H11 - The nature and symptoms of pain Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Pijn

A

Sensorische en emotionele ervaring van ongemak, meestal geassocieerd met werkelijke weefselschade of irritatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten pijn

A

Diep in het lichaam en dof VS. Op de huid en scherp. Hangt af van oorzaak en duur pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dimensies pijn

A

Organisch VS psychogeen
Acuut VS chronisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Organische pijn

A

Duidelijk gelinkt aan druk of schade weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Psychogene pijn

A

Geen medische oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Somatic symptom disorder

A

Langdurige pijn als deel van absurde zorgen voor fysieke gezondheidssymptomen. Geen oorzaak voor symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Acute pijn

A

Tijdelijke pijnlijke conditie <3 maanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Chronische pijn

A

> 3 maanden
- Hogere levels van angst
- Hopeloosheid
- Recurrent, Intractable, Progressive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Chronische pijn afhankelijk van

A
  • Slaap
  • Goed/kwaadaardigheid pijn
  • Continue pijn/episodes van pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Chronic-recurrent pain

A
  • Goedaardig
  • Episodes
    bvb migraine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Chronic-intractable pain

A
  • Goedaardig
  • Continue
  • Varierende intensiteit
    bvb rugpijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Chronic-progressive

A
  • Kwaadaardig
  • Continue
  • Steeds erger
    bvb kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Pijnperceptie

A
  • Geen specifieke receptorcellen voor alleen pijn
  • Is reactie op verschillende soorten stimuli: temperatuur, mechanisch etc.
  • Sterke emotionele respons
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Lichaamsreactie pijn

A
  1. Nociceptoren reageren op fysische (druk), chemische (bvb serotine) of thermische prikkeling.
  2. Sociale afferente perifere vezels (A-delta en C) vervoeren pijnsignalen via ruggenmerg naar hersenen
  3. Singalen A naar sensorisch en motor, C naar hersenstam en prefrontaaal
  4. Actie en verandering mood
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Nociceptoren

A

Afferente zenuwuiteinden die zorgen voor de waarneming van schadelijke uitwendige invloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

A delta pijnvezels

A

Scherpe acute pijn: motor + zintuigelijk gebied hersenen = direct in actie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

C pijnvezels

A

Doffe, langdurige pijn: brainstem _ forebrain = mood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verwezen pijn

A

Pijn die op een andere plaats in het lichaam wordt gevoeld dan daar waar de oorsprong van de pijn is (bvb orgaanpijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Neuropathic pain

A

Schade aan perifere zenuwen na ziekte, lokaal is er geen aanwijsbare oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Neuralgie

A

Zenuwpijn in gebied van een gevoelszenuw, episodes van pijn
- Trigeminal neuralgie: spasmes in gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Causalgia

A

Hevige, onvoorspelbare pijn in het uitbreidingsgebied van een gevoelszenuw, meestal na verwonding in omgeving van de zenuw. Door minieme stimuli

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Fantoompijn

A

Hallucinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Pijn & klassieke conditionering

A

Vermijden van pijn. Bij chronische pijnpatenten: hypersensitief
Uitzondering: masochisme: houden van pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Vroege theorieën pijn: specifity theory

A

Het lichaam heeft een afzonderlijk sensorisch systeem voor het voelen van pijn, net zoals voor horen en zien. Centrale zenuwbanen die naar speciale gebieden in de hersenen lopen. Niet correct

25
Q

Vroege theorieën pijn: Pattern theory

A

Pijn wordt veroorzaakt door overmatige prikkeling van niet-specifieke zenuwvezels die op hun beurt een patroon van impulsen genereren dat als pijn ervaren wordt. Niet correct.
- Pijn stimuli moeten intens zijn

26
Q

Waarom vroege theorieën niet correct

A

Geven geen verklaring voor de psychologische beïnvloeding van pijn

27
Q

Gate-control theory of pain

A

Gating mechanism in ruggenmerg regelt als een ‘poort’ de transmissie van zenuwsignalen (door ervaring van pijn)
- A-BETA vezels kunnen de signalen van de pijnvezels (A-delta en C) inhiberen = poort sluiten –> zwakker pijnsignaal
- Hogere processen zoals emoties, aandacht en cognities hebben via afdalende banen een regulerende invloed op de transmissie van het pijnsignaal en dus op de poort.

28
Q

Factoren die open en sluiten gate beïnvloeden

A
  • Hoeveelheid activiteit van 1. Pijnvezels (open)
  • Hoeveelheid activiteit 2. Andere perifere vezels (A-vezels: dicht bvb wrijven)
  • Berichten uit hersenen: herstam en cortex kunnen gate openen/sluiten voor input vanuit alle regio’s lichaam (angst/opwinding)
29
Q

Stress-induced pain reduction

A

De gate sluit kort na een stressvolle gebeurtenis

30
Q

Melzack: neuromatric

A

Een neuraal netwerk in de hersenen dat info uit zintuigen, cognitieve en emotionele gebieden van de hersen en stressregulerende systemen integreert

31
Q

Bewijs gate control theory

A
  • Elektrodes in periaqueductal gray = analgesia (geen pijn)
  • Morfine is een pijnstiller doordat het de hersenstam activeert die vervolgens impulsen naar het ruggenmerg stuurt
32
Q

Neurochemische transmissie: Stimulation-Produced Analgesia (SPA)

A

Stimulatie hersenstam door neurotransmitter Substance P veroorzaakt ongevoeligheid voor pijn.

