H9 Flashcards

1
Q

Hechting

A

een sterke emotionele band tussen verzorgers (ouders) en kind (of twee willekeurige mensen). Het is ook een gedragssysteem waarbij mensen hun emoties reguleren wanneer zij bedreigd worden en veiligheid kunnen zoeken. De hechting kan relatie beïnvloeden gedurende het hele leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hechting; nature

A

Volgens ethologen (Lorenz), voorlopers van de
huidige evolutionaire psychologie, is hechting
een biologisch geprogrammeerde reactie die
vroeg na de geboorte plaatsvindt (als de hechtingsfiguur aanwezig is). (Denk aan het ganzenvoorbeeld.) Het is evolutionair handig om bijvoorbeeld je moeder als hechtingsfiguur te hebben, want dan weet je dat je opgevoed wordt en overleefd in de natuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hechting; nurture

A

Volgens behavioristen (die de psychologie domineerden gedurende het grootste deel van de 20ste eeuw) wordt hechting veroorzaakt door de associatie met voedsel (stimulus voor versterking van de moeder). De hechting is dus niet gebaseerd op liefde, maar op voeding, want dat krijgen ze van de ouders en hebben ze nodig om te overleven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hechting; watson

A
  • Watson: Baby/kind moet behandeld worden als een kleine volwassene, zodat ze zich ontwikkelen tot zelfstandige volwassenen.
  • Advies voor ouders: houd emotionele afstand
    Dit behaviorisme beïnvloedt nog steeds ons dagelijks denken over opvoeding. Zo is er de cry it out methode waarbij je ’s nachts niet onmiddellijk reageert op het gehuil van je baby, anders zal hij/zij nooit leren zichzelf te troosten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Harlow experiment

A

Dit werd gedaan bij pasgeboren aapjes. Er was een surrogaatmoeder dan ijzerdraad met melk en een zachter, warme surrogaatmoeder zonder melk. De vraag was aan welke het aapje de voorkeur had en zo t onderzoeken wat belangrijker was; eten of warmte. Dit bleek de warme zachte moeder te zijn.
Apen die “moederloos” opgroeiden vertoonden op latere leeftijd afwijkend sociaal gedrag (geen seksueel gedrag, angst voor soortgenoten, geen zorgzaam gedrag voor kroost). “Moederliefde in de kindertijd is net zo belangrijk voor de geestelijke gezondheid als vitaminen en eiwitten voor de lichamelijke gezondheid.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hechtingstheorie nature nurture

A

Nature:
- aangeboren neiging om zich te hechten aan primaire verzorgers
- kritische periode wanneer hechtingsreactie tot uiting komt
- maar; mensen zoeken op elke leeftijd meer nabijheid als ze zich bedreigd voelen.

Nurture:
- primaire verzorgers beïnvloeden de ontwikkeling van het kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hechtingstheorie van bowbly

A
  • pre hechtingsfase
  • hechtingsvorming
  • ## gerichte/gefocuste gehechtheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Pre hechtingsfase

A

0-3 maanden

geen duidelijke hechting, maar glimlacht terug: ‘sociale
glimlach. Het kind heeft een niet-onderscheidend sociale responsiviteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hechtingsvorming

A

4-6 maanden
kleine voorkeur voor primaire verzorger (cortex in
ontwikkeling). Hier is al wel sprake van onderscheidende sociale responsiviteit. Ze laten hun grootste lach zien en brabbelen het meest enthousiast wanneer de personen met bekende gezichten in de beurt zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gerichte/gefocuste gehechtheid

A

7-8 maanden

voorkeur voor primaire verzorger, sociale referentie, verlatings- en vreemdelingenangst (cognitieve capaciteiten om verzorger te missen), angst piekt op 1-2- jarige leeftijd. Kinderen volgen hierbij hun moeder, protesteren wanneer de moeder weggaat en al snel raken ze gehecht aan andere personen zoals de vader, opa/oma, etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kritische periode voor hechting

A

ontvouwt zich in de meest kwetsbare tijd van het leven, in dezelfde periode dat een baby mobiel wordt. De angstgevoelens komen naar boven als we “de wereld in trekken”. De hechting biedt dan een veilige uitvalsbasis om de wereld te verkennen. Het is dus goed om te overleven. Ook is de relatie met de primaire verzorger datgene wat de basis vormt voor toekomstige relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

The Strange situation

A

volgt:
1. Moeder en kind spelen samen.
2. Vreemdeling komt kamer binnen.
3. Moeder verlaat kamer (alleen met vreemde).
4. Moeder keert terug, vreemdeling vertrekt.
5. Moeder vertrekt (kind alleen).
6. De vreemdeling keert terug.
7. Moeder keert terug.

