H2: Patiënt perspectief op de impact van illness Flashcards

1
Q

Waar moeten individuen mee omgaan volgens het model van Morse & Johnson?

A
  • Onzekerheid
  • Verstoring
  • Streven naar herstel
  • Restauratie van het welzijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de stadia waar individuen door gaan als er een diagnose is gesteld?

A
  1. Ongeloof, schok en ontkenning
  2. Dysforie: insomnia, angst en depressie
  3. Optimisme en hoop
  4. Het ontwikkelen van langdurige copingsstrategieën
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Op welke manier kun je vermoeidheid benaderen?

A

Door te kijken naar de snelheid en kracht van fysieke bewegingen of door te kijken naar de hoeveelheid en kwaliteit slaap. Vermoeidheid is geassocieerd met verminderde QoL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Punishment beliefs

A

Overtuigingen van iemand dat een ziekte een straf is voor ongepast gedrag, bijvoorbeeld bij HIV. Dit kan geassocieerd zijn met depressie en een laag zelfvertrouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn onder andere problemen bij chronische ziektes?

A
  • Het verhoogt de prevalentie van depressie en angst
  • Het kan zorgen voor een gevoel van ‘verlies van jezelf’. Negatieve reacties van anderen kunnen ervoor zorgen dat mensen denken dat ze anderen tot last zijn.
  • Veel beperkingen in het leven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Anticiperende angst

A

Angst alleen al bij de gedachte om het ziekenhuis te betreden voor de behandelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het gefaseerd reactief proces bij doodgaan volgens Kubler-Ross

A

Eerst een schok en gevoelloosheid bij een terminale diagnose, vervolgens ontkenning. Tot slot is er acceptatie, maar velen bereiken dit niet eens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kunnen positieve dispositionele eigenschappen en positieve beoordelingen invloed hebben op de uitkomsten van een ziekte?

A

Optimisme is geassocieerd met minder ernstige pijn en verminderde vermoeidheid bij kankerpatiënten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoofdvoordelen van het behouden van positieve emoties volgens Frederickson

A
  • De promotie van psychologische veerkracht en effectievere probleemoplossingsvaardigheden.
  • Het verdrijven van negatieve emoties.
  • Het triggeren van een opwaartse spiraal van positieve gevoelens.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Post-traumatische groei

A

Het fenomeen waarbij individuen positieve psychologische veranderingen ervaren als een resultaat van een worsteling met stressvolle levensgebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vijf domeinen van positieve psychologische veranderingen

A
  1. Verbeterde persoonlijke relaties
  2. Grotere waardering van het leven
  3. Een gevoel van vergrote persoonlijke kracht
  4. Grotere spiritualiteit
  5. Een waardevolle verandering in prioriteiten en doelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Drie processen die resulteren uit de crisis van ziekte volgens Moos & Schaefer

A
  1. Cognitieve beoordeling: het individu beoordeelt de implicaties van de ziekte voor hun leven.
  2. Adaptieve taken: het individu moet ziekte-specifieke taken uitvoeren.
  3. Coping vaardigheden: copingsstrategieën die appraisal-focused of probleemgericht zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Veelvoorkomende eerste reactie bij de diagnose van een ziekte

A

Ontkenning. Op de lange termijn zal het echter voor negatieve uitkomsten zorgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Time X strategy interactioon

A

Verschillende strategieën worden gebruikt op verschillende momenten in het ziektetraject.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom worden voordelen van religieuze overtuigingen niet consistent gerapporteerd?

A

Mogelijk doordat we onderscheid maken tussen positieve religieuze coping (RC), negatieve RC, actieve RC en passieve RC.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welk effect heeft acceptatie van de ziekte?

A

Het heeft een positief effect op de gemoedstoestand, coping en op gezondheidsuitkomsten.

17
Q

Acceptatie van ziekte

A

De noodzaak erkennen om zich aan te passen aan chronische ziekten, terwijl het vermogen wordt waargenomen om de voorspelbare, onbeheersbare aard van de ziekte te tolereren en om te gaan met de nadelige gevolgen ervan.

18
Q

Primair doel van ziektebehandeling

A

Genezing of op zijn minst het verbeteren van de symptomen.

19
Q

QoL

A

Een individu’s algemene evaluatie over hun algehele levenservaring.

20
Q

HQoL

A

Kijkt hoe de algemene evaluatie van QoL wordt beïnvloed door oa symptomen en behandeling.

21
Q

Waar kan QoL door worden beïnvloed?

A

Fysieke en mentale gezondheid, mate van onafhankelijkheid, kwaliteit van sociale relaties, sociale integratie en persoonlijke, religieuze en spirituele overtuigingen.

22
Q

Factoren die QoL beïnvloeden

A

Demografie, gezondheidsconditie, behandeling en psychosociale factoren.

23
Q

Post-traumatische groei

A

Een sterkere waardering van het leven en maturatie. Dit komt door een diagnose in de kindertijd.

24
Q

Acht subschalen gerelateerd aan HQoL bij epilepsie

A

Algemene epilepsie impact, geheugen/concentratie problemen, attitudes richting epilepsie, fysiek functioneren, stigma, sociale support, schoolgedrag en algemene gezondheidspercepties.

25
Q

Wanneer heeft vermijdende coping een positief effect op QoL?

A

Bij situaties waar het individu geen controle over heeft.

26
Q

Waarom kan het meten van QoL belangrijk zijn?

A
  • Het kan informatie bieden over de impact van bepaalde ziektes op mensen?
  • Het kan informatie geven over de impact van een interventie, waardoor de beste interventie gevonden kan worden.
27
Q

Algemene maatstaaf voor QoL

A

Beoordeelt concepten die voor alle ziektegroepen relevant zijn.

28
Q

Generieke maatstaven voor QoL

A

Is specifiek voor de ziekte die wordt bestudeerd.

29
Q

Causale sequencing

A

Psychologische aspecten kunnen de gerapporteerde sociale, financiële en fysieke aspecten beïnvloeden en vice versa.

30
Q

BGA

A

Vraagt individuen om de (vijf) belangrijkste gebieden van hun leven te nomen. De vijf gebieden moeten gebieden zijn die worden beïnvloed door de gezondheidstoestand.

31
Q

Q-sort

A

Vraagt individuen om statements te sorteren op basis van hun prioriteiten.

32
Q

Nadelen aan het meten van QoL

A
  • Er is een limiet aan het aantal vragenlijsten dat kan worden opgelegd
  • Een goed onderzoeksinstrument kan misschien geen geschikt instrument zijn om in een klinische setting toe te dienen.
  • Het is soms niet representatief omdat er westerse steekproeven zijn gedaan. De concepten hebben niet in alle landen een gelijkwaardige betekenis.
33
Q

Waar moet je op letten bij het ontwerpen van een QoL of HQoL-instrument voor kinderen?

A

De items moeten overeenkomen met ervaringen, activiteiten en contexten die direct relevant zijn voor de leeftijd van de steekproef.

34
Q

Drie thema’s waar het proces van aanpassing aan dreigende gebeurtenis draait volgens Taylor

A
  1. Zoeken naar betekenis van de gebeurtenis
  2. Proberen om een soort controle over de gebeurtenis te krijgen
  3. Inspanningen leveren om het gevoel van eigenwaarde te herstellen.