H7 Flashcards

1
Q

Emotie

A

Een gevoelstoestand die relatief kort en sterk is, veroorzaakt is door een specifieke gebeurtenis. (Lijken op het weer.) Het is een complex fenomeen dat een subjectief gevoel omvat, samen met fysiologische veranderingen (hartslag), gedrag (deur dichtgooien) en een cognitieve beoordeling (je emotie goedpraten).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stemming

A

Een gevoelstoestand relatief lang duurt en minder intens is, en niet noodzakelijk veroorzaakt wordt door een specifieke gebeurtenis. (Lijken op het klimaat)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Affect

A

verzamelterm, zegt niets over duur of inhoud → kan zowel positief als negatief zijn, lang of kort, emotie of stemming. (Het klimaat en het weer).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Subjectief welbevinden (geluk)

A

Cognitieve (hoge/lage levenstevredenheid) en affectieve (veel positieve emoties en weinig negatieve emoties) evaluaties van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Levenskwaliteit

A

Heeft een subjectieve component en een objectief component (levensomstandigheden, lichamelijke gezondheid, inkomen, werk, etc.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Emoties bij babies

A

Volgens onderzoekers zijn emoties aangeboren. Emoties zijn waarneembaar in de eerste levensdagen. Maar hoe weten we dit als baby’s niet kunnen praten? We meten dit door baby’s in bepaalde situaties te plaatsen en hierdoor te kijken hoe een baby ergens op reageert. Er wordt dan gekeken naar gezichtsexpressies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primaire emoties

A

Het begint met hele primaire reacties op de situatie. Het huilgedrag bij de geboorte is bijvoorbeeld niet omdat ze verdrietig zijn, maar is een primaire reactie. Vlak na de geboorte hebben ze primaire emoties;
- tevredenheid
- interesse (kijken of ze ergens aandacht aan besteden)
- distress (kijken of ze huilen)

Primaire emoties zijn redelijk universeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

1,5 jaar

A

Ontwikkeling van het zelfbewustzijn. Ze beginnen bijvoorbeeld zichzelf te herkennen in de spiegel. Dit is noodzakelijk voor de ontwikkeling van secundaire emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Secundaire emoties

A

De ontwikkeling van de secundaire emoties begint rond de twee jaar, zoals empathie (+verlegenheid, afgunst) Verder leren ze ook bepaalde standaarden en regels. Door dit te leren zullen ze zich rond de 2,5 jaar nog complexere emoties ontwikkelen zoals, schaamte, schuld en trotsheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De emoties van baby’s hebben een biologische basis en zijn universeel, maar toch zijn er ook omgevingsinvloeden:

A
  • Kinderen spiegelen emotionele uitingen van verzorger.
  • Moeders reageren selectief op de uitdrukkingen van hun baby’s.
    De baby’s kunnen hiervan leren → baby’s worden getraind om vaker blije gezichten te tonen dan chagrijnige of verdrietige.
    → Vroege socialisatie van emoties: verschillende vormen in verschillende culturen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociale referencing

A

Vanaf 9 maanden; Dit is de imitatie van de emoties van de ouders; zij zijn het referentiekader voor hoe zich te gedragen in nieuwe situaties.
Ook is er rond de 9 maanden meer emotionele communicatie (de ouders praten tegen de baby): baby’s en jonge kinderen leren emoties te begrijpen en ze op gepaste wijze te uiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emotieregulatie

A

meer positieve emoties willen ervaren die intens zijn en minder negatieve emoties ervaren die minder intens zijn. Dit is het proces wat betrekking heeft op het uiten van emoties en het geven van een emotionele reactie, zodat het kind niet overweldigd raakt door één emotie. Deze emotieregulatie kan worden gedaan door situaties te vermijden of door de gebeurtenis/emotie te veranderen. “Ik was echt niet bang, ik was gewoon verrast.” Dit ontwikkeling hiervan wordt beïnvloedt door het temperament van het kind en het gedrag van de verzorger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Emotieregulatie babies

A

Baby’s reguleren hun emoties vanaf het begin. (Deze emoties zorgen ook voor de hechting met hun verzorgers, want de baby kan laten zien wat hij/zij nodig heeft en hier kunnen de ouders op reageren.)

enkele eenvoudige strategieën (bijv. als ze iets zien wat ze niet fijn vinden dan zullen ze wegdraaien of zuigen op fopspeen)
o Ook hulp van verzorgers: liedje zingen, wiegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Emotieregulatie eind eerste jaar

A

o Kunnen zich verwijderen van nare gebeurtenissen.
o Actief troost zoeken bij verzorgers als ze van streek zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Emotieregulatie 18-24 maanden

