Hc 11 Flashcards
Piramide van maslow
Men heeft bepaalde basisbehoeften die beginnen met biologische/fysiologische behoeftes en eindigen met zelf actualisatie
Piramide:
- zelfontplooiing
- erkenning en waardering
- sociaal contact
- veiligheid
- primaire biologische behoeftes
Sociaal gedrag is belangrijk voor fysiek welzijn
- beschermen van nakomelingen
- zorg voor zieken en gewonden
- beschermen van groep tegen aanvallen van buiten
- verdelen van taken binnen groep
- collectieve kennis en leren van vaardigheden die nodig zijn voor overleving.
Sociale factoren belangrijk voor emotioneel welzijn
- zelfwaardering
- liefde en erbij horen
- boosheid
- discriminatie/uitsluiting
- deprivatie
Deze psychosociale factoren zijn belangrijk bij het begrijpen van de sociale gradiënt in gezondheid en ziekte te begrijpen. Sociale gradiënt = SES
Componenten SES
- sociale status; opleiding, rang
- economische status; inkomen
- werk status; reputatie beroep
Sociobiology
Wetenschap gebaseerd op de hypothese dat sociaal gedrag een gevolg is van evolutie.
Perspectieven in sociale context
- tussen groepen; wij vs zij. Gaat niet over individuen, wordt vaak gebruikt als je vijandig bent
- binnen groepen; gaat over individuen, rang binnen een groep bv.
Tinbergen;
Maakte indeling on gedrag te kunnen verklaren;
soort niveau;
- De functie die een gedraging heeft (vaak een adaptie op de omgeving)
- Het evolutionaire proces dat de oorzaak is van deze functie (fylogenese)
Individu niveau;
- ontwikkeling van een individu (ontogenese)
- mechanisme die hier achter liggen of gedraging die zich kunnen uiten. Zo kunnen kleine kinderen bepaalde dingen nog niet omdat ze de mechanismen nog niet hebben.
Deze theorie kan gebruikt worden om bepaalde sociale gedragingen te verklaren, zoals criminaliteit. Sociobiologie gaat er altijd vanuit dat alles een functie heeft, want anders was het al weggefilterd door evolutie.
Kritiek sociobiology
- gedrag is complex en dus niet makkelijk te verklaren uit instincten. Daarnaast wordt gedrag beïnvloed door cultuur (tegenargument; veel culturele processen hebben een biologische achtergrond)
- genen spelen een beperkte rol in gedrag. Sommige persoonlijkheidstrekken kunnen worden verklaard door de omgeving ipv biologie.
- sociobiologische theorieën zijn moeilijk wetenschappelijk te toetsen. Je wilt namelijk conclusies trekken op basis van processen uit het verleden
- er zijn politieke en ethische complicaties aan deze uitspraken. Namelijk als alles een functie heeft, geld dit ook voor maatschappelijke problemen zoals discriminatie.
Andere namen sociobiology
Gedragsecologie
Evolutionaire psychologie
Sociale neurowetenschap
Sociaal gedrag wat men laat zien is niet een gevolg van genen, maar cognitieve processen. Deze processen kunnen bewust/geleerd/automathisch/onbewust zijn. Sociale neurowetenschap onderzoekt dit gedrag.
- sociaal gedrag heeft een neurale basis
- kijken naar in-groups out-groups en intergroup dynamics.
- men heeft voorkeur voor eigen groep, kan stressvol zijn voor de mensen binnen de groep.
Cacioppo
Een van de belangrijkste sociale neurowetenschappers.
- onderzoek naar verschil tussen eenzaamheid en alleen zijn.
- eenzaamheid en honger liepen parallel. Sociale relaties zijn dus essentieel voor overleving.
Flexibiliteit sociaal gedrag
- lang werd gedacht dat sociaal gedrag vast ligt in biologische responsen, maar dit is niet zo.
- in- en out-groups liggen ook niet vast. Bv als verschillende groepen naar 1 wedstrijd gaan ben je opeens in-groups.
Social categories
Denk aan gender, etniciteit, SES, etc. Vaste principe van in- en out-groups.
- het is echter moeilijk om duidelijke conclusies te trekken, je maakt namelijk gebruik van een hoop confounds (uiterlijk, stereotypes).
Waarom hebben we social categories
- maakt de sociale wereld begrijpelijker
- verhoogt de voorspelbaarheid van sociale interactie
- generaliseert kennis over groepen en mensen
- zorgt voor ‘belongingness’
- maaaar geeft ook veel (onterechte) vooroordelen en stereotypes. Deze stelt men alleen bij als ze de persoon in de out-group persoonlijk kennen.
Psychologische processen bij groepsprocessen
- perceptie
- emotie
- cognitie
- motivatie
- keuzes maken
Blue eye brown eye experiment jane elliot
Elliot gaf positieve aandacht aan kinderen met blauwe ogen, negatieve aandacht aan kinderen met bruine ogen en keek wat voor antisociaal gedrag hierbij ontstond;
- veel kritiek omdat het niet ethisch zou zijn
- belangrijk kritiek; discriminatie van een paar dagen heeft niet hetzelfde resultaat als langdurige discriminatie.
Groep
Selectie individuen die zichzelf zien als leden van dezelfde sociale categorisatie
- delen emotionele betrokkenheid
- sociale consensus over de waardering van de groep en wat het betekent om lid te zijn (druk om je aan te passen aan de groep)