H16: oligopolie Flashcards

1
Q

oligopolie

A

eigenschappen:

  • klein aantal grote producenten
  • strategische interactie (bij elke actie rekening houden met verwachte reactie van concurrent)
  • kan richting volkomen concurrentie gaan of kartelvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

concentratie index

A

Cumulatief aandeel van de X grootste bedrijven in de totale omzet in een markt

Bv. ABInBev & Heineken samen bijna 70% van de omzet van de biermarkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

korte termijn oligopolie

A

hoe dichter bij punt van Cournot (evenwicht monopolie) hoe meer kartelvormig, hoe dichter bij evernwicht perfect concurrentie, hoe competitiever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Evenwicht oligopolie

A

= stabiele situatie waarbij consumenten en producenten tevreden zijn en hun beslissingen niet langer willen aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Nash evenwicht

A

= een situatie waarin economische agenten die met elkaar interageren allemaal individueel hun beste strategie kiezen gegeven de keuzes van alle andere agenten dus heeft niemand er voordeel bij om nog van strategie te veranderen

zie afbeelding voor payoff matrix

uitelg: beide geen campagne = beide meer winst, waarom toch doen

als slecht 1 adverteert, slecht voor de andere

Definitie evenwicht = beste strategie als de ander zijn/haar strategie gekend is

Niet-niet adverteren voldoet hier niet aan

Nash is dus: wel-wel adverteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

kartel

A

Gedrag van producenten in een oligopolistische markt waarbij ze zich gezamenlijk gedragen als een monopolist door middel van coördinatie van productie en prijszetting

onderscheid:

  1. prijskartel: concrete prijsafspraken in een bepaalde markt
  2. Productiekartel: productieafspraken om samen een hogere prijs (de monopolieprijs) te verkrijgen (bijvoorbeeld OPEC)
  3. Distributiekartel (samen de markt verdelen)

=/= nash evenwicht, hebben de neiging uit elkaar te vallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

bertrandcompetitie

A
  • veronderstelt identieke producten
  • 2 concurrenten kiezen hun prijs
  • degene met de laagste prijs zal de hele marjt bedienen
  • degene met de hoogste prijs zal niets verkopen
  • geen nash evenwicht mogelijk wel race to the bottom
  • dus krijg je een perfecte concurrentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cournot competitie

A
  • 2 concurrenten kiezenhoeveelheid
  • P hangt af van vraag en aanbod
  • producent A probeert aanbod producent B te schatten en reageert daarop
  • vice versa voor producent B
  • er zal een evenwicht zijn wanneer beide reactiefuncties elkaar snijden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

prijsleiderschap (bij niet samenwerkend-kartel)

A

1 producent is de prijsleider, hij is de grootste en goedkoopste

als hij de prijs veranderd zal de rest volgen

hoe kan producent 1 winst maximaliseren?

  • bestuderen van aanbod van concurrenten en kosten dus inschatten
  • Vraag van prijsleider = vraag totaal - anbod van concurrenten
  • zet winstmaximaliserende prijs

vb: AB Inbev; Belfius, BNP Paribas Fortis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly