H2: Hoe handel je evidence-based? De FACE-aanpak (HOC 1) Flashcards
Welke 3 soorten evidence base zijn er?
- Empirisch (onderzoeksgestuurde evidence)
- Ervaring (praktijkgestuurde evidence)
- Cliëntkennis (cliëntgestuurde evidence)
Op welke manier leidt empirische evidence base de diagnostische focus?
- De diagnostische focus met het kind (waarop je let)
- De diagnostische focus met duiding (welk gewicht het krijgt)
Waar kan practise based evidence naar leiden?
Naar wetenschappelijke onderbouwing
Welke 2 delen leiden naar best practices?
Empirische kennis + praktijkkennis
Waarvoor is de kennis van cliëntgestuurde evidence essentieel?
Het is essentieel om een efficiënt handelplan op te stellen
Welke 4 uitdagingen zijn er bij evidence based kinddiagnostiek?
- Je moet een selectie maken uit de empirische evidence base
- Je moet de vertaalslag naar maatwerk maken
- De transparantie van praktijk- en cliëntkennis vraagt extra aandacht
- Je moet de evidence wegen en integreren
Met welke 2 woorden kun je kinddiagnostiek beschrijven?
Overzicht en inzicht
Wat wordt bedoeld met het macroniveau van het FACE-model?
Een stressbalansmodel:
* Biopsychosociaal proces
* Biologisch functioneren & omgeving
* De draagvakken van het kind die door mekaar lopen
Wat is een functionele analyse?
Wanneer doet zich dit nog voor, wat ging eraan vooraf en wat volgde erop?
Is een kindsituatie statisch of dynamisch?
Dynamisch samenspel
Wat is het ontwikkelingsdraagvlak?
Een cumulatieve en relatieve balans op macroniveau
Wat wil je, betreffende het draagvlak van kinderen, uitzoeken en doen bij een hulptraject?
Hoe de draaglast te verlagen en de draagkracht te vergroten
Wat is het verschil tussen het macroniveau en het microniveau op vlak van het FACE-model?
Het macroniveau gaat om de mix van draagvakken. Het microniveau om de individuele actoren en hun eigen dynamiek
Wat is de gouden driehoek van de individuele dynamiek?
Denken (cognitieve besturing)
Doen (gedrag)
Voelen (emotieregulatie)
C en E beïnvloeden elkaar en G
Wat wordt bedoeld met een dubbele onderkenning van ieders beleving?
De beleving en de onderliggende cognitief-emotionele dynamiek
Hoe komt het dat sommige kinderen verschillende uitkomsten hebben in vergelijkbare omstandigheden?
door de individuele cognitief-emotionele dynamiek
Waarop focus je je als je op microniveau de individuele driehoek van het functioneren van het kind en zijn omgeving diagnosticeert?
Je focust op ieders veranderbaarheid.
Wat is de fundamentele evidence-base voor het diagnostische overzicht en inzicht?
De globale stressbalans
Individuele cognitief-emotionele dynamiek
van het kind en zijn omgeving
Welke 4 fasen zijn er in de psychologische balans?
- Inertie
- Veerkracht
- Tipping point
- Klinisch
Wanneer is er sprake van inertie?
Zonder enige stress
Wat houdt veerkracht in?
De draaglasten en draagkrachten zijn in een beweeglijk evenwicht dankzij de continue micro-afstemming van cognitieve sturing, emotieregulatie en gedrag. Veerkracht vereist geen externe hulp
Wat houdt veerkracht in?
De draaglasten en draagkrachten zijn in een beweeglijk evenwicht dankzij de continue micro-afstemming van cognitieve sturing, emotieregulatie en gedrag. Veerkracht vereist geen externe hulp
Wat houdt veerkracht in?
De draaglasten en draagkrachten zijn in een beweeglijk evenwicht dankzij de continue micro-afstemming van cognitieve sturing, emotieregulatie en gedrag. Veerkracht vereist geen externe hulp
Waarvan is de mate waarin de draaglast draagkracht moet overstijgen om tot een klinische aanmelding te komen afhankelijk?
Van ieders individuele cognitief-emotionele dynamiek en hoe het kind en het gezin hiermee omgaan
Waarom is een dubbele inventaris van de lasten en krachten in ieders draagvlak nodig?
Je gebruikt ciëntevidence en onderzoeks- en praktijkevidence om een beeld te krijgen van de lasten en krachten in ieder draagvlak
Welke 2 pijlers zijn er in de praktijk van de FACE methodiek?
- Benoemen en monitoren van je denken en je voelen
- Tools
Welke manieren van benoemen en monitoren zijn er zoal?
Genormeerd testonderzoek
gesprek en observatie
Wat doen opvoeders als ze de psychologische balans invullen?
Verzamelen van spontaan ervaren klachten
Wat is en wat doe je met de cognitief-emotionele monitoring?
Cliëntevidentie: Het gezin houdt het eigen denken, voelen en doen bij
Wat is het Face’ogram?
Stressbalansmodel om cliënt- en professionele evidence te monitoren
Wat is het voordeel van de FACE’ogram?
De leefgebieden van het kind afbakenen zodat je transparant en doelmatig kan evalueren.
