H15: Opvoedingsonderzoek (HOC 5) Flashcards

1
Q

Welke concepten moeten verhelderd worden bij een opvoedingsonderzoek op vlak van het kind?

A

Kindontwikkeling:
* Fysiek
* Psychisch
* Sociaal-relationeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke concepten moeten verhelderd worden bij een opvoedingsonderzoek op vlak van de ouder?

A
  • Cognitieve besturing
  • Emotionele regulatie
  • Afstemming (meervoudig)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke concepten moeten verhelderd worden bij een opvoedingsonderzoek op vlak van de opvoeding? En hoe verzamel je deze informatie?

A
  • Opvoedingsgedrag (observatie)
  • Opvoedingsovertuigingen (gesprek)
  • Opvoedingsbeleving (vragenlijst)
  • Opvoedingsvaardigheden (FACE-analyse)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe observeer je opvoedingsgedrag?

A
  • Tijdens de sessie als de ouder instructies geeft
  • Thuisobservatie
  • Video-opnames
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar moet je rekening mee houden bij het toetsen van de opvoedingsovertuigingen?

A

Met de normen en waarden van het gezin. Deze kunnen echter wel ter discussie gesteld worden door signalen van het kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat bepalen opvoedingsovertuigingen?

A
  • Het gedrag van de ouder
  • Hoe ze bepaald gedrag ontvangen
  • Welke verwachtingen ouders hebben en of die verwachtingen leeftijds(in)adequaat zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt bedoeld met opvoedingsvaardigheden?

A
  • Benoeming van afstemming
    = ideografisch
    = continu flexibel
    = goodness-of-fit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat wordt bedoeld met curvilineair?

A

Beide extremen zijn meest negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat moet je doen om te weten waar iemand op de curve zit in een opvoedingsonderzoek?

A

Concretiseren!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wordt bedoeld met consistentie bij de analyse van opvoedingsgedrag?

A

Interne consistentie: of een ouder consequent is in gedrag (bvb altijd dezelfde reactie op bepaald gedrag)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke meetinstrumenten zijn beschikbaar voor opvoedingsonderzoek?

A

OKIV-R = ouder-kind interactie vragenlijst revised
OBVL = Opvoedingsbelasting vragenlijst
VSOG = verkorte schaal voor ouderlijk gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat betekenen samenstelling, leeffase, geschiedenis en transgenerationeel bij het gezinssysteemonderzoek?

A

Samenstelling = de manier waarop het gezin is opgebouwd. Dit kan voor verschillende gezinsleden anders zijn.
Leeffase= hangt af van de leeftijd van de kinderen en kent verschillende uitdagingen
Geschiedenis = welke etappes een gezin in de tijd doorlopen heeft. Dit kan helpen om bepaalde potentiële lasten en krachten te identificeren
Transgenerationeel = wat hebben de ouders zelf meegemaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vraag kunnen we stellen die gaat over het gezin en de omgeving?

A

Hoe permeabel is het gezin?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke meetinstrumenten zijn er voor het gezinsfunctioneren?

A
  • GVL = gezinsvragenlijst
  • VGFO = Vragenlijst gezinsfunctioneren ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan de kindbeleving geëvalueerd worden?

A
  • FRT = familie relatie test
  • GEST = gezinssysteem test (kwalitatief), kruis erdoor op de slide)
  • FID-R = Familie - in - dieren test - revised
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe werkt de FRT?

A

Kinderen zien verschillende ‘brievenbussen’ met verschillende personen op. Ze kiezen voor hun gezin enkele doosjes uit die elk gezinslid representeren. De kinderen krijgen stellingen op ‘briefjes’ en moeten postbode spelen door de briefjes bij de juiste persoon te deponeren. Ze mogen de briefjes maar bij 1 iemand in de brievenbus doen, maar er komen verschillende brieven met gelijkaardige boodschappen.
Deze test is genormeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is het belangrijk de opvoedingsdynamiek mee te onderzoeken?

A

De opvoedingsdynamiek kan bijdragen tot het ontstaan, verergeren of in stand houden van aangemelde kindproblemen. Daarnaast zijn het de opvoeders met wie je het kindtraject waar nodig gaat bijsturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is de diagnostische taak van het opvoedingsonderzoek in de praktijk?

A

In welke mate en hoe kun je het opvoedingsdraagvlak objectiveren?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de drievoudige taak van de objectivering van het opvoedingsdraagvlak?

A
  1. De kinddiagnostische paradox schept een spanningsveld. Je moet ervoor zorgen dat de opvoeders meegaan in het opvoedingsonderzoek
  2. De diverse betrokkenen en dimensies in de opvoeding vereisen multi-method diagnostiek
  3. Je toetst de opvoeding niet aan je eigen subjectieve denken, maar aan de evidence-base die je verzamelt over het kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke onderdelen van de opvoeding meet je op welke manier?

A

De opvoedingsbeleving en deels de overtuigingen meet je in vragenlijsten
Andere opvoedingsdimensies toets je directer met andere methoden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke methodologische uitdagingen vertoont een opvoedingsonderzoek?

