H1 Flashcards
De oude visie op ontwikkeling (smalle visie)
- Ontwikkeling is sequentieel en heeft dus verschillende stadia/niveaus/fases
- Ontwikkeling is unidirectioneel dus eerdere ervaringen zijn een voorwaarde voor latere.
- Ontwikkeling heeft een end state / eindstaat. Dit is een hogere waarde dan de
oorspronkelijke staat. Denk hierbij aan taal. Een taal geheel beheersen is een eindstaat. - Ontwikkeling is onomkeerbaar in de vooruitgang. Je kan namelijk niet opeens achteruit. Als
je een taal vloeiend spreekt is het niet zo dat je het van de een op de andere dag opeens niet
meer kan. - Ontwikkeling is kwalitatief, want het bevat structurele transformaties.
- Ontwikkeling bevat biologische groei die onafhankelijk is van de cultuur.
- Ontwikkeling is universeel want het is voor iedereen hetzelfde. (Denk weer aan de manier
waarop taal aangeleerd wordt.)
Deze visie hield niet lang stand omdat er steeds meer onderzoek werd uitgevoerd.
De nieuwe visie op ontwikkeling (brede visie)
- Ontwikkeling is niet noodzakelijk gebaseerd op fases die elkaar opvolgen. Sommige kinderen praten bijvoorbeeld meteen met 2/3 woorden.
- Ontwikkeling heeft niet altijd een eindstaat die een hogere waarde heeft (denk aan persoonlijkheid. Dit verandert, maar deze verandering is niet perse beter/slechter).
- Ontwikkeling is zowel kwalitatief als kwantitatief. Je kent de grammatica van de taal en je kent een X aantal woorden.
- Ontwikkeling kan universeel zijn, maar ook verschillen tussen personen. Het gaat niet voor iedereen op precies dezelfde manier.
- Ontwikkeling wordt beïnvloed door cultuur en biologie. (Dus omgevingsfactoren)
- Ontwikkeling kan in positieve zin veranderen (taal wordt beter), maar het kan ook in
negatieve zin veranderen. (Als je 100 bent is je taalvaardigheid anders). Mensen passen zich aan naar hun omstandigheden. Als een kindje opgroeit in een gezin waar het kindje wordt voorgelezen en warme ouders heeft. Dat kindje heeft veel mogelijkheid. Zeker als je het vergelijkt met een kindje dat weinig aandacht krijgen. We zijn plastisch en kunnen dus leren van de omgeving. Dat is normaal iets goed, maar kan dus ook slecht zijn.
Ontwikkelingspsychologie
betreft de veranderingen binnen personen gedurende de levensloop, en de verschillen en onvereenkomsten tussen personen met betrekking tot de aard van de veranderingen. Het doel is niet alleen om deze intrapersoonlijke (binnen personen) veranderingen en interpersoonlijk (tussen personen) verschillen te beschrijven, maar ook om te verklaren waarom ze plaatsvinden en om te zoeken naar manieren om ze zo optimaal mogelijk te veranderen.
Intrapersoonlijk
Binnen personen
Interpersoonlijk
Tussen mensen
Psychologisch domein
Cognitie
Sociaal gedrag
Emoties
Biologisch domein
Hersenen
Neuronen
Genetica
Sociaal domein
Fam, vrienden
School
Samenleving, cultuur
Gerontologie
Studie van ouder worden en en de oude leeftijd
‘Wat’ in ontwikkelingspsychologie
focust zich op normatieve ontwikkeling en individuele verschillen.
‘Wanneer’ in ontwikkelingspsychologie
In de ontwikkelingsleer worden normatieve en non-normatieve dingen bestudeerd.
Normatieve dingen
normatieve maakt vrijwel iedereen mee en je kan dit indelen in continue en discontinue. Bij het bestuderen van de normatieve ontwikkeling, linken we belangrijke veranderingen in de ontwikkeling aan bepaalde leeftijden. De emerging adulthood is redelijk nieuw, want mensen studeren langer door waardoor het volwassen leven pas later begint.
Prenatale periode
Voor de geboorte
Zuigelingenperiode
Babytijd, tot ongv 2
Preschool periode
Peuter/kleutertijd, 2-5
Middleschool
de lagere school leeftijd, dus de tijd tussen de kleutertijd en de puberteit in – wordt soms ook de schoolgaande leeftijd genoemd. 6-10
Adolescentie
Ongv 10-18
Emerging adulthood
Jongvolwassen, de overgangstijd van adolescentie naar volwassenheid. 18-25/29
Vroege volwassenheid
Mensen beginnen hier vaste rollen aan te nemen. 25-40
Late volwassenheid
65+