A

o Proberen controle te krijgen over wat hen van streek maakt (bijv. andere kinderen duwen).
o Kan met frustraties omgaan, vaak door zichzelf af te leiden (distraction).
o Kunnen hun wenkbrauwen fronsen of hun lippen samenknijpen om hun woede of
verdriet te onderdrukken (emotional suppression).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Emotieregulatie Einde 2e jaar

A

o Cognitieve regulatie van verdriet (bijv. door het herhalen van troostende woorden).
o Dus eerst vooral motorische strategieën, nu ook cognitieve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Emotieregulatie 3 tot 4 jaar

A

ontwikkeling prefrontale cortex;
Verbeteringen in emotieregulatie, betere coping negatieve emoties. (Gebruik meer cognitieve emotieregulatie).

Dus in de eerste 2 jaar vooral veel motorische emotieregulatie, maar vanaf de 2 jaar ook meer gebruik van cognitieve emotieregulatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Tijdens de kleuterschool en schoolgaande leeftijd is er een verbetering van emotionele competentie:

A

o Er zijn duidelijke emotionele expressies.
o Er is meer begrip van emotie.
o Betere emotie regulatie vaardigheden
o Kloof (+ bewustzijn) tussen innerlijke emoties en geuite emoties wordt groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Meer begrip van emotie

A

B.v., weten dat mensen gemengde gevoelens (mixed emotions) kunnen hebben over iets (twee emoties tegelijk: mama houdt van mij maar is nu boos op mij).

20
Q

Emotionele competentie is voorspellen van

A

Sociale competentie

21
Q

Kloof (+ bewustzijn) tussen innerlijke emoties en geuite emoties wordt groter.

A

Ze kunnen er dus voor kiezen om niet altijd te laten zien wat ze ervaren. Ze hebben dus ook door dat je niet altijd alle emoties kan uiten.
▪ Vereist begrip van emoties en regels voor emotionele uitingen + vaardigheden voor zelfbeheersing

22
Q

Culturele verschillen in emotie uiting

A

o Individualistische culturen: aanmoediging van open expressie van emoties.

o Collectivistische culturen: onderdrukking van zelfgerichte (self-focused) emoties,
aanmoediging van expressie van op anderen gerichte (other-focused) emoties, bv. empathie of schaamte.

23
Q

Emoties in de midden en late kindertijd

A
  • verbeterd emotioneel begrip
  • verbeterd vermogen om negatieve emotionele reacties te onderdrukken of te verbergen, dus een verbeterde emotieregulatie
  • gebruik van zelfgeïniteerde strategieën om gevoelens ergens anders op te richten
  • Meer rekening houden met gebeurtenissen die tot emotionele reacties leiden. Ze weten
    beter wat hun eigen actie voor emotie op kan roepen bij een ander.
  • Ontwikkeling van een vermogen tot het ervaren van oprechte empathie, echt begrijpen hoe
    een ander zich voelt.
24
Q

Verbeterd emotioneel begrip

A

o Groter vermogen om complexe emoties te begrijpen:
Minder afhankelijk worden van reacties van anderen (minder social referencing) →
meer zelf-opgewekte emoties, besef van eigen verantwoordelijkheid.

o Mentale tijdreizen (mental time-travel): anticiperen op en terugroepen van cognitieve en emotionele aspecten van gebeurtenissen, verbetering begrip van
emoties. (Bijvoorbeeld stress hebben over een presentatie verder op de dag.)

25
Q

• Verbeterd vermogen om negatieve emotionele reacties te onderdrukken of te verbergen.
Dus een verbeterd emotieregulatie.

A

o Kunnen opzettelijk hun emoties verbergen, bijvoorbeeld niet laten zien dat je verdrietig bent aan ouders.

26
Q

Gebruik van zelfgeïnitieerde strategieën om gevoelens ergens anders op te richten

A

o Meer nadenken over emotionele ervaringen en strategieën ontwikkelen om daarmee om te gaan. (Nadenken wat ze moeten doen als ze zenuwachtig zijn voor een toets.)
o Effectievere emotieregulatie door middel van cognitie.

27
Q

De Experience Sampling Methode

A

ESM;

is een manier om emoties te meten. Emoties zijn kortdurend en fluctueren, dus we onthouden deze niet. Hierom wordt er gebruik gemaakt van ESM, waarbij er door hele korte vragenlijsten via een app op de smartphone de emoties bijgehouden worden. Je houdt zo goed bij hoe de emoties veranderen gedurende een dag/week.

