H3 Flashcards

1
Q

Wanneer is de snelste groei van de hersenen en het lichaam?

A

Prenatale fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Prenatale fase bestaat uit 3 fases;

A

Germinale fase (0-2 weken)
Embryonale fase (3-8)
Foetale fase (9-40)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Germinale fase (0-2)

A

Een eicel raakt bevrucht en gaat zich vervolgens delen. Dit is de mitose. Vaak wordt het niet succesvol volbracht. Als er door de mitose 8 cellen zijn dan beginnen ze differentiëren. Er komen steeds meer cellen en deze gaan zich bewegen via de eileider naar de baarmoeder (de zygote). Er wordt een holte gevormd in het klompje cellen en dit noemen we de blastocyste. Deze blastocyste gaat zich innestelen in de baarmoederwand. Dit is een zeer gevoelige fase: tot 60% van de zwangerschappen zijn van korte duur en eindigen in een miskraam. Dit is vaak nog voordat de zwangerschap bekend is. Aan het einde van de germinale fase zijn er ongeveer 250 cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Embryonale fase (3-8)

A

Het rode bolletje dat is het hart. Deze moet zich als een van de eerste dingen ontwikkelen omdat het zorgt voor de bloedsomloop. Hierna komt de ruggenmerg en de ogen. Vanaf week 7 zie je ook de benen/armen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Embryonale fase (3-4)

A
  • blastocyste deelt zich in 3 lagen
  • vorming van organen
  • neurale buis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 lagen bastocyste

A
  • Het endoderm; de binnenste laag (wordt het spijsverteringsstelsel en het ademhalingsstelsel)
  • Het mesoderm; de middelste laag (wordt het spier- en skeletsysteem)
  • Het ectoderm; de buitenste laag (wordt de huid en het zenuwstelsel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vorming organen

A

Verder treedt de vorming van het de organen (het hart) op en de bloedomloop vormt zich in de 3e week. De baby zal zich aansluiten op de bloedstroom van de moeder wat de groei vergemakkelijkt, want op deze manier krijgt het alle voedingsstoffen binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Neurale buis

A

Dit is een deel van het ectoderm dat zich in zichzelf begint te vouwen en een holle cilinder gaat vormen. Dit is de basis van het centrale zenuwstelsel. Het bovenste deel van de cilinder worden de hersenen en het onderste deel het ruggenmerg. Bijna alle neuronen worden in die eerste maanden gevormd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Embryonale ontwikkeling (3-8) principes

A

Er zijn drie principes van prenatale ontwikkeling:
- Proximodistale volgorde
- Cefalocaudale volgorde
- Orthogenetische volgorde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Proximodistale volgorde

A

(van binnen naar buiten): armen -> vingers
De romp/het lichaam vult snel, maar de armen blijven kort en stomp. Dingen zoals
het hart ontwikkelen zich eerst en er is dus een ontwikkeling van binnen naar buiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Cefalocaudale volgorde

A

(van boven naar beneden): hoofd -> beneden. In de prenatale periode is het hoofd veel verder ontwikkeld dan de rest van het lichaam.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Orthogenetische volgorde

A

Van een massa naar specifiek/van ongedifferentieerd naar gedifferentieerd (van grof naar gedetailleerd): eenvoudig -> verfijnd
De handen zijn eerst stompjes en uiteindelijk komen er vingers aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Foetale fase 9-40

A

In deze fase zullen de hersenen toenemen in omvang en zal de neurale buis veranderen in 100 miljard neuronen! De vorming van de hersenplooien gaat door tot een volwassen brein. De neurale netwerken in de foetale fase van de ontwikkeling gebeurt in meerdere stappen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Stappen ontwikkeling neurale netwerken

A
  • neurulatie
  • neuronale proliferatie
  • neurale migratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Neurulatie

A

Vorming neurale buis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Neuronale proliferatie

A

Snelle vorming van neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Neurale migratie

A

De beweging van neuronen naar het einddoel in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Ontwikkeling gehoor

