H9: Hoe duid je informatie, (HOC 2)

Question 1

Wat kan er gebeuren met exact hetzelfde waarneembare gedrag bij verschillende observatoren?

Answer 1

Andere observatoren kunnen hetzelfde gedrag op een andere manier omschrijven. Omgekeerd is dit ook: dezelfde interpretatie kan verschillende waarnemingen omvatten

Question 2

Waaruit volgt de betekenis van een gedrag?

Answer 2

Uit de maatstaf waaraan je gedrag toetst

Question 3

Op welke manieren kun je informatie duiden?

Answer 3

• Nomothetisch
• Ideografische duiding

Question 4

Welke manier van duiding is het meest frequent?

Answer 4

Nomothetisch

Question 5

Wat is het nut van de nomothetische duiding binnen diagnostiek?

Answer 5

Doelbewust gedrag, eigenschappen of situaties toetsen aan een toepasselijke vergelijkingsgroep

Question 6

Wat is het nut van de nomothetische duiding binnen diagnostiek?

Answer 6

Doelbewust gedrag, eigenschappen of situaties toetsen aan een toepasselijke vergelijkingsgroep

Question 7

Waaraan kan de nomothetische duiding bijdragen?

Answer 7

Aan de verantwoording van de diagnostiek

Question 8

Wat zijn de grenzen aan de nomothetische duiding?

Answer 8

Deze is enkel geldig wanneer de normgroep van de test demografisch representatief is voor het kind en gezin dat je diagnosticeert

Question 9

Wat kun je zeggen over de nomothetische informatie die je uit gesprekken en observaties haalt?

Answer 9

Deze is gekleurd door impliciete vergelijkingen.

Question 10

Wat zijn automatische nomothetische oordelen?

Answer 10

Impliciete vergelijkingen die je haalt uit gesprekken en observaties

Question 11

Wat is het nut van de ideografische duiding?

Answer 11

De diagnostiek te focussen op het begrip van het kind, de opvoeding, het gezin binnen de eigen ervaringen, noden en wensen

Question 12

Welke diagnostiek pas je toe als je ideografisch duidt?

Answer 12

Diagnostiek op maat

Question 13

Wat zijn de grenzen/uitdagingen van ideografische duiding?

Answer 13

• Het is moeilijk te verantwoorden, want je hebt geen vergelijkingspunt
• Vergelijkende testnormen bieden weinig houvast
• Je maakt toch vaker impliciete persoonlijke vergelijkingen

Question 14

Hoe kun je beter duiden: nomothetisch of ideografisch?

Answer 14

Beiden: ze vullen elkaar zinvol aan

Question 15

Hoe verloopt het diagnostiekproces? nomothetisch of ideografisch?

Answer 15

• Hij start altijd expliciet ideografisch met de unieke aanmelding
• De impliciet nomothetische duiding wordt direct actief in de observaties van gesprekken
• De interpretaties van deze gesprekken en observaties moeten daarna expliciet vakkundig onderbouwd worden
• Testonderzoek gebeurt volgens geijkte nomothetische maatstaf
• Je bouwt een ideografisch integratief beeld door testuitkomsten te koppelen aan klachten, krachten en hulpvragen
• De ideografische koppeling biedt handvaten rond de hulp

Question 16

Ideografische duiding

Answer 16

Duiding of interpretatie die focust op hoe het functioneren van het kind en het gezin aangepast is voor de eigen context.

Question 17

Nomothetische duiding

Answer 17

Vergelijkende duiding of interpretatie van gedrag en situaties.

Question 18

Ipsatief

Answer 18

Maatstaf waarin het individu in zijn omgeving centraal staat. Zie ook ideografisch.

Question 19

Hermeneutiek

Answer 19

Het zoeken naar interne consistente verklaringen (over de situatie van de cliënt).

Question 20

Empirie

Answer 20

Verzameling van groepsinformatie.