H4: De behandeling van psychopathologie Flashcards

1
Q

Welke karakteristieken kunnen behandelingen voor psychopathologie hebben

A
  1. Opluchting van de distress door de symptomen
  2. Het bieden van zelfbewustzijn en inzicht in het probleem
  3. Het aanleren van copingsvaardigheden
  4. De oorzaken van psychopathologie identificeren en op te lossen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Palliatief effect

A

Vermindert de ernst van de symptomen en verlichten de distress. Dit biedt meestal geen inzicht in de problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Van welke factoren is de behandeling die wordt geboden voor een psychopathologie afhankelijk van?

A
  • De theoretische oriëntatie van de therapeut

- De aard van de psychopathologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Psychodynamische benadering

A

Onbewuste conflicten ontwikkelen vroeg in het leven. Een deel van de therapie is daarom gericht op het identificeren van levensgebeurtenissen die de onbewuste conflicten veroorzaakt kunnen hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Technieken die worden gebruikt door psychoanalisten

A

Vrije associatie, overdracht, droomanalyse, interpretatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vrije associatie

A

De cliënt wordt aangemoedigd om alle gedachten, gevoelens en beelden te verbaliseren die in hun gedachten komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Overdracht

A

De cliënt gedraagt zich tegenover de analist hoe hij/zij zich had gevoeld tegenover een belangrijk persoon in zijn/haar leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Droomanalyse

A

Onbewuste conflicten worden vaak onthuld in symbolische vormen in dromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Interpretatie

A

De psychoanalist moet de informatie van vrije associatie, overdracht en droomanalyse interpreteren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gedragstherapie

A

Focust zich op de behandeling van symptomen als een gedragsprobleem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Therapieën gebaseerd op de principes van klassieke conditionering

A

Extinction, exposure therapie, reciprocal inhibition, aversion therapie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Extinction

A

Als emotionele problemen zijn geleerd door klassieke conditionering, kunnen ze weer ongeleerd worden door de associatie tussen de angstuitlokkende signalen en de dreiging te verstoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Exposure therapie

A

Behandeling waarin mensen geholpen worden door geconfronteerd te worden met gebeurtenissen en stimuli relevant voor hun trauma en de symptomen ervan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Vormen van exposure therapie

A

Flooding, counterconditioning, systematic desensitisation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Flooding

A

De patiënt wordt herhaaldelijk blootgesteld aan de highly distressing stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Counterconditioning

A

Het gebruik van conditioneringstechnieken om een antagonistische reactie van de psychopathologie te behalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Systematic desensitisation

A

De cliënt overwint de angsten door stapsgewijze en systematische blootstelling aan de fobie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Reciprocal inhibition

A

Angst wordt geëlimineerd door de associatie tussen de signalen en de consequentie te verwijderen en om een reactie aan het angst-reducerende signaal te plakken die niet compatibel is met angst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Aversion therapie

A

Het conditioneren van een aversie op een stimulus waar het individu ongepast naar wordt aangetrokken (alcoholisme, drugs, etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Manieren waarop operante conditionering kan worden gebruikt in therapie

A
  • Om te kijken welke belonende of straffende factoren zorgen voor het behoud van ongepast gedrag
  • Om beloningen en straffen te gebruiken om nieuw en gepast gedrag te behalen
  • Om negatieve consequenties te gebruiken om problematisch gedrag te onderdrukken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Theorieën gebaseerd op de principes van operante conditionering

A

Functionele analyse, token economy, response shaping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Functionele analyse

A

De therapeut probeert consistenties tussen problematisch gedrag en de consequenties te identificeren. Zo kan de bekrachtiger worden herkend en worden verminderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Token economy

A

Personen krijgen tokens die ze later kunnen ruilen voor gewenste items.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Response shaping

A

Een procedure die gebruikt wordt om nieuwe gedragingen aan te moedigen die nog niet frequent genoeg worden vertoond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Behavioural self-control

A

Persoonlijk gebruik van de operante conditionering principes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Rational emotive therapy (RET)

A

Ellis heeft dit ontwikkeld om te benaderen hoe mensen zichzelf, hun leven en de wereld interpreteren.

27
Q

Uitgangspunt cognitieve therapie

A

Psychologische problemen zijn het product van foutief denken over de wereld.

