H9 Flashcards

1
Q

gender

A

wordt gebruikt om te verwijzen naar cognitieve en sociale verschillen tussen mannen en vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

sekse

A

wordt gebruikt voor biologische en fysiologische verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

gendertypering

A

de manier waarop kinderen de waarden, motieven en gedragingen bepalen die als geschikt worden beschouwd voor mannen of vrouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gendergeschikt

A

betekent dat mensen in het algemeen denken dat bepaalde gedragingen en kenmerken, passendm typsich en sociaal normatief zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stereotype

A

vereenvoudigde en gegeneraliseerde ideeen die mensen hebben over een groep of categorie van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hormonen

A

krachtige en gespecialiseerde chemische stoffen die worden geproduceerd door de cellen van bepaalde lichaamsorganen
regulerend effect op de activiteiten van bepaalde andere organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cognitieve ontwikkelingstheorie van gendertypering lawrence kohlberg

A

de differentiatie van genderrollen door kinderen en hun perceptie van zichzelf beginnen heel vroeg als meer modellen van hetzelfe geslacht dan van het andere geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gender-schema theory (GST)

A

ontwikkelen kinderen schema’s of naive theorieen, over gender die hen helpen bij het organiseren en begrijpen van hun sociale informatie en ervaringen die verband houden met genderverschillen en genderrollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

androgyn

A

ze bezitten zowel mannelijke als vrouwelijke psychologische kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

etniciteit

A

pikt sociale en psychologische kernmerken uit; de term wordt over het algemeen gebruikt om de sociale, cognitieve en culturele gevolgen aan te duiden van lidmaatschap van een individu van een bepaalde groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

sociale identiteitsontwikkelingstheorie (SIDT) nesdale

A

etnische attitudes grotendeels worden geleerd van de samenleving, en dat het etnische vooroordeel het eindpunt is van een ontwikkelingsproces waarbij de etnische houding van kinderen vier fasen of stadia doorloopt:
ongedifferentieerd
etnische bewustzijn
etnische voorkeur
etnische vooroordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wordt gebruikt om te verwijzen naar cognitieve en sociale verschillen tussen mannen en vrouwen

A

gender

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wordt gebruikt voor biologische en fysiologische verschillen

A

sekse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

de manier waarop kinderen de waarden, motieven en gedragingen bepalen die als geschikt worden beschouwd voor mannen of vrouwen

A

gendertypering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

betekent dat mensen in het algemeen denken dat bepaalde gedragingen en kenmerken, passendm typsich en sociaal normatief zijn

A

gendergeschikt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

vereenvoudigde en gegeneraliseerde ideeen die mensen hebben over een groep of categorie van mensen

A

stereotype

17
Q

krachtige en gespecialiseerde chemische stoffen die worden geproduceerd door de cellen van bepaalde lichaamsorganen
regulerend effect op de activiteiten van bepaalde andere organen

18
Q

de differentiatie van genderrollen door kinderen en hun perceptie van zichzelf beginnen heel vroeg als meer modellen van hetzelfe geslacht dan van het andere geslacht

A

cognitieve ontwikkelingstheorie van gendertypering lawrence kohlberg

19
Q

ontwikkelen kinderen schema’s of naive theorieen, over gender die hen helpen bij het organiseren en begrijpen van hun sociale informatie en ervaringen die verband houden met genderverschillen en genderrollen

A

gender-schema theory (GST)

20
Q

ze bezitten zowel mannelijke als vrouwelijke psychologische kenmerken

21
Q

pikt sociale en psychologische kernmerken uit; de term wordt over het algemeen gebruikt om de sociale, cognitieve en culturele gevolgen aan te duiden van lidmaatschap van een individu van een bepaalde groep

A

etniciteit

22
Q

etnische attitudes grotendeels worden geleerd van de samenleving, en dat het etnische vooroordeel het eindpunt is van een ontwikkelingsproces waarbij de etnische houding van kinderen vier fasen of stadia doorloopt:
ongedifferentieerd
etnische bewustzijn
etnische voorkeur
etnische vooroordelen

A

sociale identiteitsontwikkelingstheorie (SIDT) nesdale