3.2 bindweefsel 1: cellen, vezels, matrix Flashcards

1
Q

wat zijn de functies van bindweefsel?

A

structuur, vorm, ondersteuning, bescherming

verbinding van cellen en andere weefsels

transport van nutriënten en afvalstoffen van cellen naar bloed en andersom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de hoofdelementen van bindweefsel?

A

cellen
vezels
tussenstof
weefselvloeistof

ECM= vezels, tussenstof en weefselvloeistof

er is altijd meer ECM dan cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn bindweefselcellen, waar komen ze vandaan?

A

fibroblasen uit mesenchym
adypocyten blijven in weefsel

plasmacellen uit beenmerg
macrofagen 
mestcellen (van/ naar bloed en lymfe)
neutrofielen
eosinofielen
basofielen 
lymfocyten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een fibrocyt?

A

inactieve vorm van bindweefselcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke 3 typen weefsels zijn er? waar bestaan ze uit?

A

collagene vezels
- Collageen type I of III

reticulaire vezels
- collageen type II

elastische vezels
- elastieke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke 2 soorten collagene vezels zijn er?

A

dikke collageen vezels: type I collageen. zorgt voor weerstaan trekkrachten en frictie

dun collageen: type III. geeft en behoud structuur in organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat vormt collageen type I?

A

eerst fibrillen, dan vezels, dan bundels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de functie van tussenstof?

A

vult ruimten tussen vezels en cellen in bindweefsel.

visceus karakter waardoor het dient als smeermiddel en barrière tegen indringers

maakt diffusie mogelijk

reservoir groeifactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn De 3 macromoleculen die deel uitmaken van de tussenstof?

A

glucosaminoglycanen (GAG); onvertakt lang polymeer wat bestaat uit repeterende disaccharide eenheden. GAG’s zijn sterk hydrofiel en kunnen goed water binden

proteoglycanen: eiwitkernstructuur waaraan GAG’s moleculen covalent zijn gebonden. proteoglycanen binden ook collageen vezels. ze koppelen dus meerdere delen van het ECM met elkaar

Multi-adhesieve glycoproteinen: faciliteren adhesie van cellen aan ECM moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is weefselvloeistof?

A

een transportmiddel: voedingsstoffen vanuit bloed naar cellen en afvoeren van metabole afvalstoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

welke 2 krachten zijn belangrijk voor het transport van voedingsstoffen en metabole afvalstoffen in weefselvloeistof?

A

de hydrostatische kracht en de osmotische druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe kan bindweefsel worden ingedeeld?

A

in engere zin

gespecialiseerd

steunwgeefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welk bindweefsel valt onder de bindweefsel in engere zin?

A

losmazig

vezelig

regulair

irregulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welk bindweefsel valt onder gespecialiseerd bindweefsel ?

A

vetweefsel (adipose)

elastisch

reticulair

muceus

hematopoetisch (bloed) en lymfatisch weefsel;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welk bindweefsel valt onder steunweefsel?

A

kraakbeen

bot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn 5 kenmerken van losmazig bindweefsel

A
  • alle componenten komen in dezelfde hoeveelheden voor
  • komt veel voor
  • flexibel van karakter
  • niet erg resistent tegen tractie. het is te beschadigen
  • het zit bij structuren die onder druk staan maar niet veel frictie hebben
17
Q

waar kan je losmazig bindweefsel vinden?

A

in ruimtes rondom spiercellen, in de dermis (mesenterium), klieren

18
Q

welke cellen zijn vooral aanwezig in losmazig bindweefsel?

A

fibroblasten (produceren collageen)

19
Q

wat zijn 4 kenmerken van algemeen vezelig bindweefsel?

A
  • minder cellen dan is losmazig bindweefsel
  • collagene vezels overheersen
  • minder flexibel maar meer resistent tegen frictie dan losmazig bindweefsel
  • biedt weerstand en bescherming
20
Q

wat zijn 3 kenmerken van vezelig onregelmatig bindweefsel ?

A
  • collagene vezels vormen een 3D netwerk
  • het is bestand tegen stress uit alle richtingen
  • bijv in de dermis
21
Q

wat zijn 3 kenmerken van regulair vezelig bindweefsel?

A

collagene vezels liggen parallel aan fibroblasten

grote weerstand tegen tractie in 1 richting

vind je bijv in pezen

22
Q

wat zijn 6 kenmerken van elastisch bindweefsel?

A

het is zeldzaam

bundels van dikke parallelle elastine vezels.

gele kleur

grote elasticiteit

dunne collagene vezels

afgeplatte fibroblasten

23
Q

wat zijn 5 kenmerken van reticulair bindweefsel?

A

ze bestaan uit collageen type III

geproduceerd door de gespecialiseerde fibroblasten (reticulaire cellen)

reticulum: fijnmazig delicaat 3D netwerk

ondersteuning van cellen die in het netwerk zitten

vrije beweging van cellen en vloeistof

24
Q

wat zijn 3 kenmerken van muceus bindweefsel?

A

veel tussenstof, vooral hyaluronan

gelei-achtig weefsel met weinig vezels

bijv in Wharton’s Jelly in navelstreng, pulpa van jonge tanden en glasachtig lichaam in het oog

25
Q

welke soorten vetweefsels zijn er?

A

wit vetweefsel en bruin vetweefsel;

26
Q

noem 4 kenmerken van wit vetweefsel

A

1 vetdruppel per cel–> drukt kern en cytoplasma naar buiten (uniloculair)

opslag energie in vorm van triglyceride

dient als isolatie, bescherming en vormgevend element van het lichaam

27
Q

wat zijn 4 kenmerken van bruin vetweefsel?

A

vele vetdruppels per cel: multiloculair

celkern ligt meer in het midden ipv aan de buitenkant

zorgt voor warmte productie (omzetten triglyceriden)

veel mitochondriën

28
Q

waarom is er hematopoetisch bindweefsel? waarom is bloed bindweefsel?

A

het bevat dezelfde eigenschappen als bindweefsel:

  • tussenstof/ vloeistof is overheersend
  • bloedcellen ontstaan uit stamcellen afgeleid uit mesenchym (net als bij fibroblasten)
  • vooral extracellulaire bestanddelen
  • bevat cellen (rood, wit), vezels, amorfe tussenstof (albumine), weefselvloeistof