28
Q

Cognitieve gedragstherapie

A

Een interventie voor het veranderen van gedachtes en gedrag.

29
Q

Karakteristieken van een CBT interventie

A
  1. De cliënt wordt aangemoedigd een dagboek bij te houden van gebeurtenissen en daarbij gedachtes.
  2. Irrationele, disfunctionele, biased gedachtes worden samen geïdentificeerd en uitgedaagd.
  3. Huiswerk in de vorm van gedragsexperimenten om te testen of de gedachtes en aannames accuraat en rationeel zijn.
  4. Cliënten worden getraind in nieuwe denkwijzen, gedragingen en reacties.
30
Q

Focus derde golf CBT

A

Mindfulness en acceptatie

31
Q

Mindfuness-based cognitive therapy (MBCT)

A

Nadruk op het behalen van een mentale staat gekarakteriseerd door de focus op het hier en nu en niet-oordelend bewustzijn. Zo wordt geleerd hoe om gegaan kan worden met stressoren en uitdagingen.

32
Q

Acceptance and commitment therapy (ACT)

A

Bestaat uit aspecten van mindfulness en uit de benadering van Skinner over het begrijpen van gedrag

33
Q

Verschil tussen ACT en andere CBT interventies

A

Bij CBT ligt de focus op het veranderen van gedachtes van mensen. Bij ACT gaat het enkel om het opmerken en omarmen van de gedachtes.

34
Q

Gemeenschappelijke factoren van humanistische therapieën

A
  1. Noodzakelijk een persoonlijke relatie tussen cliënt en therapeut.
  2. Het zijn holistische therapieën
  3. Therapie stelt cliënten in staat hun eigen beslissingen te maken en hun eigen problemen op te lossen.
  4. Therapeut-cliënt relatie wordt gezien als oprecht wederkerig.
  5. Het verhogen van emotioneel bewustzijn is cruciaal in het verminderen van psychologische distress.
35
Q

Twee componenten van empathie

A
  • Gevoelens van de cliënt begrijpen en ervaren

- Onvoorwaardelijke positieve waardering voor de cliënt

36
Q

Belangrijk kenmerk van client-centered therapy van Carl Rogers

A

Niet-directief; slechts een luisterend oor

37
Q

Doelen van familie therapie

A
  1. Het verbeteren van communicatie tussen familieleden
  2. Het oplossen van specifieke conflicten
  3. Het gebruiken van systeemtheorie om complexe relaties te begrijpen
38
Q

Systeemtheorie

A

De familie proberen te begrijpen als sociaal systeem

39
Q

Vaak voorkomende medicijnbehandelingen bij psychopathologie

A
  • Antidepressiva bij depressie of stemmingsstoornis
  • Anxiolytische medicijnen bij stress of angst
  • Anti-psychotische medicijnen bij psychose en schizofrenie
40
Q

Werking tricyclische antidepressiva

A

Verhoogt de hoeveelheid noradrenaline en serotonine beschikbaar voor synaptische transmissie.

41
Q

Selective Serotonin Reuptake Inhibitors (SSRIs)

A

Fluoxetine, sertraline, paroxetine en citalopram. Ze beïnvloeden selectief de opname van serotonine. Ze hebben minder bijwerkingen en zijn even effectief als tricyclische antidepressiva.

42
Q

Soorten angststoornissen

A

Specifieke fobideën, paniekstoornis, generalized anxiety disorder, OCD en PTSS.

43
Q

Werking benzodiazepines

A

Verhoogt het niveau van GABA bij synapsen in het brein. Langdurig gebruik kan zorgen voor afhankelijkheid van het middel. Wordt gebruikt bij angststoornissen.

44
Q

Werking serotonine-norepinephrine reuptake inhibitors (SNRIs)

A

Inhiberen selectief de heropname van noradrenaline en serotonine. Dit heeft minder bijwerkingen dan benzodiazepines en er is een kleinere kans op ontwenningsverschijnselen.

45
Q

Werking antipsychotica

A

Ze blokkeren dopaminereceptoren en verlagen de hoge niveaus van dopamine in de hersenen. Dit zorgt voor een verlaging in positieve symptomen. Voorbeelden zijn chloropromazine en haloperidol.

46
Q

Negatieve aspecten antipsychotica

A

Ongewenste bijwerkingen zoals hartproblemen of spierspasmen. Sommige mensen willen de medicijnen dan niet meer nemen.

