H3 Flashcards

1
Q

multisensorische perceptie

A

het proces waarbij zintuigelijke informatie over meer dan een modaliteit wordt gecombineerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

crossmodale overeenkomsten

A

zuigeling roept meerdere zintuigen op als hij of zij al een waarneemt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

visual cliff

A

onderzoek naar diepteperceptie van baby’s waarbij er een gat in de grond leek te zitten
het kind kwam niet naar de andere kant omdat ie diepte kan zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

binoculaire dispariteit

A

hierdoor kunnen we diepte waarnemen omdat onze ogen de wereld vanuit een ander gezichtspunt bekijken, hierdoor zijn kleine ruimtelijke verschillen tussen objecten aanwezig die varieren met betrekking tot hoe ver ze van on verwijderd zijn in de diepte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

bewegingsparallax

A

helpt om afstand van objecten tot ons te beoordelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

natuurlijke pedagogiek

A

pasgeboren baby’s kijken liever naar gezichten die rechtstreeks naar hen gericht zijn dan naar gezichten waarbij de ogen van hen zijn afgewend. dit komt doordat ze liever naar iemand kijken die met hun communiceert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

reflexen

A

onvrijwillige reactie op externe stimulatie en helpen de overleving van de pasgeborene te verzekeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

brazelton-schaal

A

wordt gebruikt om baby’s te herkennen die risico lopen op ontwikkelingsproblemen
de schaal kan helpen bij het diagnosticeren van neurlogische stoornissen en het voorspellen van latere ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

cephalo-caudale traject

A

houdt de ontwikkeling richting lopen in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gesell-maturational theory

A

stelt dat baby eerst allerlei reflexen laat zien, die dan minder worden en vervolgens laten ze deze later weer zien
dit wordt ook wel de u-vorm genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

babystaat

A

de term die gebruikt wordt voor afwisselende slaap- waakpatronen
deze patronen geven aan dat menselijk gedrag van jongs af aan georganiseerd en voorspelbaar is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

rem-slaap

A

wordt gekenmerkt door het rondschieten van de ogen van de slaper in snelle, schokkerige bewegingen onder gesloten oogleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

productive language

A

produceren van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

receptive language

A

het begrijpen van taal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

protodeclaratief

A

de actie waarbij een pre-verbale baby een gebaar maakt om een object aan te wijzen
dit wordt zo genoemd omdat het functioneert als ee declaratieve verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

protoimperatief

A

wanneer baby’s ook gebaren kunnen gebruiken om een ander iets voor hen te laten doen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

fonologie

A

het systeem van geluiden dat een bepaalde taal gebruikt
bestaat ook uit de regels over hoe fonemen worden samengevoegd om woorden te vormen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

semantiek

A

de studie vann woordbetekenissen en woordcombinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

grammatica

A

beschrijft de structuur van een taal en bestaat uit twee grote delen: morfologie en syntaxis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

morfologie

A

voorvoegsels, achtervoegsels en grondwoorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

syntaxis

A

hoe woorden worden gecombineerd tot zinnen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

pragmatiek

A

bestaat uit regels voor het gebruik van taal in bepaalde contexten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

nativistische visie

A

een alternatieve verklaring voor leerrekeningen
hierin ontvouwt taalverwerving zich als gevolg van de unieke biologische eigenschappen van de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

language acquisition devise (LAD)