33
Q

Neurotransmitter Substance P

A

Wordt uitgescheiden door pijnvezels/ Bij verhindering: SPA (geen pijn)

34
Q

Stimulatie periaqueductal gray

A

Impuls hersenstam –> ruggenmerg –> serotine activeert ‘inhibitory interneurons’ –> scheiden endorfines uit –> verhindering van vezels om Substance P los te laten

35
Q

Endorfine

A

Natuurlijk geproduceerde pijnstiller: endogenous opioid
- Bij chronische pijn: gebrekkig systeem hiervan

36
Q

Neurotransmitters kunnen natuurlijke pijnstiller zijn, maar:

A

Neurotransmitters hebben verschillende effecten op korte of langdurige pijn. Bvb morfine: tolerantie voor kort, niet voor lang

37
Q

Leren van pijn door

A

Cues en gevolgen

38
Q

Pijn beïnvloedt gedrag

A
  • Gezicht/auditief
  • Verstoorde lichaamshouding
  • Negatief Affect :(
  • Vermijding activiteiten
39
Q

Gedrag en pijn: ziekterol, versterkt door

A

Operante conditionering: ‘secondary gains’

40
Q

Reinforcement pijn

A

Sociale aandacht = erger

41
Q

Pijn + emotie = … proces

A

Cognitief

42
Q

Coping strategieën chronische pijn

A
  • Covert: afleiding en hopen
  • Overt: relaxen en medicatie
  • Catastroferen
  • Maladjustment
    –> Werken niet
43
Q

Coping pijn wel effectief:

A

Pijn acceptatie

44
Q

Beoordelen van pijn 3

A
  • Zelfrapportage
  • Gedragsmatige beoordeling
  • Psychofysioloigsche metingen
45
Q

Beoordelen pijn: Zelfrapportage methodes

A
  • 3 schalen: visueel, verbaal, numerical (en dit herhalen)
  • Pijndagboek
  • Pijnvragenlijsten
46
Q

Pijnvragenlijsten

A
  • McGill Pain questionnaire: woorden voor pijn kiezen
  • Melzack 3 dimensies: affectief (emotioneel, motivationeel), zintuigelijk (soort pijn), evaluatief (hoe is de pijn)
47
Q

Beoordelen pijn: Gedragsbeoordeling

A
  • Lab = Pain behavior scale (10 gedragingen beoordelen op schaal)
  • Field = Familie oordeelt
48
Q

Beoordelen pijn: Psychofysiologische metingen

A

Pijn = zintuigelijk + emotioneel –> verandering psychologische activiteit
- EMG: spierspanning + pijnintensiteit
- EEG: verschillende grootte potentialen in hersenen
- Autonome activiteit (hartslag): werkt niet want gaat meer over pijnwaardering dan stimulus

49
Q

Pijn beoordelen bij kinderen

A
  • Zelfde pijnuitdrukkingen
  • Huilen klinkt anders
  • Geen worden dus gedrag
  • Pediatric Pain Questionnaire: beoordeling pijn + psychosociale effecten
50
Q

Algogeen

A

Pijn veroorzakend

51
Q

Analgesie

A

Ongevoeligheid voor pijn

52
Q

Analgeticum/Analgesic

A

Pijnopheffend geneesmiddel

53
Q

Benign pain

A

Goedaardige pijn

54
Q

Ischemie

A

Plaatselijke bloedeloosheid door belemmering van bloedtoevoer, bvb door embolie

55
Q

Maligne

A

Kwaadaardige pijn

56
Q

Myofasciale pijn

A

Pijn in spieren van hoofd, nek en soms rug

57
Q

Hoe onderscheidt Gate Control Theory zich van andere theorieën?

A
  • Perceptie en ervaring ipv puur sensatie
  • Pijn wordt bepaald door centrale en perifere vezels
  • Actief proces ipv passief
  • Variatie in pijnperceptie door mate poort open of dicht
  • Verschillende factoren betrokken, niet alleen fysieke oorzaak
  • Pijn is combi van fysiek en psychologisch
  • Interactie tussen lichaam en geest
58
Q

Invloed van chronische pijn op psychisch welbevinden?

A

Neurotisch profiel op MMPI schaal = hogere scores op angst, depressie en hypochondrie, ongeacht of het organische of psychogene pijn is –> hulpeloosheid en catastrofaal gedichtenpatroon –> depressie/meer pijn