47
Q

Waarom zou enkel het gebruik van medicijnen problematisch zijn?

A

`- Bij milde mentale problemen kan je een alledaags probleem veranderen in een medisch probleem

  • Bij langdurige voorschrijven kan een cliënt denken dat de symptomen onveranderlijk zijn en dat iemand afhankelijk is van medicijnen om te functioneren.
  • Medicijnen kunnen op lange termijn de stoornis juist verergeren.
48
Q

Wanneer kan groepstherapie voordelig zijn?

A
  • Als individuen hun problemen moeten oplossen in het bijzijn van anderen
  • Als individuen comfort en support nodig hebben van anderen
  • Als individuen therapeutisch voordeel ervaren van het observeren van anderen.
49
Q

Encounter groups

A

Vorm van groepstherapie waarbij therapie en zelfgroei wordt gestimuleerd door openbaring en interactie.

50
Q

Zelfhulpgroep

A

Vorm van groepstherapie waarbij mensen samen worden gebracht die hetzelfde probleem delen in een poging tot het delen van informatie en hulp aan elkaar.

51
Q

Counselling

A

Een professie dat doelt op het promoten van zelfgroei en productiviteit en het verlichten van persoonlijke problemen die een onderliggende psychopathologie kunnen reflecteren.

52
Q

Computerized CBT (CCBT)

A

Alternatief voor CBT. Er wordt gebruik gemaakt van een interactieve computer interface en een interatief spraakresponssysteem.

53
Q

Twee voorbeelden van CCBT

A

Beating the blues en fear fighter

54
Q

E-therapie

A

E-mail wordt de laatste tijd gebruikt als een integraal deel van de behandeling die geboden wordt.

55
Q

Voordelen van e-therapie

A
  1. Handig om de behandeling te monitoren en wekelijkse sessies te verbeteren
  2. De cliënt kan makkelijker contact zoeken omdat het veiliger kan voelen
  3. De cliënt kan meer open zijn via het internet
  4. De cliënt kan regelmatiger contact hebben
56
Q

Telepsychiatrie

A

Behandeling via de telefoon. Kan effectief zijn als een cliënt in een onbereikbaar gebied woont.

57
Q

Redenen om objectief te bepalen of therapieën succesvol zijn

A
  1. Psychologische stoornissen zijn distressing en we hebben een morele verplichting om de distress te verlagen.
  2. We moeten zeker weten dat er een langdurig effect is.
  3. Individuen met psychologische problemen zijn kwetsbaar en we moeten ervoor zorgen dat ze niet worden uitgebuit.
58
Q

Spontane remissie

A

Mensen met mentale problemen worden met de tijd beter, zonder therapie.

59
Q

Befriending

A

Een controle conditie, waarbij de therapeut empathisch en non-directief probeert te zijn. Sommige mensen verbeteren in symptomen als ze gewoon over hun problemen kunnen praten.

60
Q

Randomized controlled trials

A

Een procedure die effectiviteit van de behandeling vergelijkt met een verscheidenheid aan controle condities en met andere vormen van behandeling. Proefpersonen worden random toegewezen.

61
Q

Condities van RCTs

A
  • Een geen behandelingsgroep of wachtlijst controlegroep
  • Een verwachting en relatie controlegroep om te controleren voor placebo effecten en effecten door contact met de therapeut
  • Een comparatieve behandelgroep waarin de therapie vergeleken kan worden met een alternatief.
62
Q

Praktische beperkingen aan RCTs

A
  1. Proefpersonen verlaten soms het onderzoek, in sommige condities meer dan in andere
  2. RCTs zijn duur en tijdrovend
  3. Mensen worden random toegewezen, dus voorkeuren worden niet in acht genomen
  4. Bias doordat de onderzoeker vaak een voorkeur heeft en dit is in de resultaten terug te zien.
  5. Commerciële interesse kan geassocieerd zijn met of een RCT gepubliceerd wordt.
  6. RCTs vertellen vaak niet hoeveel mensen hersteld zijn of klinisch significant zijn.
63
Q

Dodo Bird Verdict

A

Impliceert dat alle psychotherapieën effectiever zijn dan geen behandeling. Ze zouden equivalente voordelen produceren.