A

De binnenoorstructuren vormen zich rond week 16. Rond week 22-24 zijn het
slakkenhuis, trommelvlies, gehoorbeentjes en andere cruciale oorstructuren volledig gevormd. Een foetus vanaf week 22-24 hoort; de hartslag van de moeder, eten, ademen, lopen, praten, bewegen, voeren en geborrel in de maag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Ontwikkeling zicht

A

Er zijn weinig externe visuele prikkels, maar na de geboorte is er scherp zicht op 19-21 cm. De rest is vaag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Ontwikkeling smaak en reuk

A

Na 24 weken is er al een primair smaakvermogen, maar na de geboorte is er pas een ontwikkelde smaak en reuk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Ontwikkeling tast

A

Vanaf 8 weken is er al reactie op aanraking.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Ontwikkeling pijn

A

Pijn kan worden geobserveerd bij premature baby’s van 24-26 weken. De neurale banen
voor pijnperceptie vormen zich rond de 26 weken. Het is wel erg lastig om pijn bij een foetus
vast te stellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Levensvatbaarheid bij babies

A

Een baby is levensvatbaar vanaf 22/23 weken. Bij week 25 is er al een 50/50 kans op overleving. Het is normaal om te bevallen met 38 weken en dan is de kans op overleving dus normaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Teratogenen

A

schadelijke invloeden in de omgeving op het ongeboren kind (denk aan alcohol, nicotine, medicijnen en drugs). Deze stoffen zijn het meest schadelijk tijdens de embryonale fase (dus wanneer de organen worden gevormd). Tijdens het 2e en 3e trimester zijn deze teratogenen vooral van negatieve invloed op het ontwikkelen van de hersenen. Hoeveel schade een teratogeen aanricht is afhankelijk van de dosis. Ook zijn er individuele verschillen in de effecten van teratogenen. (Afhankelijk van foetale en maternale (genetische) kwetsbaarheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Voorbeeld geval Teratogenen

A

Eind jaren 1950 slikten vrouwen het stofje softenon ter voorkoming van ochtendmisselijkheid in het eerste trimester. Het gevolg hiervan waren ontbrekende of onderontwikkelde ledematen van de kinderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Effecten van roken tijdens zwangerschap

A

Nicotine zorgt voor een vernauwing van de bloedvaten en er is dus
een verminderde bloedstroom. Dit zorgt voor minder voedingsstoffen en zuurstof voor het
kind. Dit effect is het sterkste in het laatste trimester, omdat de groei dan het hardste is .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Effecten van roken mogelijk voor de geboorte

A

Een verhoogd risico op een miskraam of een te vroeg/te klein geboren kindje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Lastig onderzoek rokende moeders;

A

Rokende moeder hebben vaak ook een lager opleidingsniveau, een lagere sociaaleconomische status en meer psychopathologie zoals ADHD. Het is in de praktijk dus vaak lastig om roken als enige oorzaak aan te wijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Effecten alcohol tijdens zwangerschap

A

Alcohol passeert de placenta, maar het kan nog niet door de lever worden afgebroken. Tijdens de zwangerschap zorgt dit voor een negatief effect op de neuronale ontwikkeling van de foetus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Effecten alcohol tijdens zwangerschap later

A

Later zou dit kunnen leiden tot een foetaal alcohol spectrum stoornis of een foetaal alcohol syndroom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Foetaal alcohol syndroom (FAS)

A

Er kunnen verschillende dingen optreden; gezichtsafwijkingen (afgeplat), een groeiachterstand, een laag gewicht, beschadigde hersenen wat kan leiden tot verstandelijke beperkingen/cognitieve problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Neurons that fire together, wire together (hebb’s law)

A

Dit houdt in dat herhaling belangrijk is voor het leerproces. Neuronen die herhaaldelijk worden gebruikt om een bepaalde functie uit te voeren, gaan samenhangen en faciliteren. Dit is synaptische plasticiteit. Als ze steeds tegelijkertijd in werking komen, dan zullen ze zich gaan binden aan elkaar. Hoe meer herhaling er is, hoe sterker de verbinding wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Use it or lose it

