H2, deel 1 Flashcards
psychosociale ontwikkeling
Een benadering van ontwikkeling die de veranderingen omvat in de manier waarop we aankijken tegen onze interacties met anderen, tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf al leden van de maatschappij.
Behavioristisch perspectief
- Benadering van ontwikkeling waarbij men ervan uitgaat dat waarneembaar gedrag en externe stimuli in de omgeving cruciaal zijn voor het begrijpen van de ontwikkeling van het individu.
- bestuderen van buitenaf (exogeen)
- Binnen het behavioristisch perspectief is omgeving (nurture) belangrijker voor de ontwikkeling dat erfelijkheid (nature).
gedragsmodificatie
een formele techniek om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en van ongewenst gedrag te verlagen
Sociaal-cognitieve leertheorie
Benadering van ontwikkeling waarin de nadruk ligt op leren door het gedrag van een ander persoon (een model) te observeren.
Gedrag aanleren is dus geen kwestie van
straf en beloning, zoals bij operante conditionering, maar van observeren. (Bandura)
cognitief perspectief
- richt zich op de processen die mensen in staat stellen de wereld te leren kennen, te begrijpen en erover na te denken
- Piaget meende denken = schema’s
schema’s
georganiseerde mentale patronen die bepaalde gedragingen of acties vertegenwoordigen
adaptie van kinderen verklaren door 2 basisprincipes
- Assimilatie
- Accommodatie
Assimilatie
is het proces waarbij mensen een ervaring interpreteren binnen hun huidige cognitieve ontwikkelingsstadium en denkwijze
Accommodatie
erwijst naar veranderingen in bestaande manieren van denken in reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen
Piagets 4 fase in cognitieve ontwikkeling
Sensomotorisch (0-2)
Pre-operationeel (2-7)
Concreet-operationeel (7-12)
Formeel-operationeel (12+)
Sensomotorisch
- Piagets fase 1
Ontwikkeling van objectpermanentie (idee dat mensen/objecten bestaan, ook al zijn ze niet zichtbaar); weinig tot geen vermogen om dingen symbolisch weer te geven
Pre-operationeel
- Piagets fase 2
Ontwikkeling van taal en symbolisch denken; egocentrisch denken
Concreet-operationeel
- Piagets fase 3
Ontwikkeling van verduurzaming (idee dat kwantiteit niet gerelateerd is aan fysieke verschijning, dus dat een bol klei evenveel klei kan bevatten als een grote
‘pannenkoek’ van klei);
-kennis van het concept van omkeerbaarheid.
Formeel-operationeel
- Piagets fase 4
Ontwikkeling van logisch en abstract denken
Critiek op 4 fase Piaget
- groei veel meer continueproces
- tegen perspectief = informatieverwerkingstheorie
informatieverwerkingstheorie
Het is een benadering van cognitieve ontwikkeling waarbij men probeert te achterhalen op welke manieren mensen informatie opnemen, gebruiken en opslaan
- obv kwantitatieve verandering (piaget kwalitatief)
- heet ook wel Neo-Piagetiaanse theorie
- ervaring speelt grote rol
nadelen informatieverwerkingstheorie
- weinig aandacht voor creativiteit -beste ideeën van onlogisch onlineair ontwikkelt
cognitieve neurowetenschap
- de meest recente toevoegingen aan de reeks theorieën binnen de ontwikkelingspsychologie
- via de hersenprocessen naar cognitieve ontwikkeling kijkt
nadeel: vooral beschrijven NIET verklaren
Systemisch perspectief
- kijkt naar de relatie tussen individuen en hun fysieke, cognitieve, persoonlijkheids- en sociale wereld
Bio-ecologisch model
- onderdeel Systemisch perspectief
- Model dat uitgaat van 5 omgevingsniveaus die elk biologisch organisme gelijktijdig beïnvloeden
welke 5 omgevingsniveaus uit Bio-ecologisch model beïnvloeden organisme gelijktijdig beïnvloeden
Bronfenbrenner
- microsysteem (dagelijkse omgeving)
- mesosysteem
- exosysteem
- macrosysteem
- chronosysteem
-microsysteem
-is de dagelijkse, directe omgeving waarin kinderen leven.
-Het is het niveau waarop de traditionele ontwikkelingspsychologie zich voornamelijk
richtten
- familie, school, leeftijdsgenoten, gezondszorgen
-mesosysteem
- zorgt voor connecties tussen de
verschillende aspecten van het microsysteem.
Het benadrukt de directe en indirecte invloeden die ons met elkaar verbinden. - schakels kinderen aan ouders, leerling aan leraar
-exosysteem
- staat voor de algemenere invloeden.
- Het omvat sociale instituties, zoals de plaatselijkeoverheid, de gemeenschap, scholen, kerken en de plaatselijke media.
-macrosysteem
- vertegenwoordigt de overkoepelende culturele invloeden waaraan een individu blootstaat.
- overheden, religieuze systemen, cultuur
-chronosysteem
- ligt ten grondslag aan alle andere systemen.
- Het heeft betrekking op de invloed van het verstrijken van de tijd, inclusief historische gebeurtenissen en geleidelijke historische veranderingen op de ontwikkeling van kinderen.
- bv aanslag twin towers, vrouwen steeds meer buitenhuis werken
voordelen Bio-ecologisch model
- belicht onderlinge samenhang tussen factoren invloed op ontwikkeling
- ontslag ouder (mesosysteem) effect op micriosysteem kind
- ouders beïnvloeden niet alleen hun kinderen maar ook andersom
- benadrukt belang algemne culturele factoren die invloed hebben
nadelen Bio-ecologisch model
- weinig oog voor biologische factoren
Socioculturele theorie
- Vygotsky
- Benadering waarbij de nadruk ligt op het verloop van de cognitieve ontwikkeling als resultaat van sociale interacties tussen leden van een cultuur
- kinderen leren wereld te begrijpen via probleemoplossende interacties met volwassenen en andere kinderen
wederzijdse transactie
ontwikkeling een is tussen de mensen in de omgeving van het kind en het kind zelf.
mening over Vygotsky’s theorie
- steeds meer invloed
- Kinderen ontwikkelen zich niet in een cultureel vacuüm; hun aandacht wordt door de maatschappij bepaalde richtingen gestuurd
- Nu de hedendaagse samenleving steeds multicultureler wordt, geeft de socioculturele theorie ons inzicht in de vele verschillende invloeden die bepalend zijn voor onze ontwikkeling.