H2 part 2 Flashcards
dna
chromosomen zijn opgebouwd uit een lang dun molecuul desoxyribonucleinezuur
nucleotiden
dna-moluculen die opgebouwd zijn uit bouwstenen en worden bij elkaar gehouden door twee lange gedraaide parallelle strengen
genen
delen van het dna-molecuul van een chromosoom
vinden plaats op bepaalde verschillende plaatsan op het chromosoom waar ze coderen voor de productie van verschillende soorten eiwitten
eiwitten
hebben verschillende functies
essentiële moleculen die een belangrijke rol spelen in het functioneren van alle levende organismen
mRNA (messenger ribonucleic acid)
dit gebeurt wanneer het dna zich opesplitst en worden gebruikt om het eiwit aan te maken
nucleotiden
zijn opgesteld langs het dna molecuul
elke bevat een stikstofbase waarvan vier soorten zijn:
- adenine
- cytosine
- guanine
- thymine
genotype
verzameling wat in de genen zit
fenotype
verzameling van waarneembare eigenschappen
epigenetica
de studie van hoe genen tot expressie komen
allelen
een alternatieve vorm waarbij op de positie van een bepaald gen twee homologe chormosomen op meer dan een vorm van dat gen zijn
homozygoot
wanneer de allelen van beide ouders hetzelfde zijn
vb allebei rood haar
heterozygoot
als alle twee allelen verschillend zijn
autosomen
chromosomen die niets te maken hebben met het bepalen van het geslacht
22 van ed chromosomenparen zijn dit
geslachtschromosomen
nummer 23 wordt zo genoemd
polygeniciteit
de betrokkenheid van vele genen met een eigenschap
pleitroop
ze coderen voor veel eiegnschappen in plaats van slechts een
kandidaatsgenen
genen die zich bevinden in een chromosoomgebied dat mogelijk betrokken is bij een genetische aandoening
fenylketonurie (PKU)
het wordt veroorzaakt door een recessief allel dat geen enzym produceert dat nodig is om het eiwit fenylalanine (aanwezig in melk) om te zetten in de stofwisseling
gedragsgenetici
zijn meestal gericht op de rol van genetica in individuele verschillen tussen mensen
kanalisatie
het reactiebreik is voor een eigenschap erg smal
passieve genetische omgevingscorrelatie
ouders kunnen met bepaalde genetische predisposities een thuisomgeving creeren die past bij die predisposities en die ook past bij de erfelijke predisposities van hun kinderen en deze helpt
suggestieve genetische-omgevingscorrelatie
kunnen genen de omgeving beinvloeden door de overgeerfde neigingen van mensen om reacties van andere op te roepen
actieve genetische-omgevingscorrelatie
is het zo dat de genetische samenstelling van mensen hen kan aanmoedigen om op zoek te gaan naar ervaringen die verenigbaar zijn met hun erfelijke neigingen
niche picking
zoeken extraverte mensen elkaar op bij studentenverenigingen en agressieve kinderen bij vechtsportlessen
monozygote tweelingen
worden gecreerd wanneer een enkel zygote in tweeem gesplitst en elke helft een afzonderlijke embryo wordt met precies dezelfde genen beide komen uit een zygote
dizygote tweelingen
ontwikkelen zicg uit twee verschillende eieren die zijn bevrucht door twee verschillende spermacellen waardoor twee verschillende zygoten worden geproduceerd
gedeelde milieubijdragen
ervaringen die worden gedeeld door kinderen in hetzelfde gezin
niet-gedeelde omgevingen
ervaringen die een broer of zus in hetzelfde gezin heeft maar de andere broer of zus niet
neurale proliferatie
als neuronen zich tijdens de embryonale periode in een snel tempo vermeningvuldigen
gliacellen
omringen, beschermen en prolifereren neuronen
deze cellen beiden de neuronen uiteindelijke structurele ondersteuning, regelen hun voedingstoffen en repareren neuraal weefsel
synapsen
de verbinding tussen neuronen die vermenigvuldigt wanneer de hersenen na de geboorte toenemen
neuronale dood
het afsterven van neuronen en synapsen die niet nodig zijn
synaptische groei
verwijderen de hersenen de axonen en dendrieten van een neuron als dat specifieke neuron niet vaak wordt gestimuleerd
myeline
een vettig, vliezig omhulsel. de isolatie die hierdoor wordt geleverd maakt het neuron efficienter in het verzenden van informatie waardoor de snelheid waarmee neurale signalen langs het axon worden verzonden versnelt
cognitieve neurowetenschappen
het veld dat onderzoek doet naar alle ontwikkelingsveranderingen in de biologie van organen die belangrijke implicaties voor de ontwikkeling van psychologische vermogens hebben
hersenschors
een sterk gevouwen oppervlak dat ongeveer 90% van de cellichamen van de hersenen bevat
hersenplasticiteit
veranderingen in de hersenen als gevolg van ervaring