28
Q

Daily diary method

A

Hierbij krijg je alleen een vragenlijst aan het einde van de dag. Deze vragenlijst gaat over de hele dag. Je krijgt vragen zoals: ‘Hoe boos voelde je je vandaag?’.

29
Q

Emoties adolescenten ivm volwassenen

A

• Adolescenten hebben meer extreme schommelingen: van euforie tot diepe ongelukkigheid. (Bij volwassenen is dit veel stabieler.)
• Ook hebben adolescenten snellere fluctuaties (bv. sneller terug naar normaal)
→ Adolescenten zijn emotioneel intenser dan volwassenen.

30
Q

Waarom ervaren adolescenten extreme emoties?

A

Die heeft te maken met de mate van emotieregulatie. Ze zijn niet goed in hun emotieregulatie. Dit
blijkt gerelateerd te zijn aan:
- Moeilijkheden op school
- Lager niveau van morele ontwikkeling
- Niet adequaat kunnen omgaan met stress
- Moeilijkheden in de relaties met leeftijdsgenoten

31
Q

Oorzaken extreme emoties adolescenten

A

→Executieve functies nog niet volledig ontwikkeld
→Moeite om eigen emoties adequaat te uiten
→Andere emotieregulatiedoelen dan volwassenen (doel: bijvoorbeeld niet vermijden van conflict) →Maar ook meer depressieve symptomen dan bij kinderen

32
Q

Emoties adolescenten ivm kinderen

A

Adolescenten ervaren dus meer negatieve emoties en meer pieken en dalen in hun emoties in vergelijking met kinderen. Een verklaring hiervoor kan zijn adolescenten meer negatieve gebeurtenissen meemaken dan kinderen en simpelweg meer redenen hebben om depressief, angstig, boos of humeurig te zijn. Een andere mogelijke verklaring is dat adolescenten hun negatieve emoties helemaal niet willen onderdrukken.

33
Q

Doelen adolescenten

A
  • Verbreden horizon
  • Kennis verwerven
  • Nieuwe mensen ontmoeten
  • Risico’s nemen
34
Q

Emoties en welbevinden bij volwassenen

A

Volwassenen leveren inspanning om een levensstijl te creëren die emotioneel voldoening heeft, en voorspelbaar en beheersbaar is. Dit doen ze door beslissingen te nemen over een beroep, een levenspartner en andere omstandigheden (waar ga ik wonen, wil ik kinderen, etc.). Je sociale relaties en emotionele ervaringen zijn verweven met elkaar.

35
Q

MIDUS studie

A

een sequentieel design. Er is hierbij dus focus op intra-individuele en binnen- persoons veranderingen. In deze studie is er in de midlife eerst een afname van positieve emoties en levenstevredenheid, maar later nemen deze weer toe. Deze verschillen zijn echter niet heel groot, want er zijn kleinere verschillen tussen personen.

36
Q

Uitdagingen op oudere leeftijd

A

• Afnemende gezondheid en geheugen
• Laatste kansen
• Confrontatie met eigen sterfelijkheid
• Verlies van dierbaren
• Verlies van onafhankelijkheid
• Verlies van doelen, eenzaamheid
• Financiële tegenslagen

37
Q

Emoties op oudere leeftijden

A
  • Er is geen verschil in de ervaring en de expressie van emotie. De gezichten van oudere
    volwassenen zijn even expressief wanneer hen werd gevraagd zich verschillende emotionele
    gebeurtenissen te herinneren.
  • Wel zijn ze emotioneel evenwichtiger dan de andere leeftijdsgroepen. Ze hebben minder
    pieken en dalen.
  • Ze zijn beter in emotieregulatie dan jongere volwassenen, vooral in het maximaliseren van
    positieve emoties en het minimaliseren van negatieve emoties. Ze hebben namelijk langer aanhoudende positieve emoties en korter durende negatieve, minder emotionele ups en downs, meer stabiliteit.
  • Het hoogtepunt van het emotionele leven dus in het 7e levensdecenium
    o Er is hierbij wel een belangrijke uitzondering: oudere volwassenen kunnen
    emotioneel overweldigd raken door stressvolle levensgebeurtenissen.
38
Q

Welzijnsparadox

A

Op oudere leeftijd zijn er erg veel tegenslagen, dus je zou verwachten dat ze een lagere levenstevredenheid zouden hebben. Maar dit is niet waar! Ouderen hebben juist een hoge levenstevredenheid. Dit is de welzijnsparadox

39
Q

Hoe kan het dag het welbevinden van ouderen zo omhoog gaat?