1. Alle leefgebieden in kaart
2. Stressbalans per leefgebied
3. individuele dynamiek integreren
4. Risico- en ernsttaxatie
5. Expliciteren van je verwachtingen, ordenen en wegen
Practice-based evidence
Informatie over werkwijzen die werkzaam blijken in het veld.
Evidence-based
Het empirisch gepubliceerde onderzoeksbestand.
School (FOG-draagvak)
Betreft in het FOG-draagvak alles wat in de schoolomgeving voor het kind gebeurt.
Psychologische Balans®
De FACE-tool om intuïtief en spontaan de ervaren balans van lasten en krachten te inventariseren (cliëntkennis).
Neuroplasticiteit
Het vermogen van het brein om zich functioneel te herorganiseren zodat nieuwe manieren van handelen, denken en voelen ontstaan.
Individuele cognitief-emotionele dynamiek
Hoe een persoon handelt, denkt en voelt.
Cliëntgestuurde evidence
Kennis van de vragen, de behoeften en de ervaringen van de cliënt of het cliëntsysteem.
Intervisie
Collegiale reflectie tussen collega’s.
Functionele eigenschappen
Eigenschappen die vatbaar zijn voor verandering, zoals gedrag, denk- en voelprocessen.
Tipping point
Het moment waarop de situatie voor het kind of zijn omgeving ondraaglijk wordt. De psychologische balans helt dan over naar meer leed dan welzijn, in die mate dat hulp nodig is.
Gezin (FOG-draagvak)
Het hele kernsysteem van de personen die samenwonen met het kind in een duurzame relatie (al dan niet biologisch verwant). In het FOG-draagvak gaat het om de samenstelling en het functioneren van de gezinsleden samen (bijv. alle gezinsleden samen, de kinderen onderling).
Epigenetica
De wijzigingen in de expressie van onze genetische opmaak door omgevingsinvloeden, lees levenservaringen.
Emotieregulatie
Het geheel van functies waarmee het brein gevoelensinformatie verwerkt.
Structurele eigenschappen
Eigenschappen die moeilijk of niet te veranderen zijn door een persoon, zoals geslacht en leeftijd.
Supervisie
Collegiale reflectie onder begeleiding van een leidinggevende.
Cognitieve besturing
De prefrontale executieve functies van het brein, met name hoe het brein informatie verwerkt en organiseert en handelingen beheerst.
Kindaanleg (FOG-draagvak)
De biologische opmaak, genetische vatbaarheid en basistendens van cognitief-emotioneel functioneren waarmee het kind geboren wordt.
Biopsychosociaal proces
Proces, met name kindontwikkeling, waarin de biologische aanleg en rijping, de psychologische ontwikkeling en de sociale inbedding onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.
Kindontwikkeling (FOG-draagvak)
De rijping en de groei die het kind doorloopt, fysiek en psychologisch wat betreft gedrag, denk- en voelprocessen.
Allostatische stressbelasting
De manier waarop de verhouding van draaglasten en draagkrachten inwerkt op het draagvlak (van het kind).
Draaglast
De eigenschappen en het functioneren die het risico op problemen of stoornissen vergroten (voor het kind).
Draagvlak
Het geheel van de leefdimensies, hier van de kindontwikkeling, met hun eigenschappen. Het bevat een weging van draaglasten en -krachten waarmee het kind en zijn omgeving levenstaken aangaan.
FACE’ogram® (FOG)
De FACE-tool om systematisch de stressbalans voor het hele draagvlak van de cliënt of het cliëntsysteem te beschrijven en te begrijpen.
Best practices
Handelrichtlijnen die raadzaam worden geacht door (inter)nationale beroepsorganisaties en kennisinstituten.
Partnerrelatie (FOG-draagvak)
De relatie tussen de opvoeders van een kind in een gezin met meer dan één ouder of opvoeder. In het FOG-draagvak gaat het over de eigenschappen van deze relatie.
Stressbalans
De balans van biopsychosociale lasten en krachten voor het kind en zijn omgeving, op elk moment in de tijd.
Omgeving (FOG-draagvak)
De leefsituatie en de wooncontext van het kind en het gezin. In het FOG-draagvak gaat het om de eigenschappen van hun leefsituatie en -context.
Veerkracht
Het vermogen om problemen niet alleen te overwinnen, maar er sterker uit te komen.
Familie
De niet-inwonende gezinsleden van het kind. In het FOG-draagvak gaat het om de eigenschappen van en de interacties met niet-inwonende gezinsleden.
Draagvak
Een leefdimensie in de kindontwikkeling.
Opvoeding (FOG-draagvak)
Het dyadische denken, voelen en handelen van de opvoeder(s) met het kind. In het FOG-draagvak betreft het de eigenschappen van de dyadische interacties tussen opvoeder en kind.
Cumulatieve stressbalans
De balans van het geheel aan draaglasten en draagkrachten (wat betreft aantal en omvang), op ieder moment en over het verloop van de tijd.
Draagkracht
De eigenschappen en het functioneren die de kans vergroten dat problemen niet ontstaan, aanhouden of escaleren (voor het kind).
Ouders/opvoeders (FOG-draagvak)
De volwassenen die verantwoordelijk zijn voor het kind (al dan niet biologisch verwant). In het FOG-draagvak gaat het om hun persoonlijke eigenschappen.