Je kan nu het gedrag observeren van het kind op het weggaan van de moeder, de vreemdeling en het
opnieuw zien van de moeder.
Bij een veilige hechting zal het kind blij reageren als de ouder terugkeert en kan het kind makkelijk getroost worden door de ouder. De ouder is dan een veilige basis van waaruit het kind de omgeving kan verkennen. Wanneer er een vreemde in de kamer is en de moeder ook aanwezig is, gaat het kind alsnog op onderzoek uit.
Bij een onveilige hechting zal het kind niet gelukkig reageren als de ouder terugkomt en kan het kind niet makkelijk getroost worden. De ouder is dan geen veilige basis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Onveilige hechtingstijlen

A
  • vermijdend
  • afwerend/ambivalent
  • gedesorganiseerd/gedesoriënteerd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vermijdende hechting

A

toont geen verlatingsangst en toont weinig emotie als de ouder terugkeert. Ze
distantiëren zich van hun ouders en spelen veel op zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Afwerend/ambivalente hechting

A

veel angst en stress na scheiding, ambivalente (bv. verdrietige en
boze) emoties wanneer ouder terugkeert, ontroostbaar door ouder. Het kindje gaat niet op onderzoek uit als de moeder aanwezig is. Als de moeder weggaat zijn ze enorm van streek en zodra ze terugkomt zijn ze boos op de moeder omdat ze weg is gegaan. Verder hebben ze ook last van vreemdelingenangst. Ook als de moeder erbij is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gedesorganiseerde/gedesoriënteerde hechting

A

geen consistente manier om ermee om te gaan, verward of tegenstrijdig gedrag, afwijkende reactie op de terugkeer van de ouder (bv. angst, weglopen). Wanneer de moeder terugkomt na separatie komen de kinderen warrig over. Ze kunnen contact maken, maar lopen dan snel weer weg om later weer terug te komen. Ze hebben dus geen consistente strategie om met emoties om te gaan. Ze lijken angstig voor hun ouders en weten niet of ze de ouders moeten benaderen of ontwijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe raakt een kind wel veilig gehecht?

A

1) sensitief ouderschap;
2) intergenerationele overdracht;
3) afstemming tussen de behoeften van kinderen en steun uit de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sensitief ouderschap

A

gevoeligheid voor de signalen, behoeften en emoties van een baby

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Intergenerationele overdracht

A
  • Hechting weerspiegelt vaak het werkmodel van de verzorgers
  • Of overdracht van dezelfde ‘hechtingsgenen’?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ontwikkeling van hechting gedurende het leven

A

Als kinderen in een stabiele omgeving opgroeien dan behouden ze dezelfde hechtingsstijl over de tijd heen. Als de omgeving verandert (denk hierbij aan een scheiding of de dood van een ouder), dan kan dit leiden tot verandering in hechtingsstijl.
Kinderen die veilig gehecht zijn hebben meer kans op betere sociale vaardigheden, een hoger zelfbeeld en vriendschappen van betere kwaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kritiek hechtingsstijlen en strange situation test

A

1) De categorieën van hechting zijn te vereenvoudigd. Het is in de praktijk heel lastig om ze in
één van deze categorieën in te delen.
2) Kinderen met een ongeorganiseerde hechtingsstijl zijn een gemengde groep. Deze groep
kinderen zijn heterogeen en hebben dus veel verschillende redenen om in die groep te
komen.
3) 20 minuten is niet voldoende tijd om de kwaliteit van de relatie volledig vast te leggen.
4) Culturele verschillen kunnen de resultaten beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wereldwijd is er een vergelijkbaar percentage van de baby’s dat veilig gehecht is, maar er zijn wel culturele verschillen;

A

• Bijv. in Japan zijn baby’s vaker overstuur, het is ongebruikelijk dat moeder en kind uit elkaar gaan.
• Bijv. in Duitsland meer vermijdend gedrag, meer aandacht voor het bevorderen van zelfstandigheid bij kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Kan een kind dat onveilig is gehecht nog een veilige hechting krijgen

A

Als een kind op jonge leeftijd al is verwaarloosd wordt dan verkleint dit de kans op een veilige hechting. Toch is een veilige hechting nog steeds mogelijk, maar timing (en ernst van deprivatie en verwaarlozing) is cruciaal!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Heeft de kinderopvang een negatief effect op de hechting van het kind aan de ouders?

