H2 Flashcards
Nature-nurture
Is de ontwikkeling alleen het product van de natuur (de biologie) of ook van de omgeving?
Activity-passivity
De mate waarin mensen actief zijn in het creëren en beïnvloeden van hun eigen omgeving en hun eigen ontwikkeling. Sommige onderzoekers gevolgen dat mensen nieuwsgierig zijn en de wereld willen ontdekken en andere onderzoekers zien mensen als passief gevormd door krachten buiten onze controle om.
Continuity-discontinuity
Zijn de veranderingen die mensen ondergaan gradueel of abrupt? Bij continuïteit stellen de
onderzoekers dat ontwikkeling in kleine stapjes verloopt, zonder plotselinge veranderingen. Hierbij past een kwantitatieve verandering. Andere onderzoekers gaan uit van discontinuïteit en stellen dat de ontwikkeling een serie van stappen is die het individu in een nieuwe fase brengt. Hierbij is kwalitatieve verandering: dit zijn de veranderingen die ene persoon fundamenteel anders maken (rups→vlinder). Ook gaan zij uit van ontwikkelingsfases.
Universality-context specifically
De mate waarin ontwikkelingsveranderingen hetzelfde zijn voor alle mensen of verschillend zijn in culturen, taken en individuen.
Charles darwin
behoort tot het nature kamp en focust zich op aangeboren biologie. Onze genen bepaalt alles volgens hem en de persoon zelf heeft weinig invloed.
John watson
Behoort tot het nurture kamp en focust zich op aangeleerd gedrag. “Give me a dozen healthy infants and I’ll guarantee to take any one at random and train him to be a doctor, lawyer, artist, or thief.” Aangeleerd gedrag bepaalt dus de ontwikkeling van mensen.
Bewijs aangeboren biologie
- Emotionele gezichtsuitdrukkingen
- tweelingstudies
Emotionele gezichtsuitdrukkingen
Deze zijn kort na de geboorte al aanwezig. Basisemoties worden al vroeg ervaren. Baby’s huilen bijvoorbeeld bij de geboorte. Ze hebben echter nog niemand anders dit zien doen dus het moet wel aangeboren gedrag zijn.
Je kan ook denken aan het voorbeeld van de Olympische atleet die net een karatewedstrijd heeft verloren. Eentje is blind en heeft dus nog nooit andere mensen verdrietig zien kijken, maar toch kijkt zij hetzelfde als de niet-blinde Olympische atleet. Ze hebben dus dezelfde emotionele expressie in dezelfde context terwijl één van de twee deze nog nooit heeft gezien bij een ander.
Tweelingstudies
Eeneiige tweelingen worden vergeleken met twee-eiige tweelingen. Er wordt dan gekeken naar de overeenkomsten. Als identieke tweelingen meer overeenkomsten hebben in een bepaalde persoonlijkheidstrek dan twee-eiige tweelingen, dan is dit bewijs voor de rol van genetica. Je dit onderzoek ook doen door identieke tweelingen van elkaar te scheiden tijdens de kinderjaren en dan te kijken in hoeverre ze in bijvoorbeeld persoonlijkheidskenmerken overeen komen. De rol van genetica in de ontwikkeling kan onderzocht worden door de erfelijkheidscoëfficiënt.
Bewijs nurture
Het experiment van Little Albert. Albert is dus geconditioneerd om wel bang te zijn voor de rat. De directe toepassing hiervan is een kind dat plots heel hard gaat huilen in de supermarkt, omdat hij/zij chocolade wil. We gaan dit later in het college nog bespreken.
De waarheid ligt in het midden. Nature en nurture interacteren met elkaar en dit is belangrijk voor onze ontwikkelin
Kritische periode
Een periode waarin het zenuwstelsel vooral gevoelig is voor bepaalde stimuli in de omgeving. Als een organisme niet de juiste stimulus krijgt in de nodige periode, dan is het onmogelijk om later in het leven bepaalde vaardigheden/functies te ontwikkelen. Als we het in die periode niet krijgen, dan kunnen we deze vaardigheden niet meer optimaal ontwikkelen. Denk hierbij aan het voorbeeld van het onderzoek van Lorenz over de ganzen.
Sensitieve periode
Een periode waarin specifieke ervaringen een maximaal positief of negatief effect hebben: perioden van verhoogde plasticiteit onder invloed van specifieke factoren. Denk hierbij aan de ontwikkeling taal.
Gen-omgeving interactie
nature en nurture versterken elkaars invloed.
Voorbeeld: In onderstaande studie keken ze of stressvolle gebeurtenissen effect hadden op het wel/niet krijgen van een depressie.
Uit het onderzoek bleek dat mensen met verschillende genen worden op verschillende manieren beïnvloedt door omgevingsfactoren. Hoe meer stressvolle levensgebeurtenissen, hoe groter het effect van de genen.
Nature nurture interacties
Gen-omgeving interactie
Gen-omgeving correlatie
Epigenetica
Gen-omgeving correlatie
nature beïnvloedt nurture
- Passief genotype-omgevingsfit/omgevingseffect
- evocatieve genotype-omgevingsfit
- actief genotype-omgevingsfit
Deze soorten genotype-omgevingsfit veranderen doorheen de levensloop. In de kinderjaren zijn de passieve effecten het sterkste, maar in de latere jaren worden de actieve effecten juist sterker. Het evocatieve effect zal ongeveer hetzelfde blijven gedurende de levensloop.
Passief genotype-omgevingsfit/omgevingseffect
Ouders bepalen de omgeving waarin
het kind opgroeit. (Als een kind heel sociaal is, dan is de kans dat de ouders ook sociaal zijn erg groot en zal het kind dus opgroeien in een sociale omgeving. Hierdoor komt het sociale gen sneller tot uiting.)