A

Eerder gevormde synaptische verbindingen worden weer ongedaan gemaakt. (Synaptic pruning) Dit gebeurt dus als de synapsen niet meer samen gebruikt worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

4 voornaamste postnatale hersen processen

A
  1. Synaptogenese
  2. Myelinisatie
  3. Apoptose
  4. Synaptische pruning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Synaptogenese

A

synapsformatie (de groei van synapsen). Connecties worden steeds
sterker doordat synapsen steeds meer
gebruikt worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Myelinisatie

A

solatie van neuronen
- Myeline is een vette substantie die om de
neuronen gaat zitten. Dit zorgt voor het
versnellen van de transmissie.
- De myelinisatie gebeurt ook nog na de
geboorte. Zo gebeurt dat van de visuele
cortex ongeveer tot de leeftijd van 1 jaar.
- Peuters krijgen een vocabulaire spurt na de myelinisatie van de hersengebieden die
belangrijk zijn voor taalontwikkeling.
- Myelinisatie van de prefrontale cortex zorgt voor het abstract denken bij adolescentie.
- De verdere myelinisatie gaat door tot in de volwassen leeftijd: Dit zorgt voor een groter
vermogen om gedachten en emoties te kunnen integreren (vergeleken met adolescenten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Apoptose

A

Geprogrammeerde celdood

38
Q

Synaptische pruning

A

Verbindingen worden verbroken. Dit is dus het ongedaan maken van
onnodige synapsen. Dit helpt de hersenen ‘specialiseren’, want zo blijven de hersenen plastisch.

39
Q

Lateralisatie van de hersenen

A

is de asymmetrische ontwikkeling van de beide hersenhemisferen.

40
Q

Linkerhemisfeer

A

controleert de rechterkant van het lichaam, zorgt voor sequentiële verwerking, analytisch redeneren en taalverwerking. (Het denkgedeelte van het brein)

41
Q

Rechter hemisfeer

A

controleert de linkerkant van het lichaam, zorgt voor gelijktijdige
verwerking, ruimtelijke en visio-motorische verwerking en emotionele verwerking. (Het emotiegedeelte van het brein)

42
Q

Gyrificatie

A

diepe plooien. Deze plooien zorgen voor een groter hersenoppervlak wat leidt tot een beter cognitief functioneren. Hoe volwassener de hersenen zijn, hoe meer gyrificatie er is

43
Q

Babies en taal

A

Baby’s kunnen al onderscheid maken tussen klanken van verschillende, andere talen. Zo horen Japanse baby’s een verschil tussen de Engelse I en R. Na 10-12 maanden kunnen ze deze klanken niet meer van elkaar onderscheiden. Japanse kinderen en volwassenen horen geen verschil tussen de Engelse I en R. Dit noemt men de adaptatie naar de
moedertaal

44
Q

Timing van pruning en synaptogenese

A

verschilt tussen de hersendelen. De prefrontale gebieden van de frontale kwab hebben de langste ontwikkelingsduur. Rond het 1e jaar is er een groei van synaptische verbindingen in de prefrontale cortex. Rond het 15e levensjaar zit het aantal verbindingen in de prefrontale cortex rond het niveau van een volwassene. De myelinisatie gaat wel door tot aan de vroege volwassenheid!

45
Q

Hersenontwikkeling gedurende de levensloop

A
  • Kindertijd/adolescentie: Rijping van de hersenen
  • Oude leeftijd: Hersenatrofie (het krimpen van de hersenen)
46
Q

Witte en grijze stof gedurende de levensloop

A

Uit onderzoek blijkt dat de witte stof toeneemt tot in aan middelbare leeftijd en daarna wordt het weer minder. Bij de grijze stof zit dit anders. De grijze stof neemt al af vanaf vlak na de geboorte.

(De grijze stof heeft als functie het verwerken van informatie, terwijl de witte stof de communicatie tussen de zenuwcellen verzorgt.)

