H14: monopolie Flashcards

1
Q

monopolie

A

Een marktvorm waarbij er slechts één producent-aanbieder van het goed is en waarbij geen dichte substituten voor het goed beschikbaar zijn

de verkoper is dus een prijzetter

→ monopoliemacht (komt niet veel voor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

ontstaan monopolies

A
  • natuurlijke barriëres (een bedrijf is door bv innovatie efficiënter in het produceren van een product)
  • wettelijke barriëres (exclusief recht om een goed te produceren gegeven door de overheid)
  • eigendomsbarriëres (bedrijf heeft als enige toegang tot een hulpbron)
    • vb: China voor delven van neodymium
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

natuurlijke monopolies

A
  • ontstaan als er positieve schaaleconomieën zijn over het hele relevante bereik van de productie (de gemiddelde kosten dalen naarmat de schaal stijgt)
  • de grootste producent is dus steeds de goedkoopste
  • hij kan daardoor altijd goedkopere prijzen stellen
  • iedereen koopt bij dit bedrijf en daardoor blijft dit bedrijf als enige over
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

beslissing productie en prijs bij een monoplolie

A
  • enige producent
  • wordt geconfronteerd met dalende vraagcurve
  • kan prijs veranderen om omzet te veranderen
    *
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opbrengsten monopolist

A

TO = aQ - bQ²

GO = a - bQ

MO = ΔTO/ΔQ = a - 2bQ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

marginale opbrengsten monopolsit

A
  • Dalende vraagcurve: MO liggen steeds lager bij een nieuwe prijs -> extra opbrengsten worden dus deels teniet gedaan door een minderopbrengst die voortvloeit uit een prijsdaling van alle voorgaande eenheden = de trade-off van een monopolist
  • Wijziging TO onderhevig aan
    • Hoeveelheidseffect = TO nemen toe door een extra eenheid te verkopen
    • Prijseffect = TO nemen af door de prijsdaling die van toepassing is op alle verkochte eenheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

winstmaximalisatie

A

MO = MK (idem als perfecte concurentie) = punt A

stippellijn van punt A tot vraagcurve → punt van Cournot

monopoliewinst voor monopolie stippelijn van punt van cournot tot snijding GTK curve = TO - TK = (GO-GTK) x Q

mark up = P - MK = soort belasting voor de monopolist ipv overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

economische winst bij een monopolie

A
  • er is economische winst zolang de prijs groter is dan de GTK
  • economische winst = winst bovenop normaal rendement op kapitaal of = Totale opbrangst - opportuniteitskosten
  • bij een monopolie kan er wel economische winst zijn op lange termijn (bij perfece concurrentie niet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welvaartsverlies monopolie

A

in tegenstelling tot competitieve bedrijven vraagt een monopolist een prijs die hoger is dan de marginale kost → onwenselijk voor consumenten, wenselijk voor producenten

CS en PS vergelijken met perfecte concurrentie:

  • CS bij perfecte concurrentie: A + B + C
  • CS bij monopolie: A
  • PS bij perfecte concurrentie: D + E + F
  • PS bij monopolie: A + B + D + F
  • welvaartsverlies: -C - E
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

prijsdiscriminatie

A

Verschillende prijzen hanteren ten opzichte van verschillende consumenten zonder dat de productiekost verschillend is

waarom? Meer PS

voorwaarden prijsdiscriminatie

  • Producent is prijszetter: niet noodzakelijk monopolist, wel marktmacht
  • Producent kan verhinderen dat goederen worden doorverkocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Perfecte prijsdiscriminatie

A

prijsdiscriminatie van de eerste orde = de monopolist rekent elke consument de prijs aan die precies gelijk is aan zijn/haar betalingsbereidheid

gevolg: welvaartsverlies ten gevolge van monopolie verdwijnt, maar enkel als als we niet geven om de verdeling van de welvaart, is deze uitkomst te verkiezen boven de standaard monopolie-uitkomst (gebeurt (bijna) nooit in de praktijk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

indirecte prijsdiscriminatie

A

van de tweede orde = verschillende prijspaketten aanbieden het type consument achterhalen door de keuze te observeren

bv. CD met plastic hoesje of metalen doosje, concerttickets voor betere plaatsen zijn duurder, speedy-pass bij pretpark (pas op: risico want kan consumenten verontwaardigen → minder bezoekers dus ook minder speedy-passen want minder lange rijen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Prijsdiscriminatie van de derde orde

A

producent deelt volledige markt op in verschillende deelmarkten waartussen niet kan geswitcht worden. (bv. Studenten & niet-studenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

patent

A

een afdwingbaar recht dat de overheid toekent aan een producent (of individu) om anderen te verhinderen een uitvinding of goed te gebruiken zonder toestemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly