Hc 7 Flashcards
Hersenactiviteit meten implicaties
Je kunt meten waar het plaatsvind OF wanneer het plaatsvind, nooit beide tegelijk.
Invasief vs noninvasief
Binnenkomen in het lichaam vs meten vanaf de oppervlakte
Spatiële vs temporele resolutie
Nauwkeurigheid in ruimte vs nauwkeurigheid in tijd
EEG
Temporeel > spatieel
fMRI
Spatieel > temporeel
2 manieren om interactie hersenen en gedrag te meten
1 manipuleer gedrag en kijk naar de invloed op de hersenen
2 manipuleer hersenen en kijk naar effecten op gedrag (door maken laesie)
Woorden met -oom
Tumor
3 testen om geheugen te testen
- blokjes aangewezen op bepaalde volgorde —> nadoen
- ster overtrekken bij kijken in spiegel
- aangeven welk plaatje ze als laatste gezien hebben
Alzheimer brein;
Ventrikels zien er erg groot uit aangezien het brein gekrompen is.
Onderzoek geheugen bij ratten
- voorwerp vinden in zwembad bij steeds een nieuwe startplek.
- bij tweede deel heeft het voorwerp per dag een andere plek
- bij derde deel moest alles in de omgeving genegeerd worden en stond er een cue op de muur die de rat zou leiden naar het voorwerp. Startpositie veranderde per trial
Deep brain stimulation (DBS)
Elektroden in brein toevoegen, deze stimuleren target om bepaald gedrag te stimuleren.
Transcranial magnetic stimulation (TMS)
Laesies bij gezonde mensen
Electrophalongram (EEG)
Hoge temporele resolutie, lage spatiele resolutie. Hoe sneller het EEG (hoe meer golfjes per seconde) des te actiever het brein. Uit de EEG komt een fourier analyse
Event-related potentials
Zijn verborgen in achtergrond EEG. Hiermee kun je stukjes uitknippen wanneer je bv 100 keer een toontje laat horen en dan verschil zien
Magnetencefalogie MEG
Tegenhanger EEG. Zowel goede temporele als Spatiële resolutie. Oftewel ideaal. Helaas is het te meten ding heel klein waardoor het haast niet te meten is en de omgeving van invloed is.