H1 - An overview of psychology and health Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Illness/wellness continuum

A

Gezondheid is alle toestanden van je lichaam behalve dood. Op fysiek, psychologisch en sociaal niveau. Er is overlap tussen ziekte en gezond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Illness in de past decades

A

Vroeger vooral infectie en dietary ziekten. Opgelost door verandering van leefstijl. Daardoor levensverwachting ook langer. Nu vooral oude mensen dood omdat deze langer in leven blijven en vatbaarder zijn voor ziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Viewpoints history: Grieken, middeleeuwen, renaissance

A

Grieken: humoral theory, mind body problem.
Middle Ages: kerk weerhield wetenschap. Want mens en dier heeft ziel dus is apart van de gewone natuurwetten, demonen verdrijven.
Renaissance: Mens mag individuele ideeen hebben, Descartes: mens dood = geen ziel, body = machine: hoe actie en gevoel ontstaat, body & mind communiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Biomedial model

A

Ziekte is onderbreking in fysiologische proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gezondheidspsycholoog

A

Preventie van ziektes
Leren omgaan met ziektes
Stimuleren van een gezonde leefstijl
Met behulp van interventies die inspelen op factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Positieve psychologie

A

Hoe ga je om met sociale, fysieke en psychologische uitdagingen in het leven (zelfmanagement)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom doen mensen dingen die niet goed voor hun zijn?

A
  • Geen zicht op lange termijn effecten
  • Ongezonde dingen zijn verslavend
  • Sociale druk
  • Gewoontes
  • Niet bewust van de gevaren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de link tussen persoonlijkheid en ziektes?

A

Sommige persoonlijkheden zijn vatbaarder voor specifieke ziektes (onzeker = angstig). Persoonlijkheid heeft dus invloed op ziekte. Ziekte kan ook invloed hebben op persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Psychoanalyse van Freud

A

Fysieke problemen die niet van organische oorsprong waren. Symptomen worden geconverteerd uit onbewuste emotionele conflicten = conversion hysteria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Psychosomatische medicijnen

A

Symptomen zijn niet ingebeeld, maar zowel lichaam als geest zijn betrokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Behavioral medicine

A

Behaviorism:
Klassieke conditionering: uitlokken associatie
Operante conditionering: gedragsveranderingen door gevolgen zoals beloning of straf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Doelen gezondheidspsychologie

A
  1. Gezondheid bevorderen/behouden
  2. Ziekte voorkomen/behandelen
  3. Oorzaken/diagnostische correlaten van gezondheid
  4. Ziekte en gerelateerde functie indentificeren
  5. Analyseren en verbeteren zorgstelsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de verschillen tussen psychosomatische, gedrags en gezondheidsgeneeskunde?

A

Psycho: artsen verbonden met medische disciplines
Gedrags: interventies zonder medicijnen/operaties
Gezondheids: levensstijl/emotionele processen veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Biopsychosociaal perspectief

A

Verbondenheid van biologische, sociale en psychologische factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de rol van biologische factoren?

A

Genetische en materialen processen waardoor we karakteristieken erven van onze ouders. En de structuur en functie van iemands lichaam. Efficient, effectief en gezond functioneren hangt af van hoe componenten met elkaar samenwerken en integreren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de rol van psychologische factoren?

A

Gedrags en mentale processen:
- Cognitie: perceptie, leren, herinneren, denken, interpreteren, geloven, problemen oplossen.
- Emotie: subjectief gevoel dat onze gedachten, gedrag en fysiologie beïnvloedt en erdoor beïnvloedt wordt.
- Motivatie: het proces waardoor iemand aan een taak begint, richting kiest en ermee doorzet

17
Q

Wat is de rol van sociale factoren?

A

Beïnvloeding door interactie met elkaar. Relaties met anderen, samenleving en cultuur kan toekomstige gezondheid beïnvloeden.

18
Q

Wat is een holistische benadering?

A

Alle aspecten in lichaam en leven hebben invloed op iemands ziekte en gezondheid = geheel

19
Q

Systemen die veranderen?

A

Biologisch: eerst groei, dan degeneratie
Psychologisch: cognitie, kennis en denkvermogen verbeteren

20
Q

Mortaliteit, morbiditeit, prevalentie, incidentie, epidemie

A

Mortaliteit: overlijden
Morbiditeit: ziekte of handicap
Prevalentie: gevallen met een bepaalde aandoening op een bepaald moment
Incidentie: nieuwe gevallen binnen een bepaalde periode
Epidemie: frequentie van ziekten

21
Q

Wat is de rol van sociale factoren?

A
  • beïnvloedt interactie
  • relaties cultuur, samenleving bepaalt toekomstige gezondheid
22
Q

Holistische benadering

A

Alle aspecten in het lichaam en leven hebben invloed op ziekte en gezondheid. Het is een geheel.

23
Q

Mortaliteit

A

Sterfte

24
Q

Morbiditeit

A

Ziekte

25
Q

Prevalentie

A

Aantal gevallen met een bepaalde aandoening op een bepaald moment

26
Q

Incidentie

A

Het aantal nieuwe gevallen waarbij een aandoening optreedt in een bepaalde tijdsperiode

27
Q

Epidemiologie

A

Wetenschap die de frequentie van een ziekte bestudeert

28
Q

Congenitale afwijkingen

A

Afwijkingen en ziekten ontstaan door geboorteafwijkingen of abnormale groei en ontwikkeling

29
Q

Etiologie

A

Wetenschap die de oorzaken van ziekten bestudeert

30
Q

Pineal gland/epifyse/pijnappelklier

A

Hormoonklier in de hersenen