Evocatieve genotype-omgevingsfit
Aangeboren karaktertrekken van het kind roepen bepaald gedrag op uit de omgeving. (Iemand met sociale genen zal socialer zijn waardoor diegene met meer mensen in contact komt en het sociale gen zal op die manier nog meer tot uiting komen.) (Denk ook aan dat meiden op andere manieren behandeld worden dan jongens. Meiden krijgen keukenspulletjes, poppen en alles wat roze is, terwijl dit voor jongens heel anders gaat.)
Actief genotype-omgevingsfit
Kind selecteert actief de omgeving die het best past bij de genen. (Een kind met sociale genen zal vaker naar feestjes gaan, vaker met vriendjes afspreken en dit zorgt ervoor dat de sociale genen weer beter tot uiting komen.)
Epigenetica
(nurture beïnvloedt nature).
De genexpressie kan doorgeen de levensloop veranderd worden door omgevingsinvloeden. Zo zal fysieke activiteit het genetische risico op geheugenproblemen op oudere leeftijd tegen.
Psychoanalytische theorieën
focust zich op de ontwikkeling en dynamica van de persoonlijkheid. Mensen worden aangestuurd door motieven en emotionele conflicten waarvan ze grotendeels onbewust zijn. Mensen worden gevormd door hun vroege ervaringen.
Eriksons psychosociale ontwikkelingstheorie
Deze theorie gaat over persoonlijkheid dat zich doorheen de levensloop ontwikkelt. Dit is een theorie die erg afhankelijk is van de context. De persoonlijkheidsontwikkeling wordt beïnvloed door cultuur, de samenleving en de geschiedenis. De ontwikkeling van persoonlijkheid kan in 8 fases/stadia opgedeeld worden en iedere fase wordt gekenmerkt door een conflict dat opgelost moet worden. Dat kan op een adaptieve maar ook op een maladaptieve manier. Als het conflict in een fase op een maladaptieve manier is opgelost (dus je het niet oplost en automatisch in de volgende fase komt), dan kunnen de volgende fases niet adequaat behaald worden, wat leidt tot een maladaptieve aanpassing van het individu. Dit heeft dus negatieve gevolgen voor het individu. Het succesvol oplossen van een conflict tot deugden (positieve persoonlijkheidskenmerkvirtues).
Fases van erikson
Onderstaande fases moeten sequentieel worden opgelost: De leeftijden kunnen wel een beetje afwijken, maar het klopt wel redelijk. De crisis wordt steeds complexer. Je moet het probleem oplossen door een gezonde balans te vinden tussen de twee tegenpolen.
De ontwikkeling houdt niet op volgens Erikson, maar gaat door tot de dood.
- fase 1; vertrouwen vs wantrouwen
- fase 2; autonomie vs schaamte en twijfel
- fase 3; initiatief vs spijt
- fase 4; industrie vs inferioriteit
- fase 5; identiteit vs rolverwarring
- fase 6; intimiteit vs isolatie
- fase 7; generativiteit vs stagnatie
- fase 8; integriteit vs wanhoop
Fase 1; vertrouwen vs wantrouwen
Baby’s moeten leren om hun verzorgers te vertrouwen
dat zij hun behoeften bevredigen. Responsief ouderschap is noodzakelijk. Lukt dit ouders
niet, dan wantrouwen kinderen andere mensen later.
Fase 2; autonomie vs schaamte en twijfel
Kinderen moeten leren om autonoom te zijn, zij moeten hun eigen wil leren kennen en dingen voor zichzelf doen. Wanneer dit niet lukt zullen zij twijfelen aan hun vaardigheden.
Fase 3; initiatief vs spijt
Voorschoolse kinderen ontwikkelen intiatief door het bedenken en uitvoeren van grootse plannen, maar zij moeten leren om dit niet te laten botsen met de rechten van andere mensen.
Fase 4; industrie vs inferioriteit
Kinderen moeten belangrijke sociale en academische vaardigheden eigen maken en bijblijven bij hun peers, anders zullen zij zich minderwaardig voelen.
Fase 5; identiteit vs rolverwarring
Adolescenten vragen zich af wie zij zijn en zij moeten sociale en academische identiteiten verkrijgen anders zullen zij verward blijven over de rol die zij moeten hebben als volwassene. Erikson ziet de adolescentie als een periode van identiteitscrisis, waarin je gaat uitzoeken wie je bent en gaat experimenteren op bijvoorbeeld het gebied van religie, werk en seks.
Fase 6; intimiteit vs isolatie
jongvolwassenen zoeken een vorm van gedeelde identiteit met een ander persoon, maar zij kunnen angstig zijn voor intimiteit en eenzaam en geïsoleerd zijn.
Fase 7; generativiteit vs stagnatie
Volwassenen moeten voelen dat ze iets doen voor de maatschappij, ook voor de volgende generatie wanneer zij er niet meer zijn, anders lopen zij vast en worden zij egocentrisch.
Fase 8; integriteit vs wanhoop
Oudere volwassenen moeten hun leven zien als betekenisvol wanneer zij te maken krijgen met de dood, zij moeten geen zorgen en spijt hebben.
Ontwikkeling volgens behavioristen
Behavioristen zeggen dat we moeten kijken naar waarneembaar gedrag. Ook stellen ze dat ontwikkeling niet in verschillende fases verloopt, maar dat het een proces van leren is. Ontwikkeling is dus een continue proces. Mensen kunnen dus erg van elkaar verschillen, omdat we allemaal andere stimuli tegenkomen. We worden geboren als een tabula rasa.