A

Tijdsbestek
Gesprek en observatie zijn nodig voor sommige dimensies
Gebrek aan Nederlandstalige genormeerde opvoedingstests
Subjectiviteit dreigt je oordeel te kleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke inhoudelijke uitdagingen vertoont een opvoedingsonderzoek?

A

Curvilineariteit
De globale vraag in hoeverre de opvoeding afgestemd is op de noden van het kind
Opvoedingsklachten zijn concreet, terwijl vragenlijsten algemene vragen behandelen
De normen behandelen de socioculturele meerderheid van gezinnen, terwijl het diagnostische advies moet gelden voor het aangemelde kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is de oplossing voor de uitdagingen van het opvoedingsonderzoek?

A

Er is geen pasklare oplossing voor deze uitdagingen, maar je kan wel technieken gebruiken om het opvoedingsonderzoek zoveel mogelijk te begeleiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke technieken kun je gebruiken om het opvoedingsonderzoek zoveel mogelijk te begeleiden?

A
  • Prioretiseren
  • Expliciteren
  • Structureren
  • Concretiseren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat wordt bedoeld met prioretiseren in het opvoedingsonderzoek?

A

Vereenvoudig de informatieverzameling door prioriteiten te stellen vanuit de intake

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat wordt bedoeld met expliciteren in het opvoedingsonderzoek?

A

Expliciteer altijd je persoonlijke verwachtingen rond het aangemelde kind en zijn opvoeders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat wordt bedoeld met structureren in het opvoedingsonderzoek?

A

Gebruik structuur om je informatieverzameling minimaal door je persoonlijke visie te sturen en maximaal door de evidence-base die je verzamelt over de opvoeding.

28
Q

Wat wordt bedoeld met concretiseren in het opvoedingsonderzoek?

A

Vraag zoveel mogelijk voorbeelden en verzamel toetsbare en weerlegbare argumenten

29
Q

Op welke manier en wanneer krijg je informatie over de opvoeding van het kind?

A

Vanaf de aanmelding krijg je signalen over de opvoeding van het kind, direct of indirect

30
Q

Wat noteer je over de opvoeding in een snel- en modeltraject?

A

Sneltraject: basisinformatie
Modeltraject: noteer grondig alle informatie over de opvoeding, opvoeders en partnerrelatie

31
Q

Hoe screen je de opvoeding in de intake volgens model- en sneltraject?

A

Mbv richtvragen in het FACE’ogram:
Snel: beknopt
Model: vragen bereiden gerichte opvoedingsonderzoek voor of verdiepen of vervolledigen een formele screening vooraf

32
Q

Hoeveel gepubliceerde, genormeerde Nederlandstalige instrumenten zijn er die expliciet opvoeding nagaan?

A

1, de OKIV-R (ouder-kind interactie vragenlijst)

33
Q

Wat kan je naast de OKIV inzetten om opvoeding te meten?

A
  • De subschalen responsiviteit en communicatie van de gepubliceerde, genoremeerde gezinsvragenlijst (GVL)
  • De schalen basiszorg en opvoeding van de vragenlijst gezinsfunctioneren voor ouders (VGFO)
  • Vragenlijst gezin & opvoeding (VG&O)
    • VGFO
    • Opvoedingsbelasting vragenlijst (OBVL)
    • Verkorte schaal voor ouderlijk gedrag (VSOG)
    • Vragenlijst meegemaakte gebeurtenissen (VMG)
34
Q

Wat is er bijzonder aan de schalen basiszorg en opvoeding van de vragenlijst gezinsfunctioneren voor ouders?

A

Ze gaan over de opvoeding, maar in de bredere gezinscontext opgevat. Ze gaan over hoe de opvoeder omgaat met de kinderen zonder differentiatie voor een specifieke opvoeder-kind-dyade. Ze zijn meer geschikt voor gezinsonderzoek

35
Q

Wat screent de OBVL?

A

De stressbelasting van de opvoeder, met inbegrip van persoonseigenschappen

36
Q

Wat screent de VSOG?

A

Het zelfgemelde opvoedingsgedrag wat betreft de betrokkenheid van de opvoeder (emotioneel) alsook de opvoedingsregels en hun bekrachtiging (cognitief)

37
Q

Wat gebruik je voor aanvullend onderzoek van de opvoeding?

A

Observatie, gesprek, checklists, FACE’ogram

38
Q

Wat zijn aandachtspunten tijdens gesprek en observatie rond opvoeding?

A

Dat je zoveel mogelijk richtvragen gebruikt die de inhoudsvaliditeit ondersteunen en dat je je bevindingen extra transparant en weerlegbaar beargumenteert

39
Q

Waarvoor kunnen opvoedingschecklists gebruik worden? Waar moet je op letten

A

opvoeding standvastiger meten dan in een vrij gesprek
o.a. Risicotaxatie
Je moet wel rekening houden met de beperkingen

40
Q

Wat is de cognitieve sturing van de opvoeding?

A

Hoe wordt omgegaan met grenzen en regels in de opvoeding

41
Q

Wat behandelt de emotieregulatie van de opvoeding?