A

De positieve emoties gaan maar een klein beetje omhoog bij ouderen. Dit is dus niet de verklaring van de welzijnsparadox. Het blijkt te komen door minder negatieve emoties. Ze ervaren minder stress, minder zorgen, minder boosheid, maar wel evenveel verdriet. Ouderdom is gekoppeld aan een drastische vermindering van negatieve emoties.

40
Q

Negatieve emoties ouderen

A

Oudere volwassenen kunnen negatieve emoties waarnemen en ervaren - maar ze hebben controle over de hoeveelheid tijd die ze besteden aan het focussen op negatieve emoties. Een mogelijke reden voor het ervaren van minder negatieve emoties bij ouderen is dus de positiviteitsbias (of negativiteitsvermijding): Een vorm van selectieve aandacht: Relatief meer aandacht voor, en beter geheugen voor, positieve informatie dan negatieve informatie.

Daarnaast blijken oudere volwassenen negatieve emoties minder goed te kunnen herkennen dan jonge volwassenen

41
Q

Hersengebieden emoties ouderen

A
  • Twee belangrijke hersengebieden die betrokken zijn bij emoties (de amygdala en het ventromediale gebied van de prefrontale cortex) nemen minder af met de leeftijd dan de belangrijkste hersengebieden die betrokken zijn bij cognitie (de prefrontale cortex)
42
Q

Sociaal emotionele selectiviteitstheorie

A

Deze stelt dat naarmate de overgebleven tijd in het leven beperkter wordt mensen hun motivationele prioriteiten verschuiven. ~ Castensen

43
Q

Doelen van ouderen

A
  • Leef in het moment
  • Duidelijker weten/zien wat belangrijk is
  • Investeer in zekere dingen
  • Relaties verdiepen
  • Geniet van het leven
44
Q

Veranderen van de tijdshorizon heeft als effect dat

A
  • ouderen zich eerder terug zullen trekken in een conflict om emotionele stress te verminderen. Verder zoeken ze conflictsituaties niet op en ze voelen zich minder emotioneel gestoord als ze zich terugtrekken in een conflict.
  • Alles waar ouderen geen zin meer in hebben laten ze vallen en ze focussen zich vooral op mensen in hun “inner circle”. Hun welzijn neemt toe naarmate die negatieve relaties minder een rol gaan spelen.
  • oudere volwassenen zijn beter in het reguleren van hun emoties. In vergelijking tot jongere volwassenen kunnen ze sneller uit negatieve emotionele toestanden komen, zijn ze minder emotioneel reactief, gebruiken ze minder destructieve strategieën om conflicten op te lossen en vinden ze negatieve interpersoonlijke situaties minder stressvol.
45
Q

Onderzoek sst

A

Er is ook empirisch bewijs van de SST. Ze besloten om het tijdsbesef te manipuleren. Ze deelden de participanten op in twee verschillende condities.
- Conditie 1 kreeg deze vraag:
Stel je voor dat je over een paar dagen naar Australië verhuist en je weet niet of je ooit nog terug zult komen naar de plaats waar je nu woont. Je hebt 30 minuten vrije tijd. Met wie van deze drie mensen zou je in die 30 minuten willen afspreken?
A) Een zeer goede vriend
B) Een interessant persoon, die je onlangs hebt ontmoet
C) De auteur van een boek dat je momenteel aan het lezen bent en boeiend vindt
- Conditie 2 kreeg deze vraag:
Stel je voor dat je 30 minuten vrije tijd hebt en geen belangrijke andere verplichtingen. U hebt besloten deze tijd met een andere persoon door te brengen. Met wie zou u deze 30 minuten willen afspreken?
A. Een zeer goede vriend
B. Een interessant persoon, die je onlangs hebt ontmoet
C. De auteur van een boek, dat je momenteel aan het lezen bent en boeiend vindt
In conditie 2 werd er geen tijdslimiet opgelegd:
• Jongere volwassenen kiezen alle drie alternatieven met dezelfde waarschijnlijkheid.
• Oudere volwassenen kiezen vaker voor een ontmoeting met een goede vriend.
In conditie 1 was er wel een tijdslimiet:
• Beide leeftijdsgroepen kiezen het vaakst om de goede vriend te ontmoeten.
Het is mogelijk het tijdsperspectief van jongere volwassenen experimenteel te veranderen → zij kiezen dan net als oudere volwassenen.

Het toekomstige tijdsperspectief is cruciaal, niet de LEEFTIJD op zich!

46
Q

Laatste levensjaren

A

Het welbevinden daalt dus gemiddeld niet bij ouderen en het gaat in sommige aspecten zelfs omhoog. De laatste jaren van het leven zijn echter een uitzondering. Een mogelijke reden hiervoor is dat rond die tijd het fysieke welzijn achteruit gaat.