HC 1.9 eiwitstructuur en enzymwerking Flashcards

1
Q

welke 4 eiwitstructuren zijn er?

A
primaire structuur (aminozuurvolgorde)
secundaire structuur (alfahelix, betastrand, losse stukjes eiwit)
tertiaire structuur (interacties tussen de secundaire structuren)
quaternaire structuur (verschillende eiwitten die 1 eiwit vormen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

welke bindingen zitten er in een primaire structuur?

A

covalente bindingen tussen N terminus aminozuur 1 en C terminus van aminozuur 2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke bindingen zitten er in de secundaire structuur?

A

waterstofbruggen

kunnen alleen tot stand komen in een water arme omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke 5 bindingen zitten er in de tertiaire en quartaire structuur?

A
waterstofbruggen
vanderwaals krachten
hydrofobe krachten
ionogene bindingen
zwavelbruggen

kunnen alleen tot stand komen in een waterarme omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe is de structuur van een aminozuur?

A

N-terminus, de aminogroep
de C terminus, een carboxylgroep

restgroep:

  • niet polair (hydrofoob)
  • aromatisch (hydrofoob)
  • polair (hydrofiel)
  • positief geladen (hydrofiel)
  • negatief geladen (hydrofiel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn enzymen?

A

eiwitten die als katalysator optreden. ze versnellen chemische reacties door een verlaging van de activeringsenergie. evenwicht van een reactie wordt ook sneller bereikt

ze zijn substraat specifiek: ze kunnen maar 1 reactie versnellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wanneer kan een reactie plaatsvinden?

A

als de energie van de producten lager is dan van de reactanten (de beginstoffen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn Michaelis Mentenenzymen?

A

ze katalyseren een reactie volgens een hyperbool verband. initiële reactiesnelheid neemt aanvankelijk toe met de substraatconcentratie maar vlakt gaande weg af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is de Michaelis menten constante?

A

de substraatconcentratie waarbij de reactiesnelheid, de helft van de maximale snelheid is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de km constante zegt wat over de affiniteit van het enzym en het substraat. hoe kan je de affiniteit vinden?

A

Je kan die affiniteit vinden door de helft van de maximale snelheid te nemen op de grafiek, als je deze lijn recht naar beneden trekt krijg je dan de Michaelis constant (Km). Dit is dus een concentratie, waarbij de reactie half maximaal is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat betekend een hoge Km?

A

hoge Km betekend een lage affiniteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat zijn allosterische enzymen?

A

de initiële reactiesnelheid volgt een sigmoidaal verband.

deze enzymen hebben 2 confirmaties: de actieve en inactieve vorm. hoe meet substraat, hoe meer en hoe sneller de enzymen worden omgezet naar de actievere vorm

bij veel substraat zal de initiële snelheid afnemen omdat de meeste enzymen dan al zijn omgezet naar de actieve vorm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het voordeel van een allosterisch enzym?

A

omzetting van inactieve naar actieve conformatie kan niet alleen met substraat, maar ook met een activator

activator bindt aan inactief enzym (T vorm) waardoor deze verandert naar de actieve vorm (R vorm)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoezo is het gebruik van een activator effectief bij allosterische enzymen?

A

allosterische enzymen komen weinig voor en hebben 1 op 1 reactie tussen activator en enzym: ER HOEFT MAAR HEEL WEINIG ACTIVATOR TOEGEVOEGD TE WORDEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hoe kan je de aanwezigheid van een enzym veranderen naar een actievere vorm? (R–>T)

A
  • meer substraat (massa werking)
  • meer enzym synthetiseren (enzyminductue)
  • aanwezigheid enzym veranderen naar actuele vorm:
    door covalente modificatie (fosforylisatie)
    door binding activator bij allosterisch enzym
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarvan is de functie van de eiwitten afhankelijk?

A

de 3D structuur

17
Q

wat bepaald de 3D structuur van een eiwit?

A

door de aminozuurvolgorde en de reactie tussen de peptideketen en water

18
Q

welke enzymen komen meer voor?

A

de MM enzymen

19
Q

wat is een linewaver burkplot?

A

verband 1/v en 1/[S] bij MM enzymen.

snijpunt met de X-as = 1/ Km
snijpunt met de Y-as= 1/Vmax

20
Q

wat is een voorbeeld van een activator bij allosterische enzymen?

A

AMP