A

Hoe de hechting en de emotionele uitingen tussen opvoeder en kind verlopen, ook hoe de opvoeder instaat voor empathie, begrip en emotieregulatie met het kind

42
Q

Wat betreft de meta-analyse van de richtvragen?

A

Een risicotaxatie

43
Q

Wat bepaalt mee het opvoedingsdraagvlak?

A

De globale goodness-of-fit

44
Q

Met welk instrument kan je de globale goodness-of-fit testen?

A

Eer is geen formeel of uniek instrument om deze globale balans de meten. Het FACE’ogram kan je ondersteunen. Je kan er onder andere de uitkomsten van opvoeders vergelijkend in onderbrengen

45
Q

Hoe ga je de opvoeding onderzoeken in model- of sneltraject?

A

Sneltraject: VG&O
Modeltraject: als de aanmelding en/of de intake wel opvoedingsvragen bevatten, dan is een verdiepend modeltraject aan de orde

45
Q

Hoe kun je de bijdrage van de ouder/opvoeder betrekken in de kinddiagnostiek?

A

Je kan de ouder/opvoeder persoonlijk screenen, maar dit is niet evident, maar het kan wel helpen om het aandeel van het persoonlijk functioneren van de opvoeder in het traject van het kind te duiden.

46
Q

Waarop moet je letten bij de persoonlijke screening van de opvoeder tijdens het opvoedingsonderzoek?

A

Het is belangrijk balans te vinden in de persoonlijke screening van de opvoeder, zonder buiten het bestek van de kinddiagnostiek te reiken.

47
Q

Hoe screen je de opvoeders?

A
  • Richtvragen in FACE’ogram
  • Gesprek en observatie: inhoud, dynamiek
  • Schalen depressie en gezondheidsklachten van de OBVL
  • Jeugdbelevingsschaal van de VGFO
48
Q

Welke gepubliceerde, genormeerde vragenlijsten zijn er om het persoonlijk functioneren van opvoeders in kader van de opvoeding te bevragen?

A

Geen

49
Q

Wat kun je gebruiken om het persoonlijk functioneren van opvoeders te bevragen?

A

Richtvragen van de screening
Vragenlijsten voor volwassenen:
- Adult self report (ASR)
- Gedragsvragenlijst voor volwassenen (ABCL)

50
Q

Hoe werkt de ABCL?

A

De opvoeder beschrijft de partner

51
Q

Hoe screen je de ouders volgens snel- en modeltraject?

A

Je start met de informele verkenning in de aanmelding en intake.
Sneltraject: deelschalen uit OBVL en VGFO, de analyse motiveert dan mogelijk verdieping
Modeltraject: ASR en ABCL

52
Q

Wat kan naast de opvoeding nog gescreend worden in een opvoedingsonderzoek?

A
  • Opvoeders
  • Partnerrelatie
53
Q

Op welke manier heeft de partnerrelatie invloed op het kind?

A

De stabiliteit en kwaliteit hebben directe effecten

54
Q

Hoe screen je de partnerrelatie zonder vragenlijst?

A

Stapsgewijs, als uit een eerste gesprek de relevantie blijkt, kun je dieper aftoetsen hoe de partnerrelatie de kindsituatie mee bepaalt. Daarnaast kan een risicotaxatie info geven

55
Q

Waarover verzamel je vooral informatie betreffende de partnerrelatie in de intake een aanmelding?

A

De stabiliteit en kwaliteit van de partnerrelatie.

56
Q

Wat is een risico bij het bevragen van de partnerrelatie? En wat kun je dan doen?

A

Dat de opvoeders terughoudend zijn voor zover ze aspecten bevat die los staan van de opvoedersrol. Stem je screening af op de aanmeldingsvraag

57
Q

Welke informatie over de partnerrelatie verzamel je standaard?

A

Structurele kenmerken zoals samenstelling en geschiedenis

58
Q

Welke informatie over de partnerrelatie verzamel je in een gesprek?

A
  • de opvoedersbeleving van de partnerrelatie
  • de kwaliteit van de partnerrelatie
59
Q

Hoe kun je de partnerrelatie formeel screenen?

A

adhv de schaal partnerrelatie van de GVL

60
Q

Welke Nederlandstalige, gepubliceerde, genormeerde tests zijn er voor de verdieping van de partnerrelatie

A

Nederlandse Relatie Vragenlijst (NRV)

60
Q

Welke Nederlandstalige, gepubliceerde, genormeerde tests zijn er voor de verdieping van de partnerrelatie

A

Nederlandse Relatie Vragenlijst (NRV)

61
Q

Welke experimentele Nederlandse versies van partnerrelatievragenlijsten zijn er?

A

Dyadic adjustment scale (DAS)
Maudsley Marital Questionnaire (MMQ)
Het is wel belangrijk rekening te houden met hun psychometrische beperkingen

62
Q

Hoe verken je de partnerrelatie is model- en sneltraject?

A

Snel: verken in intake en observatie de stabiliteit en kwaliteit van de relatie
Model: formele screening en of verdieping -> vergt zelfstandige uitwerking

63
Q

Wat doe je bij het opmerken van risicosignalen rond de veiligheid van het kind?

A

Je schakelt van sneltraject over naar modeltraject