H3 - Stress; meaning, impact and sources Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Strain

A

Spanning: de (negatieve) reactie op het meemaken van een stressor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Stressor

A

Een externe gebeurtenis die stressvol kan zijn (stimulus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Transactions

A

Voortdurende actieve wisselwerking (met bijbehorende aanpassingen) tussen mens en omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cognitieve appraisal (beoordeling)

A

Cognitieve beoordeling van een potentieel stressvolle situatie, inclusief mogelijke reacties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Primaire appraisal

A

bedreigt de eis fysieke/psychologische integriteit (persoonlijkheid)?
- relevant
- goed
- stressvol? (harm-loss, threat, challenge)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Secundaire appraisal

A

Welke middelen zijn er om aan deze eis te voldoen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Vicarious transaction

A

Meeleven met anderen onder stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Factoren appraisal

A

Persoon (intellect, motivatie, persoonlijkheid)
Omgeving (situaties met hoge/dreigende eisen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Reactivity

A

Hoeveel ons lichaam reageert op een stressor of strain (fight/flight)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

GAS

A

Alarm, resistance, exhaustion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Alarm

A

Mobiliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Resistance

A

Weerstand en aanpassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Exhaustion

A

Uitputting door langdurige of chronische stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Allostatic load

A

Cummulatieve physiologische effect op stress
- hormonen, bloeddruk, immuunfunctie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fear

A

Discomfort & arousal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fobie

A

intens, irrationeel, associatie met gebeurtenis/situatie

17
Q

anxiety (ongerust)

A

vaak ongemak, slecht voorgevoel, niet specifiek

18
Q

Stress meten

A

Psychologische arousal:
- polygraaf
- biochemische analyse

19
Q

Arousal

A

opwinding; positief of negatief

20
Q

Catecholaminen en corticosteroïden

A

Hormonen die een rol spelen bij onder andere stress (adrenaline)

21
Q

Cognitie

A

De activiteit van het weten: vergaren, organiseren en gebruiken van kennis

22
Q

Distress

A

= strain: (negatieve) reactie op stressoren

23
Q

(nor)adrenaline

A

Twee belangrijke hormonen behorende tot de catecholaminen

24
Q

Coping

A

De manier waarop mensen om proberen te gaan met de stress die ze ervaren

25
Q

Actieve versus passieve coping

A

Probleemgericht oplossingen bedenken en iets veranderen
‘Afleiding’ om comfortabel te voelen (eten, shoppen)

26
Q

Stress

A

Toestand die ontstaat wanneer de persoon-omgeving-transacties ervoor zorgen dat iemand een misverstand (echt of niet) waarneemt tussen de eis van de omgeving en zijn eigen sources (middelen)

27
Q

Indeling stressoren

A
  • persoonlijk (interne conflicten)
  • familiesituatie
  • gemeenschap
28
Q

Interne conflicten

A

Approach/approach ++
Approach/avoidance + met een kleine min
Avoidance/avoidance - -