47
Q

Plasticiteit

A

De ontwikkeling van de hersenen wordt ook beïnvloed door omgevingsfactoren. De hersenen zijn plastisch. Plasticiteit zijn processen die het voor een organisme mogelijk maken om zichzelf aan te passen als reactie op veranderende omgevingsfactoren. De processen kunnen komen door:
• Ontwikkeling
• Leren en het geheugen
• Cerebrale veranderingen (bijvoorbeeld hersenschade, neurodegeneratie, ouder worden)
Deze plasticiteit is het grootste tijdens de vroege ontwikkeling.

48
Q

Voor en nadelen plasticiteit

A

Het voordeel van plasticiteit is dat sommige hersengebieden functies overnemen van de beschadigde hersengebieden. (Blinde baby’s ontwikkelen bijvoorbeeld een beter gehoor.) Het nadeel is dat zware deprivatie of verlies op zeer jonge leeftijd gevolgen kan hebben voor de rest van het leven. Denk aan blootstelling aan ziektes of drugs.

49
Q

Gevolg van fit en actief zijn

A

Op oudere leeftijd krimpen de prefrontale cortex en de hippocampus. Maar, er is minder atrofie bij ouderen die fitter waren. Als je fit en fysiek actief bent dan heb je een groter hersenvolume dan iemand die niet fit en actief is. Zo heb je een groter volume van de grijze stof in de prefrontale cortex en heb je een groter volume van de hippocampus, wat een positief effect heeft op je geheugen.

50
Q

Sensatie

A

is het product van de interactie tussen informatie en de sensorische receptoren (de ogen, oren, tong, neus en huid). Denk aan het zien van blauwe en zwarte tekens op een slide.

51
Q

Perceptie

A

de interpretatie van de sensorische informatie. Denk aan het herkennen van de tekens als letters en woorden

52
Q

Wat is meer ontwikkeld bij de geboorte, zicht of gehoor?

A

Gehoor

53
Q

Gehoor 4 maanden zwangerschap

A

Foetus kan verschillende tonen onderscheiden zoals de veranderingen in hartslag

54
Q

Gehoor pasgeborenen

A

Heeft een voorkeur voor vrouwenstemmen (gevoelig voor hogere tonen)

55
Q

Gehoor < 1 week babies

A

herkennen de stem van hun moeder. Zelfs ongeboren foetussen kunnen de
stem van hun moeder onderscheiden van vreemde stemmen, maar niet de stem van hun
vader. Dit komt door een veel hogere blootstelling aan de stem van de moeder.

56
Q

Gehoor 1 maand

A

De baby heeft aandacht voor spraak gericht aan de baby en begint met leren.

57
Q

Gehoor 5 maanden

A

De baby heeft gevoeligheid voor lettergrepen in eigen taal.

58
Q

Gehoor 6-8 maanden

A

Het uitfilteren van geluiden die niet tot de moedertaal behoren.

59
Q

Buitenoor ouderen

A

• Het oorkanaal zal invallen wat zorgt voor verlies van
elasticiteit en kracht
• Er is een verhoogde kans op impactie (vastzittend vreemd
object): oorsmeer wordt meer geconcentreerd en harder en
kan daardoor meer gaan vastzitten.

60
Q

Middenoor ouderen

A

Door het afgenomen immuunsysteem is er meer kans op aandoeningen en ontstekingen van het middenoor.

61
Q

Binnenoor ouderen

A
  • Er is een afname van haarcellen in het slakkenhuis. Dit leidt tot gehoorverlies bij hoge
    frequenties. Dit is typerend voor presbyacusis. Dat is ouderdomsslechthorendheid; de achteruitgang van de gehoorfunctie als gevolg van het ouder worden.
  • Er is een afname van ganglioncellen wat resulteert in een hogere treshold voor zuivere tonen. Het is dus moeilijker om te horen wat zorgt voor een afname van woord- en spraakherkenning.
62
Q

Prevalentie gehoorverlies

A

Ongeveer 1/3 van de volwassenen rond de leeftijd van 60 en ongeveer 80% van de 85+ volwassenen hebben gehoorverlies. Mannen vertonen vroeger gehoorverlies en verliezen gehoorgevoeligheid sneller dan vrouwen.