A

stelt dat kinderen worden geboren met een mentale structuur wat hen helpt om taal te leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
kritieke periode
waarin specifieke ervaringen vitaal zouden zijn om de ontwikkeling normaal te laten verlopen
26
interactionistische standpunt
houdt in dat taal wordt geleerd in de contextvan gesproken taal, maar ook dat mensen op de een of andere manier biologisch voorbereid zijn om te leren spreken
27
overextensie
gebruiken kinderen een enkel woord om naar veel verschillende dingen te verwijzen kunnen categorisch zijn, ze kunnen woorden gebruiken voor iets wat perceptueel verglijkbaar is en ze kunnen een relatie weerspiegelen
28
onderextensie
gebruiken kinderen een enkel woord op een zeer beperkt en indivualistische manier
29
holofrase
een term voor woorden die een volledige gedachte lijken te vertegenwoordigen
30
overregularisatie
van regels passen kinderen een regel toe voor het vormen van regelmatigheden in gevallen waarin de volwassen vorm onregelmatig is en de regel niet volgt
31
syntactische bootstrapping
kindere gebruiken in deze theorie de kennis van het ontleden van uitingen in syntactische eenheden om de betekenissen te onderscheiden van werkwoorden die ze nog niet begrijpen; ze gebruiken wat ze al weten over het onderwerp
32
metalinguistisch bewustzijn
het begrip dat taal een regel gebonden communiactiesysteem is omvat het vermogen om te praten over de veschillende eigenschappen en gebruiken van taal en om de taal te volgen die wordt gebruikt
33
fonologisch bewustzijn
onderdeel van metalinguistisch bewustzijn, gerelateerd aan de klanken van taal omvat kennis van de klanken van taal en van eigenschappen die verband houden met deze klanken, zoals hoeveel klanken in een woord zitten
34
dyslexie
wanneer kinderen moeite hebben met het decoderen van informatie
35
tweetaligheid
het gelijktijdig leren van twee talen of dat twee talen achter elkaar worden geleerd (vb school en thuis)
36
systeem voor taal en soiale vaardigheden (LASS)
hierbij zijn de ouders de facilitators van taalverwerving ouders doen pogingen om hun met kinderen te concerseren in vroege niet-linguistische spelletjes zoals kiekeboe
37
child directed speech
aanpassen van hun stem en stemgebruik aan kinderen
38
het proces waarbij zintuigelijke informatie over meer dan een modaliteit wordt gecombineerd
multisensorische perceptie
39
zuigeling roept meerdere zintuigen op als hij of zij al een waarneemt
crossmodale overeenkomsten
40
onderzoek naar diepteperceptie van baby's waarbij er een gat in de grond leek te zitten het kind kwam niet naar de andere kant omdat ie diepte kan zien
visual cliff
41
hierdoor kunnen we diepte waarnemen omdat onze ogen de wereld vanuit een ander gezichtspunt bekijken, hierdoor zijn kleine ruimtelijke verschillen tussen objecten aanwezig die varieren met betrekking tot hoe ver ze van on verwijderd zijn in de diepte
binoculaire dispariteit
42
helpt om afstand van objecten tot ons te beoordelen
bewegingsparallax
43
pasgeboren baby's kijken liever naar gezichten die rechtstreeks naar hen gericht zijn dan naar gezichten waarbij de ogen van hen zijn afgewend. dit komt doordat ze liever naar iemand kijken die met hun communiceert
natuurlijke pedagogiek
44
onvrijwillige reactie op externe stimulatie en helpen de overleving van de pasgeborene te verzekeren
reflexen
45
wordt gebruikt om baby's te herkennen die risico lopen op ontwikkelingsproblemen de schaal kan helpen bij het diagnosticeren van neurlogische stoornissen en het voorspellen van latere ontwikkeling
brazelton-schaal
46
houdt de ontwikkeling richting lopen in
cephalo-caudale traject
47
stelt dat baby eerst allerlei reflexen laat zien, die dan minder worden en vervolgens laten ze deze later weer zien dit wordt ook wel de u-vorm genoemd
gesell-maturational theory
48
de term die gebruikt wordt voor afwisselende slaap- waakpatronen deze patronen geven aan dat menselijk gedrag van jongs af aan georganiseerd en voorspelbaar is
babystaat
49
wordt gekenmerkt door het rondschieten van de ogen van de slaper in snelle, schokkerige bewegingen onder gesloten oogleden
rem-slaap
50
produceren van taal
productive language
51
het begrijpen van taal
receptive language
52
de actie waarbij een pre-verbale baby een gebaar maakt om een object aan te wijzen dit wordt zo genoemd omdat het functioneert als ee declaratieve verklaring
protodeclaratief
53
wanneer baby's ook gebaren kunnen gebruiken om een ander iets voor hen te laten doen
protoimperatief
54
het systeem van geluiden dat een bepaalde taal gebruikt bestaat ook uit de regels over hoe fonemen worden samengevoegd om woorden te vormen
fonologie
55
de studie vann woordbetekenissen en woordcombinatie
semantiek
56
beschrijft de structuur van een taal en bestaat uit twee grote delen: morfologie en syntaxis
grammatica
57
voorvoegsels, achtervoegsels en grondwoorden
morfologie
58
hoe woorden worden gecombineerd tot zinnen
syntaxis
59
bestaat uit regels voor het gebruik van taal in bepaalde contexten
pragmatiek
60
een alternatieve verklaring voor leerrekeningen hierin ontvouwt taalverwerving zich als gevolg van de unieke biologische eigenschappen van de mens
nativistische visie
61
stelt dat kinderen worden geboren met een mentale structuur wat hen helpt om taal te leren
language acquisition devise (LAD)
62
waarin specifieke ervaringen vitaal zouden zijn om de ontwikkeling normaal te laten verlopen
kritieke periode
63
houdt in dat taal wordt geleerd in de contextvan gesproken taal, maar ook dat mensen op de een of andere manier biologisch voorbereid zijn om te leren spreken
interactionistische standpunt
64
gebruiken kinderen een enkel woord om naar veel verschillende dingen te verwijzen kunnen categorisch zijn, ze kunnen woorden gebruiken voor iets wat perceptueel verglijkbaar is en ze kunnen een relatie weerspiegelen
overextensie
65
gebruiken kinderen een enkel woord op een zeer beperkt en indivualistische manier
onderextensie
66
een term voor woorden die een volledige gedachte lijken te vertegenwoordigen
holofrase
67
van regels passen kinderen een regel toe voor het vormen van regelmatigheden in gevallen waarin de volwassen vorm onregelmatig is en de regel niet volgt
overregularisatie
68
kindere gebruiken in deze theorie de kennis van het ontleden van uitingen in syntactische eenheden om de betekenissen te onderscheiden van werkwoorden die ze nog niet begrijpen; ze gebruiken wat ze al weten over het onderwerp
syntactische bootstrapping
69
het begrip dat taal een regel gebonden communiactiesysteem is omvat het vermogen om te praten over de veschillende eigenschappen en gebruiken van taal en om de taal te volgen die wordt gebruikt
metalinguistisch bewustzijn
70
onderdeel van metalinguistisch bewustzijn, gerelateerd aan de klanken van taal omvat kennis van de klanken van taal en van eigenschappen die verband houden met deze klanken, zoals hoeveel klanken in een woord zitten
fonologisch bewustzijn
71
wanneer kinderen moeite hebben met het decoderen van informatie
dyslexie
72
het gelijktijdig leren van twee talen of dat twee talen achter elkaar worden geleerd (vb school en thuis)
tweetaligheid
73
hierbij zijn de ouders de facilitators van taalverwerving ouders doen pogingen om hun met kinderen te concerseren in vroege niet-linguistische spelletjes zoals kiekeboe
systeem voor taal en soiale vaardigheden (LASS)
74
aanpassen van hun stem en stemgebruik aan kinderen
child directed speech