A

Dit hangt af van de opvang. De kwaliteit van de opvang is namelijk bepalender dan het aantal uur. Als er een lage kind-tot-verzorger (dus 1 iemand moet niet teveel kinderen verzorgen) ratio is en het kind steeds dezelfde verzorger ziet dan leidt dit tot een goede hechting. Er is dan een voorspelbare routine en een dagelijkse structuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Kenmerken kinderen met veilige hechting

A

Veilig gehechte kinderen zijn nieuwsgieriger, zijn meer betrokken bij klassieke activiteiten en willen meer leren van onveilig gehechte kinderen. Ook nemen deze kinderen meer het voortouw bij spelactiviteiten, zijn ze meer sensitief voor gevoelens van andere kinderen, zijn meer populair en sociaal meer competent. Ook is een veilige hechting gelinkt aan een goede emotieregulatie en goede coping vaardigheden.

26
Q

Speelgedrag

A

Spellen zijn de belangrijkste activiteiten in de vroege kinderjaren. Over de jaren wordt het spelen meer sociaal en meer fantasierijk. Er zijn verschillende soorten spelen:
- sociaal spelen/social play
- pretend play/fantasierijk spelen
- locomotor play
- object play

27
Q

Sociaal spelen/social play

A

Activiteiten worden steeds socialer, dit doorloopt verschillende fases:
- eenzaam spelen
- parallel spelen
- associatief spelen
- coöperatief spelen

28
Q

Eenzaam spelen

A

Kinderen spelen alleen. Vaak doen ze dit met objecten en speelgoed en zijn ze erg betrokken bij wat ze aan het doen zijn.

29
Q

Parallel spelen

A

De kinderen spelen alleen, maar wel naast de ander. Ze maken bijvoorbeeld allebei een tekening, maar interacteren weinig.

30
Q

Associatief spelen

A

De kinderen spelen naast elkaar. Ze maken bijvoorbeeld allebei een tekening, maar wisselen wel potloden uit en volgen elkaars voorbeelden. Ze hebben nog niet hetzelfde doel.

31
Q

Coöperatief spelen

A

Kinderen bundelen hun krachten om een gezamenlijk doel te bereiken, zoals samen een grote tekening maken

32
Q

Pretend play/fantasierijk spelen

A

Ze beginnen te doen alsof. Rond de leeftijd van 4 jaar begint ook het collaboratief doen alsof spel. Dit doen alsof is wel cultureel beïnvloed. Zie onderstaand voorbeeld:
- Amerikaanse kinderen: spelen gevaar- en fantasiescenario’s na, praten veel over hun eigen daden, verwerpen de ideeën van andere kinderen en commanderen anderen.
- Koreaanse kinderen: nemen familierollen aan en spelen alledaagse activiteiten na, richten zich op de activiteiten van hun partners, zijn beleefd tegen elkaar, zijn het met elkaar eens.

33
Q

Speelgedrag 5 jaar

A

Na de 5 jaar gaan ze over tot meer serieuze spellen die meer gestuurd zijn door regels en vaardigheden. Ook zullen de kinderen individuele hobby’s en activiteiten ontwikkelen die kennis van regels vereisen en hen helpen vaardigheden en kennis te verwerven. Denk hierbij aan bordspellen, verstoppertje, etc.

34
Q

Locomotor play

A

Dingen als hinkelen

35
Q

Object play

A

Spelen met voorwerpen zoals blokken.

36
Q

Functies van spelen zijn ontwikkelen op;

A

functies van spellen zijn ontwikkelen op:
1) Motorisch gebied: Dit kan door een fysiek/motorisch spel. Dit zorgt voor neurale rijping en verfijning van motorische vaardigheden.
2) Cognitief gebied: Dit kan door prentend play. Hierbij presteren kinderen beter op cognitieve ontwikkeling, executieve functies en creativiteit.
3) Taal gebied: Pretend play zorgt voor betere taalvaardigheden.
4) Sociaal gebied: Sociaal pretend play zorgt voor het begrip van standpunten van de ander,
sociale vaardigheden en populariteit.
5) Emotioneel gebied: Een spel is een gezonde, emotionele ontwikkeling door de mogelijkheden te bieden om lastige gevoelens uit te drukken of te uiten.