63
Q

Gehoorverlies leidt tot

A
  • Problemen met taalbegrip, zoals het volgen van een gesprek. Vooral als meerdere mensen tegelijk praten of als er veel achtergrondgeluid is.
  • Tinnitus (oorsuizen)
  • Hypergevoeligheid voor luide geluiden.
    In de dagelijkse activiteiten (zoals wassen, aankleden, koken, etc.) heeft het gehoorverlies op oude leeftijd geen grote beperkingen. In de vrijetijdsbesteding heeft het echter wel beperkingen. Denk hierbij aan naar de radio luisteren, interpersoonlijke communicatie, gesprekken met meerdere mensen samen, situaties waarin veel achtergrondlawaai is, etc. De beperkingen in interpersoonlijke activiteiten en vrijetijdsbestedingen kunnen leiden tot meer depressie en angst.
64
Q

Ontwikkeling reuk en smaak babies

A

Pasgeborenen hebben een voorkeur voor de geur van moedermelk. Deze geur werkt geruststellend en de baby zal minder huilen als de moeder afwezig is, maar de moedermelk aanwezig is. Pasgeborenen herkennen de geur van hun moeder en haar moedermelk. Ook hebben ze de voorkeur voor de geur van hun eigen vruchtwater. Verder hebben pasgeborenen een voorkeur voor zoet en zijn gevoelig voor andere basissmaken. Bij de smaken bitter, zuur en zout zullen ze stoppen met zuigen en het gezicht zal vertrekken. Bij zoete smaken zullen ze juist gretig zuigen.

65
Q

Ontwikkeling reuk en smaak adolescenten

A

In deze fase is er meer blootstelling aan smaken die voorheen vies werden gevonden en zal er meer mee worden geëxperimenteerd. Hierdoor leren ze nieuwe smaken waarderen (bijv. koffie, bier). De smaak wordt ook beïnvloed door cognitie (verwachtingen) en chemosensorische irritatie (dus het gevoel of de irritatie van huid, mond of neus) (bijv. sambal). Verder leiden hormonale verschillen tot verschillen tussen jongens en meisjes. Meisjes/Vrouwen zijn hebben een hogere gevoeligheid voor smaak en reuk dan jongens/mannen

66
Q

Ontwikkeling reuk en smaak ouderen

A

Op oudere leeftijd is er een afname van gevoeligheid van smaak. Deze afname is groter bij mannen. Er zijn moeilijkheden met het discrimineren van smaken, maar niet voor zoete smaken. MAAR er zijn grote verschillen tussen personen

67
Q

Redenen afname smaak

A
  • Oudere volwassenen produceren minder speeksel → speeksel transporteert chemische moleculen. Minder speeksel leidt dus tot minder smaak.
  • De afname van het reukvermogen is klein. Dit begint al bij de volwassenheid. Bij ouderen verandert het vermogen om onaangename geuren te detecteren niet, voor aangename geuren wordt het slechter.
68
Q

Consequenties afname reukvermogen

A
  • Negatieve gevolgen voor kwaliteit van leven
  • Minder plezier in eten
  • Minder lichamelijk welzijn, geassocieerd met hogere sterfte
69
Q

Aanraking en pijn bij babies

A
  • Huid op huid contact beïnvloedt de hersenontwikkeling. Dit leidt onder ander tot meet synaptogenese. Dit komt omdat bij huid op huid contact de baby rustiger wordt en beter zal slapen. Ook zorgt het voor een betere band tussen de baby en de verzorger.
  • Pasgeborenen en zelfs foetussen kunnen pijn ervaren!! Vroeger dacht men dat het uitdrukken van pijn bij baby’s een reflex is van het onderontwikkelde brein was van baby’s en het zou niet belangrijk geweest zijn of ze pijn hebben. We gaan nu dus heel anders om met pasgeborenen.
70
Q

Ontwikkeling van zich bij babies

A

Zicht ontwikkelt als laatste zintuig. (Een foetus reageert al wel op fel licht.) Een baby heeft scherp zicht op ongeveer 30 cm. Dit is de afstand tot de verzorger. Ze hebben een voorkeur voor hoge contrasten en patronen. Verder hebben ze een lage visuele accommodatie. Dit is de aanpassing van het oog om verschillende afstanden te kijken. Ze kunnen dus nog niet scherp zien. (Zie afbeelding rechts.) Rond de leeftijd van 1 jaar hebben ze hetzelfde zicht als een volwassenen. Pas vanaf 3 maanden treedt er kleurzicht op omdat bij de geboorte de receptoren nog niet zijn volgroeid.

