H4: Klinische forensische psychologie Flashcards

1
Q

Mad-bad debate

A

Binnen de klinische forensische psychologie en criminologie is er een sterke connectie tussen criminele afwijking en mentale abnormaliteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aantal stoornissen geassocieerd met misdaden

A
  • Hallicunaties bij schizofrenie kunnen zorgen voor moord
  • Symptomen van depressie kunnen zorgen voor one-sided suicide pacts.
  • Roekeloosheid van mensen met een bipolaire stoornis kan zorgen voor onverantwoordelijke daden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

One-sided suicide pacts

A

Iemand vermoordt eerst zijn/haar geliefden en vervolgens zichzelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Mad

A

Als criminaliteit wordt bepaald door een stoornis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bad

A

Wanneer er sprake is van criminaliteit door vrije wil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Children and Young Persons Act

A

Jonge criminelen zijn eerder slachtoffer dan echt slecht. Deliquentie zou dan een schreeuw om hulp zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Biologisch positivisme

A

De meeste soorten hebben een middel om de integriteit van hun soort te verdedigen die afwijken van geaccepteerde normen door uit te sluiten of te vermoorden. Het is makkelijker om dit te doen, dan complexe en dure veranderingen in de samenleving te overwegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cesar Lombroso

A

Vader van de moderne criminologie. Hij was de eerste die misdaad op een wetenschappelijke manier benaderde in plaats van een religieuze manier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Drie somatypes van Sheldon

A
  • Ectomorph: dun en fragiel. Waarschijnlijk geen crimineel.
  • Endomorph: relaxeden sociaal, waarschijnlijk geen crimineel.
  • Mesomorph: athletisch en gespierd. Van alle types het meest waarschijnlijk om crimineel te zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

The embarrassment of riches error

A

Volgens het model van Sheldon zouden er veel meer criminelen zijn dan dat er daadwerkelijk gevonden werden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Supermale

A

Iemand met een extra Y-chromosoom. De XYY-man werd gezien als crimineel type. De XYY-afwijking staat in verband met onvolwassenheid en mentale retardatie. De retardatie, en dus niet de extra agressie zou zorgen voor meer opnames. Het is het uiterlijk dat zorgt voor meer arrestaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Controletheorie van Eysenck

A

Iedereen zou crimineel kunnen worden, maar sommige factoren weerhouden de meerderheid hiervan. De factoren zijn socialisatie en het ontwikkelen van een geweten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Drie persoonlijkheidsdimensies

A

Extraversie, neuroticisme en psychoticisme. De neurotische extravert zou het criminele type zijn, omdat een individu dan moeilijk te socialiseren is en dus vatbaarder voor asociaal en dus crimineel gedrag. De theorie gaat er echter wel vanuit dat individuen zich in verschillende situaties op dezelfde manier gedragen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Psychodynamische benadering van Freud

A

Een gebrek aan socialisatie en het falen van het realiteitsprincipe zou ervoor zorgen dat een zwak superego het gedrag gaat leiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Maternale deprivatie

A

Dit zou tot deliquentie leiden. Iemand zou er een affectieloos karakter van krijgen en niet in staat om hechte realties aan te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Operante conditionering van Skinner mbt criminaliteit

A

Gedrag zou werken in een omgeving om criminele verandering teweeg te brengen, wat versterkend is voor het individu. De versterking is dan bijvoorbeeld geld dat is gejat bij diefstal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Sociaal leren

A

Leren door de gevolgen van andermans gedrag te observeren. Het zou uitleggen waarom sommige mensen misdaden plegen en anderen niet. Er zijn echter veel tekortkomingen in deze theorie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Cognitieve verklaringen van misdaad

A

Onderzochten de denkstijlen van criminelen. Die zijn vaker impulsief en concreet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Controletheorieën voor misdaad

A

Iedereen kan crimineel worden, maar bepaalde factoren behoeden de meesten hiervoor. Die factoren hebben betrekking tot de morele ontwikkeling van mensen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Theorie van Raine

A

Net zoals sociale variabelen kunnen degenen die biologisch kwetsbaar zijn voor misdaad beschermen, en degenen die sociaal kwetsbaar zijn voor misdaden kunnen ontsnappen vanwege beschermende biologische variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Kinderen die gediagnosticeerd zijn met ADHD

A

Zijn vaker aanwezig in anti-sociale en criminele activiteiten. Delinquentie en middelenmisbruik komen vaak voor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar kan een lage hartslag op duiden?

A

Een gebrek aan angstreacties en het zoeken van prikkels. Op deze manier wordt het geassocieerd met gewelddadige misdaad.

23
Q

Hoge autonome opwinding

A

Een beschermende factor tegen criminaliteit als er een asociale thuisomgeving is.

24
Q

Risicofactoren voor geweld

A

Complicaties bij de geboorte, roken tijdens de zwangerschap in combinatie met een onstabiele thuissituatie.

25
Q

Profilering

A

Een goed opgeleide poging om onderzoeksinstanties specifieke informatie te verstrekken over het type persoon dat een misdrijf zou hebben gepleegd.

26
Q

Vier stadia van het profileren van een misdaad

A

Data assimilatie, misdaad classificatie, misdaad reconstructie en profiel generatie.

27
Q

Interpersoonlijke verhalen

A

De manieren waarop de dader omgaat met andere factoren, waaronder de relatie met het slachtoffer.

