H2: Classificatie in Klinische Psychologie Flashcards
Redenen om psychopathologie te definiëren en classificeren
- De oorzaken van mentale gezondheidsproblemen beter proberen te begrijpen.
- Noodzakelijk voor het geven van goede zorg aan mensen met mentale problemen.
- Classificatiesystemen verschaffen objectieve definities van symptomen, waardoor je de effectiviteit van behandelingen kunt meten.
- Het is soms noodzakelijk om duidelijke definities te hebben van wat wel of niet een mentaal probleem is.
De doelen van de DSM-5
- Voldoende en de noodzakelijke criteria verschaffen voor een correcte diagnose van verschillende stoornissen.
- Het moet mogelijk zijn om echte stoornissen te onderscheiden van alledaagse problemen in het leven.
- Verschillende klinische psychologen in verschillende omstandigheden moeten de criteria kunnen gebruiken.
- De diagnostische criteria moeten theoretisch neutraal zijn en niet een bepaalde theorie ondersteunen.
Waar geeft de DSM informatie over?
- Essentiële kenmerkende symptomen van een stoornis die altijd aanwezig zijn.
- Geassocieerde kenmerken van een stoornis die vaak maar niet altijd aanwezig zijn.
- Diagnostische criteria die bestaan uit een lijst van symptomen die noodzakelijk aanwezig moeten zijn om iemand een diagnose te kunnen geven.
- Informatie over hoe een stoornis te onderscheiden is van een andere.
Belangrijk kenmerk van de DSM
Doet geen uitspraak over theorieën over de oorzaak van stoornissen, tenzij die echt bewezen is.
Problemen met classificatie
- De DSM zegt niks over oorzaken.
- Het gebruik van criteria uit de DSM om iemand te labelen kan stigmatiserend zijn.
- De DSM geeft wel of geen diagnose. Onderzoek laat echter zien dat een mentale stoornis meer dimensionaal is.
- De DSM ziet psychopathologie als veel verschillende, maar losstaande stoornissen. Echter is comorbidity vaker de regel dan uitzondering.
- De DSM is een mengelmoesje van allerlei verschillende stoornissen die door de jaren heen steeds iets anders gedefinieerd zijn en veel kunnen verschillen.
Hybrid disorder
Een stoornis die elementen bevat van meerdere verschillende stoornissen.
Disorder spectrum
Bevat symptomen van stoornissen op verschillende hiërarchische niveaus. Op de onderste laag vind je specifieke vormen van stoornissen. Zo kan comorbidity verklaard worden; verschillende stoornissen zijn onderdeel van hetzelfde spectrum en hebben dus overlappende symptomen.
Veranderingen van de DSM-5
- Ernst van symptomen wordt beoordeeld op een continuum.
- OCD en trauma- en stressgerelateerde stoornissen hebben een eigen hoofdstuk.
- Binnen autismespectrumstoornissen, leerstoornissen en stoornissen in het gebruik van middelen zijn grote veranderingen in de criteria voor de diagnose.
- Binge-eating disorder en disruptive mood regulation disorder zijn een aparte categorie geworden.
- Uitsluiting van rouwen na een sterfgeval is verwijderd uit de diagnose van zware depressie. Het wordt nu gezien als ernstige stressor.
Kritiek op de DSM-5
- Meer mensen krijgen een diagnose, omdat er minder noodzakelijke criteria zijn dan voorheen.
- Mensen kunnen een diagnose krijgen terwijl dit (nog) niet het geval is.
- Sommige mensen verliezen hun diagnose. Dyslexie is verwijderd uit de DSM-5 als diagnostisch label.
- De DSM-5 wil diagnostische criteria in overeenstemming brengen met ontwikkelingen en kennis uit de neurowetenschap, terwijl er eigenlijk weinig bewijs voor is.
- De meeste mentale problemen zijn dimensionaal. Een cut-off score is nu dus erg arbitrair.
Betrouwbaarheid
Een test geeft steeds dezelfde resultaten wanneer de test afgenomen wordt bij verschillende personen in verschillende situaties.
Test-hertest betrouwbaarheid
In hoeverre een test dezelfde resultaten geeft wanneer de test twee keer bij dezelfde persoon wordt afgenomen.
Inter-beoordelaar betrouwbaarheid
Twee onafhankelijke beoordelaars geven dezelfde score op een test of interpreteren een score op dezelfde manier.
Interne consistentie
In hoeverre de verschillende items in een test aan elkaar gerelateerd zijn. Dit kan vastgesteld worden door Cronbach’s alfa.
Validiteit
Geeft aan of een test daadwerkelijk meet wat deze zegt te meten.
Concurrent validiteit
In hoeverre scores op de ene test hoog correleren met scores op een andere test die hetzelfde construct meet.
Face validiteit
Hoe goed te test een bepaald construct lijkt te meten op basis van hoe goed de items in de test bij het construct passen.
Voorspellende validiteit
De mate waarin de test in staat is de klinische psycholoog te helpen met het voorspellen van toekomstig gedrag en toekomstige symptomen van een cliënt.
Construct validiteit
Hoe goed de test aansluit bij hypotheses over het construct dat de test beoogt te meten.
Klinisch interview
De psycholoog doet een poging om zoveel mogelijk te weten te komen over de cliënt en zijn/haar problemen. Er worden vragen gesteld over de symptomen, het verleden van de cliënt en de huidige leef- en werksituatie.
Moeilijkheden tijdens het klinisch interview
- De cliënt houdt informatie achter
- Een cliënt heeft slechte zelfkennis en kan daardoor bepaalde vragen niet accuraat beantwoorden.
Gestructureerd interview
De vragen, de volgorde van de vragen en de informatie die verzameld moet worden zijn vooraf vastgesteld. SCID is een voorbeeld.
Ongestructureerd interview
Vrije vorm van interviewen waarbij de vragen, de volgorde van de vragen en de informatie die verzameld moet worden vooraf niet vaststaan.
Tekortkomingen van klinische interviews
- De betrouwbaarheid is laag.
- Het geslacht en afkomst van de psycholoog kunnen effect hebben op de antwoorden die een cliënt geeft.
- Cliënten hebben weinig zelfkennis, dus het ligt aan de vaardigheden van de psycholoog of de juiste informatie naar boven komt.
- Psychologen zijn soms biased en dit heeft gevolgen voor de conclusies die ze trekken.
- Cliënten met bepaalde stoornissen misleiden soms bewust een psycholoog of liegen.