71
Q

Vormperceptie

A
  • Voor drie maanden: De baby focust zich vooral op de omtrek.
  • Met 3 maanden: De baby heeft vormperceptie en kan dus patronen herkennen die een
    object vormen. Dit doet de baby op basis van informatie over de beweging.
72
Q

Gezichtperceptie

A
  • Pasgeborenen: Kunnen gezichten onderscheiden van andere vormen.
  • Vanaf 2/3 maanden is er een betekenisvolle perceptie van een gezicht.
  • 2 maanden: Er is een voorkeur voor pratende gezichten (dus de beweging en het geluid).
  • 8 maanden: De baby’s hebben een hypersensitiviteit voor angstige gezichtsexpressies. (fear
    bias)
  • 9 maanden: De baby’s zijn minder gevoelig voor verschillen in gezichten van mensen van een
    andere etnische afkomst.
73
Q

Dieptezicht

A
  • 1 maand: De baby knippert met zijn/haar ogen als reactie op enge objecten/bedreigingen.
  • 4 maanden: De baby begrijpt de consistentie in grootte. Een object heeft dezelfde grootte, zelfs als het zich op verschillende afstanden van de ogen bevindt.
  • Vanaf 6/7 maanden is het diepezicht volledig ontwikkeld. Ze gebruiken bij gevaarlijke situaties ‘social referencing’. Ze kijken dan naar de emoties en reacties van anderen in nieuwe situaties. (Moeten ze wel of niet over het diepe deel kruipen?)
74
Q

Zicht op oudere leeftijd

A
  • Er treden zwellingen op in het hoornvlies/cornea wat zorgt voor de afname van de celdichtheid.
  • Er is een verhoogde intraoculaire druk.
  • De ooglens zal wat verkleuren, er kunnen zwellingen
    optreden en de elasticiteit vermindert. Dit noemt men
    presbyopie. Dit is ouderdomsverziendheid.
  • Er is een afname van het aantal kegeltjes en staafjes in
    de retina/netvlies.
75
Q

Welk zicht neemt op latere leeftijd af

A
  • Het dynamische zicht. Dus dat van bewegende objecten ten opzichte van de locatie van de
    waarnemer.
  • Contrastgevoeligheid. Dit is relevant voor de perceptie van vormen en tinten, zoals bij
    traplopen.
  • Het gezichtsveld wordt smaller.
    Oudere volwassenen hebben een langere herstelduur voor verblindende gebeurtenissen. Ook hebben ze een langzamere aanpassing aan het donker, want het is lastiger om te switchen van lichte naar donkere contexten. Tenslotte zijn er moeilijkheden in weinig verlichte omgevingen, zoals de schermering
76
Q

Gevolgen zicht afname

A
  • Er zijn problemen met activiteiten in het dagelijks leven (zoals persoonlijke hygiëne,
    aankleden, eten bereiden, winkelen…)
  • Vrijetijdsactiviteiten en interesses (e.g., lezen, wandelen, reizen) gaan lastiger en dat heeft
    vaak ook invloed op emoties.
  • De levenstevredenheid daalt (e.g., hogere depressiecijfers, negatieve verwachtingen voor de
    toekomst)
  • Er is een verminderde mobiliteit en onafhankelijkheid (bijv. niet meer zelfstandig autorijden)
77
Q

De motorische ontwikkeling is sequentieel en bestaat uit drie principes:

A
  1. Cephalocaudaal: Van top tot teen (bijvoorbeeld eerst het
    hoofdoptillen, dan rechtop zitten en dan pas rechtop staan.)
  2. Proximodistaal: Van romp tot vingers/tenen (Bijvoorbeeld eerst
    controle over de schouder, dan de arm en dan pas de vingers.)
  3. Massaal-tot-specifiek: Ruw tot specifiek (Bijvoorbeeld eerst grof
    en later fijne motoriek.)
78
Q

Motorische ontwikkeling

A

Rond 1 jaar begint een baby te lopen. Er zijn hierin veel individuele verschillen! Snelle motorische ontwikkeling in de vroege jaren is geen voorspeller van latere intelligentie, tenzij er een ontwikkelingsstoornis is. Verder leidt het verkennen van de omgeving tot nieuwe inzichten. Motorische ontwikkeling stimuleert cognitieve ontwikkeling!

79
Q

Balanssysteem neemt af vanaf de middelbare volwassenheid tot ouderdom. De oorzaken hiervan zijn:

A
  • De vermindering van de spierkracht en biochemische processen.
  • De verminderde elasticiteit van de wervelkolom en het articulatiesysteem.
  • Stijfheid, contracturen, kleinere staplengte
  • Grotere stapbreedte, wat zorgt voor betere stabiliteit
  • Voorovergebogen met het bovenste deel van het lichaam
  • Langzamere en onzekerdere manier van lopen
80
Q

Gevolgen verslechterd balanssysteem

A
  • Het verlies van het loopvermogen is een sterke risicofactor voor het verlies van
    onafhankelijkheid, autonomie en het voltooien van dagelijkse activiteiten.
  • Lopen is belangrijk voor mobiliteit buiten en sociale participatie, zoals naar de bibliotheek
    gaan of reizen.
  • Oudere volwassenen met een loopbeperking beoordelen hun levenstevredenheid lager en zijn minder tevreden over hun gezondheid.
81
Q

Reflexen en babies

A

Een baby heeft overlevingsreflexen en primitieve reflexen. Deze primitieve reflexen zijn niet direct nuttig, maar als een baby ze niet heeft of te lang heeft dan wijst dit waarschijnlijk op een probleem in het zenuwstelsel.

82
Q

Babies en slaap

A

Een baby moet veel leren en vertoont dus ook enorm veel REM-slaap (50% i.v.m. een volwassene 20%). Verder wijzen slaapproblemen in de babytijd vaak op latere aandacht- en gedragsproblemen.

83
Q

In de adolescentie vertonen veel jongeren risicovol gedrag. Hier zijn twee verklaringen voor:

A

Het deel van het brein dat de zelfcontrole reguleert, is nog niet volgroeid.
- Adolescenten zijn meer gevoelig voor beloningen omdat het beloningssysteem in de
hersenen hyperresponsief is.
Als jongeren een beter werkgeheugen hebben en een goede band met hun ouders vermindert dit de kans op risicovol gedrag.

84
Q

Witte en grijze stof adolescentie

A

In de adolescentie groeit de grijze massa in een u-vorm. Rond de tienerjaren vermindert de grijze massa weer. De witte massa, bestaande uit clusters van axonen, groeit in een lineaire lijn door de adolescentie heen.

85
Q

Menarche

A

Eerste menstruatie

86
Q

Semenarche

A

Eerste ejaculatie

87
Q

Vroege ontwikkeling

A
  • jongens; worden gezien als sociaal competent, aantrekkelijk en zelfverzekerd.
  • meiden; Deze meisjes kunnen gepest worden en laten een negatiever
    wereldbeeld zien.
88
Q

Latere potentiële gevolgen roken

A

Astma
Cognitieve problemen
Gedragsregulatie problemen, zoals ADHD Antisociaal gedrag

89
Q

Presbyopie

A

Ouderdoms verziendheid

90
Q

Presbyacusis

A

Ouderdoms slechthorendheid

91
Q

Late ontwikkeling

A

Jongens; angstiger en minder zelfverzekerd
Meisjes; Deze ervaren angst, terwijl ze wachten om volwassen te worden.