H2 Flashcards
Aanmaak noradrenaline
In bijniermerg en locus coeroleus
Tyrosine –> enzym –> dopamine –> enzym beta hydroxylase –> NE
Functie NE
Neurotransmitter: Arousal, waakzaam, geheugen, focus, onrust, angst
Hormoon: Hartslag, bloeddruk, ademhaling, vasoconstrictie, glucose, bloed naar skeletspieren, ledigen blaas en darmen
Receptoren adrenaline
Alfa1: Vasoconstrictie
Alfa 2: negatieve feedback
Beta 1: Hartslag- en kracht
Beta 2: bronchodilatatie; vasodilatatie
Hypofyse
Pituitary gland:
Posterior: directe afgifte oxytocine, vasopressine (ADH, AVP)
Anterior: 3 stappen via hypothalamus hypofyse portaalsysteem
Mono-amines:
Bestaan uit 1 aminozuur
Schildklierhormoon
Catecholamines (uit tyrosine: dopamine, NE, AD)
Serotonine & melatonine
Peptide hormoon
Wateroplosbaar
Eiwit
LH & GH
Insuline
Oxytocine
Vasopressine
Steroïden
Komen van cholesterol
Veroplosbaar
Cortisol
Oestrogeen
Testosteron
Progesteron
Autocrien
Effect op eigen cel: NO voor vaatverwijding
Paracrien
Effect in directe omgeving: cytokines
Endocrien:
Via bloed, elders effect
Bijnier
Adrenal gland
Medulla: merg; NE
Cortex: schors; cortisol
Hormoonklieren (6x)
Hypothalamus
Hypofyse
Bijnieren
Eierstokken/testikels
Schildklier
Pancreas
Een hydrofiele stof moet binden aan
Membraan-bound protein (om door cel te komen)
Een hydrofobe stof moet binden aan een
Carrier protein (om door bloed te reizen)
Genomic receptors
Cortisol bindt aan nucleair receptor –> DNA transcriptie –> aanmaak eiwitten
Mineralcorticoïde receptor en glucocorticoïd receptor