28
Q

Interpersoonlijke samenhang

A

De relatie met het slachtoffer heeft de neiging om de relaties van de dader in de rest van hun leven te weerspiegelen.

29
Q

Ruimtelijke patronen

A

De gebieden waarin de dader zich veilig voelt.

30
Q

Misdaad carrières

A

Ontwikkelen wanneer een dader zijn gedrag verfijnt naar herhaaldelijke misdaden.

31
Q

Forensisch bewustzijn

A

Waar de dader leert zijn bewijs te verdoezelen.

32
Q

Stalking

A

Een gedragspatroon waarbij een persoon herhaaldelijk wordt lastiggevallen door één of meerdere personen.

33
Q

Eigenschappen van stalkers

A

Controlerend, emotioneel beledigend en vaak een psychiatrische en/of criminele geschiedenis. Het zijn manipulatieve seriële pestkoppen gemotiveerd door woede en controle ipv seks of liefde.

34
Q

Vijf soorten stalkers

A
  1. Afgewezen stalker
  2. Intimiteitszoeker
  3. Incompetente vrijers
  4. Haatdragende stalker
  5. Roofzuchtige stalker
35
Q

Afgewezen stalker

A

Het slachtoffer is een ex-intieme. De stalker beweert verzoening te zoeken, maar het kan uitdraaien op wraak nemen op de afwijzing. Ze ontkennen dat de relatie voorbij is.

36
Q

Intimiteitszoeker

A

Deze stalkers gaan een eenzijdige fictieve relatie aan met een bepaalde vreemdeling. Soms is het een celebrity-stalker.

37
Q

Incompetente vrijers

A

Een tekort aan interpersoonlijke vaardigheden, maar het individu wil toch een relatie. Het individu kan sociaal geïsoleerd met schizoïde of autistische trekken zijn of arrogant, ongevoelig, overmoedig en onverschillig.

38
Q

Haatdragende stalker

A

Deze groep maakt zijn slachtoffers expres bang. Het is vaak een vermeende vergelding voor het slachtoffer dat de stalker op de één of andere manier in de steek heeft gelaten.

39
Q

Roofzuchtige stalker

A

Achtervolgt ter voorbereiding op een aanval, aanranding of moord zonder het slachtoffer te waarschuwen. Deze stalkers zijn gedreven door macht en controle en beleven plezier aan de geheime observatie en planning van de aanval.

40
Q

Risicofactoren op het worden van een slachtoffer van een stalker

A

Vrouw, professioneel, geschoold, alleenstaand en in de leeftijdsgroep 18-30 jaar. Er is ook vaak een geschiedenis van huiselijk geweld.

41
Q

Cyberstalking

A

Stalking via het internet

42
Q

Cluster B persoonlijkheidsstoornisssen

A

De antisociale persoonlijkheidsstoornis of een psychopathische persoonlijkheid. Dit zijn vaak persoonlijkheden die stalkers hebben.

43
Q

Soorten seksuele misdrijven

A

Verkrachting, aanranding en pedofiele en andere parafiele misdrijven.

44
Q

Manieren om verkrachters en verkrachtingen te classificeren gebaseerd op motieven van de verkrachter

A
  • Power reassurance type
  • Power-assertive type
  • Anger-retaliatory type
  • Anger-excitement type
45
Q

Power reassurance type

A

Zoekt bevestiging voor zijn mannelijkheid en seksuele vaardigheid. Ze proberen een soort relatie te ontwikkelen met het slachtoffer.

46
Q

Power-assertive type

A

Heeft vertrouwen in de seksuele bekwaamheid en is bekwaam in het verleiden van een slachtoffer. Hun vermogen om te charmeren en te overtuigen zal oplossen in agressie en geweld in een zelfverzekerde en goed verborgen aanval.

47
Q

Anger-retaliatory type

A

Gebruikt slachtoffers om zijn woede (vaak op iemand anders) te kunnen uiten.

48
Q

Anger-excitement type

A

Bruut, gewelddadig en vaak leidend tot moord. Dit type is bekwaam en intelligent.

49
Q

Externe locus of controle

A

Sommige verkrachters schrijven het misdrijf toe aan factoren buiten hun controle.

50
Q

Gevaarlijke en ernstige persoonlijkheidsstoornis (DSPD)

A

Een socio-pathische manifestatie van persoonlijkheid in de IDC-9.

51
Q

Kenmerken psychopaat

A

Psychopaten plegen een misdaad zonder doel, tonen geen berouw, zijn aan niemand loyaal en geven zich vaak over aan pervers seksueel en schadelijk gedrag. Er is een gebrek aan empathie of geweten. Ze leren niet van ervaring

52
Q

Dilemma van Scull

A

Mensen met psychopathie en DSPD kun je niet vrijgeven, maar je kunt ze ook niet binnenhouden. Ze vrijgeven zou een te groot risico vorm, maar deze mensen zijn onbehandelbaar en ze hebben misschien nog geen strafbaar feit gepleegd.

52
Q

Dilemma van Scull

A

Mensen met psychopathie en DSPD kun je niet vrijgeven, maar je kunt ze ook niet binnenhouden. Ze vrijgeven zou een te groot risico vorm, maar deze mensen zijn onbehandelbaar en ze hebben misschien nog geen strafbaar feit gepleegd.