37
Q

Sekseverschillen in speelgedrag

A

Er zijn wel een hoop sekseverschillen in spelgedrag. Bij peuters is er nog geen sprake van sekseverschillen, maar vanaf de kleuters begint dit. Bij de leeftijd 5/6 zijn er sekse-gescheiden spellen/vriendschappen en wordt de andere sekse afgewezen. Jongens wijzen meisjes vaker af van andersom. In onderstaande tabel zie je de sekseverschillen in spelvorm:

38
Q

Speelgedrag jongens

A
  • Lichamelijk actief bv rennen/stoeien
  • in groepen
  • competitief spel, dominantie bepalen; meer afgeschermde jongens wereld
39
Q

Speelgedrag meiden

A
  • Rustig, minder fysiek, meer pretend play
  • een-op-een/kleine groepen
  • coöperatief spel, verzorgende thema’s
40
Q

Waarom zijn er verschillen in de spellen van jongens en meisjes?
Nature:

A

→Bij primaten is dit ook zo. Meisjes vertonen verzorgend gedrag in spellen en jongens stoeien meer. →Tijdens de zwangerschap is er een bepaald testosteron niveau. Hoe hoger dit niveau hoe mannelijker het gedrag in spelletjes.

41
Q

Waarom zijn er verschillen in de spellen van jongens en meisjes?
Nurture;

A

→We verwachten dat jongens en meisjes zich op een bepaalde manier gedragen en kinderen proberen zich aan deze verwachting te voldoen.
→Als jongens en meisjes gescheiden spelen dan zal dit de sekseverschillen in spel alleen maar versterkt worden.

42
Q

Waarom zijn er verschillen in de spellen van jongens en meisjes?
Cognitief;

A

→Hoe kinderen zelf denken over het eigen geslacht is van invloed.
→De gender schema theorie is van invloed. Dit is de selectieve aandacht voor hetzelfde geslacht als rolmodel. Dus een jongen heeft vaker de vader als rolmodel en de dochter heeft het moeder als rolmodel.

43
Q

Vriendschap

A

De essentie van vriendschap is gelijkenis. Er is gelijkenis in geslacht leeftijd, waarden, interesses, etc. Een beste vriend hebben is heel erg belangrijk. Het blijkt zelfs een beschermende factor te zijn. Populariteit is een zeer belangrijke factor later in de lagere school. Een sociale status is het hoofddoel van kinderen. Dit gebeurt in de concreet-operationele fase waarin kinderen gevoelig zijn voor het maken van sociale vergelijkingen.

44
Q

Er zijn een aantal sociometrische statussen die een kind kan hebben. Dit wordt beoordeeld door peer nominaties;

A

Aan alle kinderen van een klas wordt dan gevraagd wie ze het aardigst en het minst aardig vinden. Ook vragen ze wie er wordt gepest en wie anderen helpt. Hiermee wordt een sociale voorkeursscore berekend. Dit is het aantal positieve beoordelingen minus het aantal negatieve beoordelingen. Dit is een continue uitkomstmaat. Ook is er een categorische uitkomstmaat. Je kan dan alle kinderen indelen in categorieën. Hier volgen de volgende categorieën uit:
- populair
- afgewezen
- genegeerd
- controversieel
- gemiddeld

45
Q

Populaire kinderen

A

Deze kinderen worden veel aardig gevonden en bijna niet niet-aardig gevonden.

46
Q

Afgewezen kinderen

A

Deze kinderen worden weinig aardig gevonden en veel niet-aardig gevonden. In
deze categorie vallen blijkt een risicofactor te zijn voor de ontwikkeling van probleemgedrag. o Afgewezen worden hangt vaak ook samen met pesten. Er zijn twee soorten slachtoffers van pesten:

▪ Kinderen met internaliserende problemen, zoals verlegenheid, angstig, etc.
▪ “pester-slachtoffer”: agressieve kinderen die pester en slachtoffer zijn.

47
Q

Genegeerd/verwaarloosde kinderen

A

Deze kinderen worden niet beoordeeld als aardig of niet-aardig.
Ze lijken onzichtbaar. Ze worden dus niet expliciet gepest, maar ze worden ook niet
meegevraagd bij groepjes.

