen over het verleden en de toekomst. uniek voor mensen. mensen maken mentale representaties van stressoren lang voordat en lang nadat deze gebeurtenissen zich voordoen (perseverative cognition). hierdoor heb je niet alleen fysiologische symptomen, maar ook psychologische.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fysiologische status:
- mindere hartslag variabiliteit
- verminderde prefrontale cortex activiteit
- verhoogde amygdala activiteit
- veranderd immuunsysteem functie
- verlaagde bloeddruk
- overmatige en langdurige cortisolresponsiviteit
- pupilverwijding

A

psychologische status;
- hogere waakzaamheid voor bedreiging en falen
- verminderd cognitief functioneren op taken die vertraagde respons en executieve functies vereisen
- tekort aan remmend gedrag
- ontkenning en vermijdende coping stijl
- verhoogd neuroticisme
- verlaagde concencieusheid
- tekort aan waargenomen controle, hogere levels angst, depressie en vijandigheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

stressrespons kan veroorzaakt worden door

A
  • interne stressor; nervus vagus geeft info over interne stressoren
  • somatosensorsiche stressoren; huid en spieren
  • pijnlijke stressoren
  • locus coeruleus; gevoelig voor veranderingen in hartslag en bloeddruk en verhoogt de afgifte van noradrenaline 3 als gevolg van stressoren
  • emotionele stressoren
  • cognitieve input
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stress systemen betrokken bij stress

A
  • CZS
  • endocriene systeem
  • immuunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

CZS en stress

A

sympatisch systeem; hersenen communiceren met de rest van het lichaam via de nervus vagus. via die zenuw ontvangen de hersenen info over alle organen
- uiteindelijk zorgt dit er tijdens een fight or flight status voor dat je pupillen verwijden en je epinefrine en norepinefrine gaat uitscheiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

endocriene systeem en stress

A

belangrijkste systeem is de HPA-as. leidt uiteindelijk tot de productie van cortisol
- cortisol heb je nodig om bij stressvolle reacties energie vrij te maken
- de stressvolle reactie zorgt voor een toenemende activatie van de hypothalamus, welke vervolgens de hypofyse stimuleert, wat er uiteindelijk voor zorgt dat de bijnieren cortisol kunnen produceren.
- de toegenomen cortisol zorgt vervolgens voor een negatieve fb loop naar de hypothalamus, waardoor de productie van cortisol afneemt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

immuunsysteem en stress

A

cortisol heeft een positief effect op de maturatie van lymfocyten en het afgeven van catecholamines. daarnaast zorgt het voor inflammatie. dit is een logische en nuttige reactie wanneer je in gevaarlijke situaties komt. het maakt je lichaam klaar voor eventuele bedreigingen die in je lichaam komen. het kan echter ook leiden tot slecht functioneren van het immuunsysteem wanneer de overleving niet urgent bedreigd word. dit is het geval bij langdurige stress.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

stress en balans

A

stress heeft als gevolg dat je lichaam niet meer in balans is. er zijn 2 manieren om in balans te blijven;
- homeostase
- allostase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

homeostase balans

A

zorgt ervoor dat alle biologische lichaamswaarden rond de norm blijven. denk aan je lichaamstemperatuur die rond de norm blijft, dit komt door homeostase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

allostase balans

A

lijkt op homeostase en heeft dezelfde functie. echter houdt allostase rekening met wat er in het verleden is gebeurt en anticipeert op basis daarvan ook de toekomst. als je bv iedere vrijdag bier drinkt, zorgt allostase ervoor dat je lichaam op vrijdag al voordat je gaat drinken, stoffen aanmaakt om alcohol af te breken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

allostatic state

A

chronische overactivatie van systemen en de aanpassing van setpoints

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

allostatic load

A

de uiting van pathofysiologie bij lange termijn chronische overactivatie van systemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

immuunsysteem acute stress

A

toenemende aangeboren immuniteit; neutrofielen en NK-cellen neemt toe om klaar te maken voor infectie of verwonding

17
Q

immuunsysteem chronische stress

A

zorgt voor een onderdrukking natuurlijk en specifiek immuunsysteem.

18
Q

wondgenezing

A

goed model om immuunsysteem te bestuderen, omdat het daarbij betrokken is.
- studie 11 tandheelkunde studenten
- wondjes in de mond gemaakt op 2 momenten. 1 keer in vakantie, 1 keer tijdens tentamens
- wondjes genezen tijdens de tentamens langzamer dan tijdens de vakantie, stress was hiervoor de reden. geld ook voor verkoudheid en infecties.

19
Q

sociale steun

A
  • studie met 73 hiv seropositieve mannen
  • gekeken of ze hun geaardheid verbergen, sociale steun, depressie en voorspellers van HIV (CD4-count)
  • bij weinig sociale steun maakte het voor de CD4-count niet uit of je open bent over je geaardheid
  • bij veel sociale steun maakte het voor de cd 4-count wel uit of je eerlijk bent over je geaardheid.

open zijn over je geaardheid was dus beter, maar alleen als ze wel sociale steun ervaarden.

20
Q

optimisme

A
  • positief gecorreleerd met cellulaire immuniteit maar alleen in korte, controleerbare en duidelijke situaties
  • optimisme is negatief gecorreleerd met cellulaire immuniteit in oncontroleerbare chronische en complexe situaties. komt mogelijk door overmatige betrokkenheid bij taken, zodat als het complex is, ze niet opgeven terwijl ze dat soms beter wel kunnen doen.
21
Q

angst

A

soortgelijke effecten als bij stress. als je in een bedreigende situ zit zorgt dit voor alertheid en dus een grotere overlevingskans. fobieën kunnen afstammen van adaptief gedrag dat vroeger belangrijk was voor overleving. wanneer je echter niet in een bedreigende situatie zit, maar last hebt van chronische angst is dit maladaptief. er kan dan sprake zijn van een angststoornis.

22
Q

neurotransmitters bij angststoornissen

A
  • GABA; benzodiazepine receptorcomplex
  • serotonine; binden de locus coeruleus
  • noradrenaline; amygdala en dorsale raphe kernen
23
Q

GABA

A

een aminozuur dat inhibeert en in het hele CNS gevonden kan worden. 3 GABA receptoren

24
Q

GABA-A

A

krijgt de meeste aandacht omdat er 2 veelgebruikte anxiolytica (angstmedicatie) zijn die werken op GABA-A receptoren. ze verminderen angst, namelijk;
- barbiraturen
- benzodiazepinen

GABA-A bestaat uit 5 onderdelen; 2 alpha onderdelen, 2 bèta onderdelen en 1 gamma-onderdeel.
- in het midden zit een chloridekanaal, dit laat chloride van buiten naar binnen in de cel
- er zijn verschillende binding sites (plekken waarop stoffen zich kunnen hechten) voor GABA, benzodiazepines, barbiraturen en alcohol.