chromosomen zijn opgebouwd uit een lang dun molecuul desoxyribonucleinezuur
dna
dna-moluculen die opgebouwd zijn uit bouwstenen en worden bij elkaar gehouden door twee lange gedraaide parallelle strengen
nucleotiden
delen van het dna-molecuul van een chromosoom
vinden plaats op bepaalde verschillende plaatsan op het chromosoom waar ze coderen voor de productie van verschillende soorten eiwitten
genen
hebben verschillende functies
essentiële moleculen die een belangrijke rol spelen in het functioneren van alle levende organismen
eiwitten
dit gebeurt wanneer het dna zich opesplitst en worden gebruikt om het eiwit aan te maken
mRNA (messenger ribonucleic acid)
zijn opgesteld langs het dna molecuul
elke bevat een stikstofbase waarvan vier soorten zijn:
- adenine
- cytosine
- guanine
- thymine
nucleotiden
verzameling wat in de genen zit
genotype
verzameling van waarneembare eigenschappen
fenotype
de studie van hoe genen tot expressie komen
epigenetica
een alternatieve vorm waarbij op de positie van een bepaald gen twee homologe chormosomen op meer dan een vorm van dat gen zijn
allelen
wanneer de allelen van beide ouders hetzelfde zijn
vb allebei rood haar
homozygoot
als alle twee allelen verschillend zijn
heterozygoot
chromosomen die niets te maken hebben met het bepalen van het geslacht
22 van ed chromosomenparen zijn dit
autosomen
nummer 23 wordt zo genoemd
geslachtschromosomen
de betrokkenheid van vele genen met een eigenschap
polygeniciteit
ze coderen voor veel eiegnschappen in plaats van slechts een
pleitroop
genen die zich bevinden in een chromosoomgebied dat mogelijk betrokken is bij een genetische aandoening
kandidaatsgenen
het wordt veroorzaakt door een recessief allel dat geen enzym produceert dat nodig is om het eiwit fenylalanine (aanwezig in melk) om te zetten in de stofwisseling
fenylketonurie (PKU)
zijn meestal gericht op de rol van genetica in individuele verschillen tussen mensen
gedragsgenetici
het reactiebreik is voor een eigenschap erg smal
kanalisatie
ouders kunnen met bepaalde genetische predisposities een thuisomgeving creeren die past bij die predisposities en die ook past bij de erfelijke predisposities van hun kinderen en deze helpt
passieve genetische omgevingscorrelatie
kunnen genen de omgeving beinvloeden door de overgeerfde neigingen van mensen om reacties van andere op te roepen
suggestieve genetische-omgevingscorrelatie
is het zo dat de genetische samenstelling van mensen hen kan aanmoedigen om op zoek te gaan naar ervaringen die verenigbaar zijn met hun erfelijke neigingen
actieve genetische-omgevingscorrelatie
zoeken extraverte mensen elkaar op bij studentenverenigingen en agressieve kinderen bij vechtsportlessen
niche picking
worden gecreerd wanneer een enkel zygote in tweeem gesplitst en elke helft een afzonderlijke embryo wordt met precies dezelfde genen beide komen uit een zygote
monozygote tweelingen
ontwikkelen zicg uit twee verschillende eieren die zijn bevrucht door twee verschillende spermacellen waardoor twee verschillende zygoten worden geproduceerd
dizygote tweelingen
ervaringen die worden gedeeld door kinderen in hetzelfde gezin
gedeelde milieubijdragen
ervaringen die een broer of zus in hetzelfde gezin heeft maar de andere broer of zus niet
niet-gedeelde omgevingen
als neuronen zich tijdens de embryonale periode in een snel tempo vermeningvuldigen
neurale proliferatie
omringen, beschermen en prolifereren neuronen
deze cellen beiden de neuronen uiteindelijke structurele ondersteuning, regelen hun voedingstoffen en repareren neuraal weefsel
gliacellen
de verbinding tussen neuronen die vermenigvuldigt wanneer de hersenen na de geboorte toenemen
synapsen
het afsterven van neuronen en synapsen die niet nodig zijn
neuronale dood
verwijderen de hersenen de axonen en dendrieten van een neuron als dat specifieke neuron niet vaak wordt gestimuleerd
synaptische groei
een vettig, vliezig omhulsel. de isolatie die hierdoor wordt geleverd maakt het neuron efficienter in het verzenden van informatie waardoor de snelheid waarmee neurale signalen langs het axon worden verzonden versnelt
myeline
het veld dat onderzoek doet naar alle ontwikkelingsveranderingen in de biologie van organen die belangrijke implicaties voor de ontwikkeling van psychologische vermogens hebben
cognitieve neurowetenschappen
een sterk gevouwen oppervlak dat ongeveer 90% van de cellichamen van de hersenen bevat
hersenschors
veranderingen in de hersenen als gevolg van ervaring
hersenplasticiteit