48
Q

Controversiele kinderen

A

Deze kinderen worden door veel aardig gevonden, maar ook veel niet-aardig
gevonden. Ze tonen kenmerken van populaire en afgewezen kinderen. Dit zijn vaak kinderen
met een bijzondere hobby, waarvan sommige mensen het leuk vinden en andere raar.

49
Q

Gemiddelde kinderen

A

Deze kinderen bevinden zich in het midden van aardig en niet-aardig schalen.

50
Q

Zitplaatsen in de klas kunnen bijdragen aan de populariteit;

A
  • Hoe meer in het midden je zit hoe populairder je bent. Er zijn dan namelijk meer
    mogelijkheden om te interacteren met kinderen in de klas. Het kan ook komen door het
    ‘more exposure effect’.
  • Klasgenoten die dicht bij elkaar zitten mogen elkaar meer. Ook dit kan komen door het ‘more
    exposure effect’.
51
Q

Peer-acceptatie

A

Sociale competentie zoals sociale interacties, aardig zijn en het kunnen oplossen van conflicten zorgt ervoor dat kinderen aardig worden gevonden. Afgewezen kinderen zijn vaak agressief en onaardig. Er zijn ook enkele afgewezen kinderen die sociaal geïsoleerd zijn en niet binnen de groep vallen. Peer- acceptatie wordt veel beïnvloed door hoe aantrekkelijk je bent en hoe slim je bent.

52
Q

Peers en adolescenten

A

Adolescenten spenderen nog meer tijd met peers en nog minder tijd met hun ouders. De ouders blijven wel een bron van intimiteit en steun.

In de adolescentie kiezen mensen door vriendschappen met gelijke fysieke kenmerken, gelijk gedrag (hobby’s, academische motivatie, etc.) en gelijke psychologische kwaliteiten (bv. Interesses, attitudes, etc.)

53
Q

Veilig gehechte adolescenten vertonen over het algemeen:

A
  • Een sterker identiteitsgevoel, een hogere eigenwaarde, betere sociale vaardigheden, betere emotionele aanpassing en minder gedragsproblemen dan hun minder veilig gehechte leeftijdgenoten.
  • Zullen waarschijnlijk een betere hechting aan vrienden en later aan romantische partners ontwikkelen dan adolescenten die een onveilige hechtingsrelatie hebben met hun ouders.
54
Q

Sociometrische populariteit

A

Aardig gevonden worden door veel van de peers

55
Q

Waargenomen populariteit

A

Gezien worden als iemand met status, macht en zichtbaarheid

56
Q

Risico’s aan de drang naar populariteit

A

een verminderde academische motivatie, onethisch gedrag en relationele agressie. De beïnvloedbaarheid neemt wel lineair af tussen de 14 en 18 jaar.

57
Q

Stappenplan dunphy; van peer relaties naar romantische relatie

A

1) In de late kindertijd zijn jongens en meisjes deel van een clique, Dit is een kleine vriendengroep. Hierbij gaan ze alleen om met elkaar en niet met kinderen van het andere geslacht.
2) Jongens en meisjes cliques beginnen met elkaar te interacteren.
3) Er ontstaat een nieuwe peer-groep structuur. Dit is een collectie van heteroseksuele cliques met gelijke karakteristieken.
4) Er vormen zich steeds meer koppels en de menigte valt uit elkaar.

58
Q

Stadia in daten in de adolescentie

A
  1. Begin romantische aantrekking
  2. Exploreren van romantische relaties
  3. Versterken van dyadische romantische banden
59
Q

Begin romantische aantrekking

A

(11-13)

o Getriggerd door puberteit → interesse in romantiek, domineert gesprekken met vrienden
o Het ontwikkelen van de eerste verliefdheid op iemand, verliefdheid vaak gedeeld met een vriend van hetzelfde geslacht dus vertellen dat en op wie je verliefd bent, maar niet noodzakelijk interactie met persoon op wie je verliefd bent: Als er sprake is van daten, dan meestal in een groepssetting

60
Q

Exploreren van romantische relaties

A

(14-16)
Zowel casual dating als groepsdating

61
Q

Versterken van dyadische romantische banden

A

o Meer serieuze romantische relaties ontwikkelen → sterke emotionele banden, die
meer lijken op die in volwassen romantische relaties, stabieler en duurzamer